
kalksteen en marmer in hoofdzaak uit bestaan, dat juist
wel doet. Dat deze afwisseling een gevolg is van de om-
standigheden tijdens het ontstaan van de stromatoliet is
wel zeker. Maar hoe we dit precies moeten interpreteren
blijft nog de vraag. Op Kreta kon ik observeren (Boek-
schoten & Georgiades-Dikeoulia, 1977) hoe papier-
dunne laagjes zoetwaterkalksteen (herkenbaar aan mos-
selkreeftjes) afwisselden met iets dikkere, in dolomiet
omgezette laagjes zeeafzetting (herkenbaar aan pectini-
denschelpen) in een Miocene formatie. Aldaar weerspie-
gelen de Kretenzische Sedimenten een spanne penecon-
temporaine geschiedenis. Maar het is ook denkbaar dat
de gedeeltelijke omzetting in dolomiet van de Zweedse
stromatoliet veel later heeft plaatsgevonden, doordat te
eniger tijd magnesiumrijk bodemwater circuleerde in de
meer poreuze laagjes van de stromatoliet en aldus een
omzetting te weeg bracht. En dan vertelt die dolomitisa-
tie ons iets anders dan de oudste geschiedenis van een af-
zetting. Nader onderzoek door Van der Raad zal hier-
over uitsluitsel kunnen geven.
Het is bepaald niet zo, dat iedere zeer dun gelaagde kalksteen
een door algen ontstane stromatoliet is. Voor het
zeker wetert moeten zeer dünne plakjes gesteente (slijp-
plaatjes geheten) onder de microscoop worden gein-
specteerd. Nu hadden we in Grimsudden ook een aantal
prächtige brokken vuursteen gevonden, kennelijk ver-
kiezelde stromatoliet, waarin de ’wortelnoten’ oorspron-
kelijke sedimentaire structuur zeer goed bewaard geble-
ven was. De kalkpetrografen Kenter en Reymer herken-
den in deze gepantserde partijen de ’crinkly banding’
structuur, waardoor wel zeker werd dat de kalksteen van
Grimsudden een stromatoliet is. Zouden wellicht algen-
cellen en draadjes, vergelijkbaar met de per slot van reke-
ning ongeveer even oude Grunflint van Canada bewaard
zijn gebleven? Onze hoop werd (voorlopig) niet bewaar-
heid. In plaats van organische structuren toonde het slijp-
plaatje aan dat de Grimsüdden-vuursteen rijk is aan
mooie kristalletjes van carbonaat, en dat deze ook goed
uitgegroeide ertskorrels bevat. Vermoedelijk is een en
ander deels later ontstaan, toen de doorbraak van een
nabije gang van bazaltachtig stollingsgesteente het sedimentaire
grondgebergte danig opwarmde en omzette.
Maar het is heel goed mogelijk dat Van der Raad bij
voortzetting van het onderzoek toch kiezelvormingen
aantreft uit de tijd waarin de stromatoliet zelf ontstond.
In ieder geval heeft hij gegronde aanwijzingen voor nog
meer voorkomens van stromatoliet in hetzelfde gebied.
Isotopisch-chemisch onderzoek door De Groot en
Sheppard (1988) heeft aangetoond dat evenals vele andere
kalksteenlagen, het Grimsudden-voorkomen in zee
gevormd werd.Het onderzoek gaat dus verder. Intussen
ligt het mooiste stuk in en vitrine van Teylers Museum,
als illustratie van de zo simpele aard van het alleroudste
leven in Europa.
G.J. Boekschoten
De auteur dankt degenen die hem bij het samenstellen
van deze mededeüng behulpzaam waren: J. Baker, Th.G.
van Kempen, R Lambers, J.H. Looyenga, I.S. Oen,
H.N.A. Priem, A.C. Van der Raad en L. Touret-Ben Mohammed.
Literatuur
Barghoorn, E.S. (1971). The oldest fossils. Evolution and the
fossil record, Scientific American, p. 44-56.
Boekschoten, GJ. & E. Georgiades-Dikeoulia (1977). Une dolomie
fossilifère neogène à Sission (à l’est de Heraklion, Crète).
Ann.Geol.Pays Hellén., vol. 28, p. 54-61.
Boekschoten, GJ. & A.C Van der Raad & J.A.M. Kenter &
JJ.G. Reymer (1988). Note on a mid-Proterozoic stromatolite
limestone, south of Grythyttan, Bergslagen, Sweden. Geol. &
Mijnbouw, vol. 67, p. 467-469.
Bol, J (1987). Het ontstaan van het leven. Teylers Magazijn no.
16, p. 9-15.
Bijma, J. & GJ. Boekschoten (1985). Recent bryozoan reefs and
stromatolite development in brackish inland lakes, SW Netherlands.
Senckenbergiana maritima, vol. 17, p. 163-185.
De Groot, RA. & S.M.F. Sheppard (1988). Carbonate rocks
from W. Bergslagen, Central Sweden: isotopic (C,0,H) evidence
for marine deposition and alteration by hydrothermal processes.
Geol. &Mijnbouw, vol. 67, p. 177-188.
Dill, R.F. & E.A. Shinn & A.T. Jones & K. Kelly & R.P. Steinen
(1986). Giant subtidal stromatolites forming in normal salinity
waters. Nature, vol. 324, p. 55-58.
Härme, M. & N. Perttunen (1963). Stromatolite sructures in
Precambrian dolomite in Tervola, North Finland.
BuIl.Comm.Géol.Finlande, vol. 212, p. 79-82.
Haüy, Citoyen (1801). Traité de minéralogie, tome second.
Louis, Paris.
