
overeen met de ouderdom van de schedel. Woodhead kan
na het vinden van de schedel de onderkaak hebben
begraven. Hij had toegang tot een grote collectie geologische
en zoologische vondsten uit Borneo.
De ‘Piltdown-mens’ in Teylers Museum
In 1914 kocht Dubois bij R. F. Damon de afgietsels die in
de vitrine liggen4. In augustus ontving hij de vier losse
schedeldelen, het rechtergedeelte van de onderkaak en de
stenen werktuigen. In december volgden de nieuwe recon-
structie van de schedel en een afdruk van de binnenkant
van de schedel. Dubois kocht naast schedelafgietsels ook
altijd hersenafdrukken voor zijn hersenonderzoek. Dubois
zelf geloofde niet in de ‘Piltdown-mens’, zoals moge
blijken uit een Stelling van J J . A. Bemsen in zijn proef-
schrift The geology o f the Teglian clay and its fossil
remains o f Rhinoceros. De Stelling luidt: Van Eoanthro-
pus dawsoni SMITH WOODWARD moeten de sche-
delfragmenten aan een mensch, de onderkaakshelft aan
een anthropoieden aap worden toegeschreven. Bemsen
promoveerde in 1927 bij Dubois.
Wim de Jong
Met dank aan dr. J. de Vos en J. C. van Veen.
Noten
1. Zie Teylers Museum Magazijn nr. 7 (lente 1985), nr. 8 (zomer
1985), nr. 11 (lente 1986) en nr. 13 (herfst 1986).
2. Zie Teylers Museum Magazijn nr. 11 (lente 1986).
3. Zie noot 2.
4. Zie ook het vitrineoverzicht in Teylers Museum Magazijn nr. 7
(lente 1985).
Gebruikte Iiteratuur
Halstead, L. B., New light on the Piltdown hoax? Nature, vol. 276,
nov. 1978.
Keith, A., The Piltdown Skull and Brain Cast. Nature, vol. 92, okL
1913.
Kuhn-Schnyder, E., Geschiedenis der gewervelde dieren. Aula,
Utrecht, 1961.
Millar, R., The Piltdown men. Victor Gollancz Ltd., 1972.
NRC Handelsblad, Vervalser van Piltdown-mens eindelijk ont-
maskerd. 14 november 1985.
Volkskrant, Sherlock Holmes een bedrieger. 6 augustus 1983.
Weiner, J. S. et al., Further contributions to the solution of the
Piltdown problem. Bulletin o f the British Museum (Natural
History) Geology, London, 1955.
Weiner, J. S., The Piltdown Forgery. Dover Publications, Inc. New
York, 1980.
Prijspenningen toegekend aan de schilder
Nicolaas Basiert
In de tweede helft van de negentiende eeuw kende de Ne-
derlandse schilderkunst een bloeiperiode. Vele kunste-
naars legden zieh, onder invloed van het succes van schildere
van de Haagse School — Willem en Jacob Maris,
Anton Mauve, PJ.C. Gabriels, J.H. Weissenbruch en
Willem Roelofs — toe op de weergave van het grijze,
meestal nevelige Nederlandse landschap. Een der meest
talentvolle kunstenaars die zieh in het laatste kwart van
de negentiende eeuw specialiseerde in de weergave van
het Nederlandse water- en heidelandschap was Nicolaas
Syvert Bastert. Hoewel Bastert sterk beïnvloed is door
het werk van zijn beroemde tijdgenoten en hij soms in
één adem genoemd wordt met Geo Poggenbeek, Eduard
Karsen, W.B. Tholen en Willem de Zwart, die tot de laatste
generatie van de Haagse School gerekend worden, ge-
tuigen Basterts tekeningen en schilderijen echter van een
sterk individualistische opvattdng van het Nederlandse
landschap.
Nicolaas Syvert Bastert werd in 1854 geboren te Maars-
seveen. Aanvankelijk werd hij voor de handel opgeleid,
maar hij besloot op negentienjarige leeftijd te gaan schilderen.