Kempen, Th.G. van (1979). Mergelig gesteente uit het Proterozoi-
cum van Grythyttan. Intern rapport Geologisch Istituut, Univer-
siteit van Amsterdam.
Oen, I.S. & A.A. de Maesschalck & W. J. Lustenhouwer (1986).
Midproterozoic exhalative-sedimentary Mn-skamns containing
possible microbial fossils, Grythyttan, Bergslagen. Economie
Geology, vol. 81, p. 1533-1543.
Priem, H.N.A. (1987). Isotopic tales of ancient continents. Geol.
&Mijnbouw, vol. 66, p. 275-292.
Priem, H.N.A. (1988). Het Geösfeer-Biosfeer systeem. Studium
Generale ’Denken over het Ontstaan van Aarde, Leven en
Mens’, Utrecht (in press).
Timofeev, B.V. (1969). Sferomorfidy proterozoya. Geokhrono-
Iogii Dokembriya, Inst.Geologii Akad.Nauk.SSSR, p. 1-146.
Tynni, R. & O. Sarapää (1987).' Fossil bacterial forms in early
proterozoic dolomite at Kiihtelysvaara in Eastern Finland. Bull.
Geol.Soc. Finland, vol. 59, p. 81-95.
Vologdin, A.G. (1970). Organic remains from shungites of the
Precambrian of Karelia. Dokl.Akad.Nauk.SSSR, vol. 193, p.
1163-1165.
Het Breitner-schoolprojekt
Tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling over
de foto’s van G.H. Breitner ontstond het plan om een fo-
tografie- projekt voor het onderwijs te ontwikkelen. Ui-
teraard zouden de foto’s van Breitner centraal staan,
maar de viering van 150 jaar fotografie in Nederland
moest daarin ook tot uiting komen. Samen met de Stich-
ting Kreater Haarlem heeft de educatieve afdeling van
het museum een twee uur durend schoolprogramma
voor de hoogste klassen van het basisonderwijs gemaakt.
Het Breitnerprojekt bestaat uit drie delen: foto’s bekijken
en vragen beantwoorden, een diaprogramma bijwonen
en zelf foto’s maken.
Allereerst wordt met een werkboekje de tentoonstelling
bezocht. In eerste instantie is het nog onbelangrijk wie de
foto’s heeft gemaakt. Het voornaamste is dat de leerlin-
gen leren kijken: wat is er op de foto te zien: beroepen,
jaargetijden, sferen, locatie van de fotograaf, datering,
etc. Vervolgens wordt een ca. tien minuten durend diaprogramma
bekeken waarin de foto’s, waarover de vragen
werden gesteld, zo zijn gerangschikt dat zij als het
ware het leven van Breitner verteilen. Zo krijgen de leer-
lingen en passant de antwoorden op hun vragen. Het
derde programma-onderdeel bestaat uit het zelf maken
van foto’s, waarvoor het allereerste fototoestel wordt ge-
bruikt: de camera obscura.
In dit geval zijn het lichtdichte blikken met halverwege
een heel klein gaatje. Binnen in het blik is recht tegenover
deze opening een stuk fotopapier aangebracht. Het licht
dat door de kleine opening valt, wordt op de achterwand
geprojekteerd maar vanwege het kleine gaatje wordt het
beeid verkleind en omgekeerd. De lichtgevoelige laag
reageert op het licht en verkleurt. Na het ontwikkelen
Afb. 22. Blikfoto aan het Spaarne.
hebben we dan een negatieve foto. Via een contactraam
wordt op een ander fotopapiertje een positief beeid ver-
kregen dat opnieuw ontwikkeld wordt: de foto is klaar.
Een kamer in het Fundatiehuis is voor het projekt omge-
bouwd tot donkere kamer waarin de schoolklassen worden
ontvangen. Na de nodige technische informatie ver-
strekt te hebben (ook opgenomen in het werkboekje)
krijgen de leerlingen ieder een blik, waarvan het gaatje is
afgeplakt. De opdracht is om met het blik op straat een
foto te nemen, het liefst een Breitner-thema. De ingre-
dienten liggen aan het Spaarne en in de Damstraat voor
Afb. 23. Blikfoto vanuit de Damstraat.
het oprapen: de Gravestenenbrug, schepen in het water,
oude gevels, passanten op het trottoir, de Bavo, etc. De
belichtingstijden variëren natuurlijk per dag, meestal tus-
sen de 15 en 45 seconden. Men zoekt de juiste lokatie,
zet het blik neer of houdt het doodstil vast en verwijdert
de tape voor het gaatje. Na het aantal afgesproken seconden
gaat het gaatje weer dicht: de kinderen betreden vol
spanning opnieuw de donkere kamer.
In eerste instantie was het de bedoeling de foto’s stap
voor stap met de hand te ontwikkelen: ontwikkelen,
spoelen, fixeren, spoelen en drogen. Toen echter 22
Haarlemse scholen met bijna 600 leerlingen op het
Breitnerprojekt hadden ingeschreven, werd besloten
naar een andere oplossing te zoeken. De firma Ilford
Photo BV werd bereid gevonden om gedurende de tentoonstelling
een machine ter beschikking te stellen, die in
slechts in 80 seconden een foto kant en klaar ontwikkelt.
Tevens leverde het bedrijf geheel gratis al het fotopapier,
de chemicaliën en de rest van de donkere kamer-uitrus-
ting. Zo ontstond ook veel meer tijd voor het nemen van
de foto en het geven van de nodige uitleg. Veertig iden-
tieke blikken (zonder inhoud) werden ter beschikking
gesteld door Natufood in Harderwijk.
Na twee uur werken in Teylers Museum gaan de kinderen
met hun werkboekje en met een negatieve en posti