Zijn eerste lessen kreeg hij van de landschapschil-
der Marinus Heyl (1836-1931). Later bezocht hij de académies
in Amsterdam en Antwerpen. Na zijn academie-
tijd woonde en werkte hij in Amsterdam, Maarssen,
Breukelen, Den Haag en Nichtevecht. In Breukelen
werkte hij lange tijd samen met Geo Poggenbeek (1853-
1903); in dit dorp aan de Vecht woonden zij in het huisje
‘Bohême’ (1881-1882). Beide kunstenaars maakten studiereizen
naar Capri (1882) en Frankrijk, maar ook naar
de streek rond Gorkum, waar zij het kasteel Radbout
schilderden (1888). Na 1895 betrok Bastert te Nieuwer-
sluis Huize ‘Rupelmonde’, dat hij in de Eerste Wereld-
oorlog echter moest verlaten. Hij verhuisde toen naar
Loenen, waar hij tot zijn dood in 1939 woonde.
Afb. 12. Nicolaas Bastert, Gezicht op Loenen aan de Vecht, gedateerd
1882, zwart en wit krijt, 309 x 237 cm.
Bastert werkte bij voorkeur in de Vechtstreek. Het
weidse, verstilde rivierlandschap nabij Vreeland, Breukelen
en Loenen aan de Vecht (afb. 12) werd door hem
vele malen afgebeeld. Ook längs de rivieren nabij Gorin-
chem en Dordrecht en op de Veluwe schilderde en te-
kende Bastert regelmatig. Zo schilderde Bastert in 1893
in het Veluwse Vierhouten een kudde schapen bij een
schaapskooi. Het onderwerp van dit in sombere
herfstkleuren geschilderde doek, dat zieh sinds ca. 1900
in de collectie van Teylers Museum bevindt (afb. 13),
Afb. 13. Nicolaas Bastert, De schaapskooi, gesigneerd en gedateerd
1893; olieverf op doek; 62,5 x 95,5 cm.
herinnert sterk aan het werk van Anton Mauve, maar is
in de schilderwijze met de brede impressionistische toets
en het sombere, bijna monochrome kleurgebruik type-
rend voor het werk van Bastert. Niet alleen de schilder-
techniek van dit indrukwekkende doek is typerend voor
Bastert, maar ook het het landschappelijke thema: met
uitzondering van een aantal stillevens, heeft deze kunste-
naar uitsluitend landschappen en riviergezichten weer-
gegeven. In deze breed opgezette landschappen is de horizon
meestal laag in het beeldvlak geplaatst waardoor de
imposante wolkenmassa’s de uitgestrekte wijdsheid van
het Nederlandse landschap benadrukken en een sfeer
van verstüling oproepen.
Het werk van Nicolaas Bastert werd door zijn tijdgenoten
kennelijk gewaardeerd. Bij zijn nakomelingen zijn 10
prijspenningen bewaard gebleven, die aan hem werden
toegekend voor inzendingen naar tentoonstellingen in
binnen- en buitenland. Vier daarvan zijn van goud, vijf
van brons en een van verzilverd brons. De gouden pen-
ningen werden beschikbaar gesteld door respectievelijk
Koningin-Regentes Emma, Koningin Wilhelmina, de
Gemeente Amsterdam en de Organisatoren van een
kunsttentoonstelling in München. Een van de bronzen
penningen kreeg hij op een tentoonstelling van kunst-
werken te Arnhem, de verzüverde bronzen penning op
een internationale kunsttentoonstelling te Brussel. Tus-
sen 1889en 1904 nam Bastert deel aan de vier grote we-
reldtentoonstellingen die in die periode werden gehou-
den in achtereenvolgens Parijs, Chicago, opnieuw Parijs
en St. Louis. Op al die tentoonstellingen kreeg hij een
bronzen prijspenning, maar dat betekent niet, dat zijn
werk als middelmatig beoordeeld werd. Wegens de hoge
kosten werden namelijk alleen bronzen penningen uitge-
reikt, niet alleen aan inzenders van kunstwerken, maar
ook van bijvoorbeeld industriële produkten en appara-
ten, levensmiddelen, planten, etc., samen duizenden prij-
zen. De bekroonden kregen echter wel een diploma
waarop vermeld stond, of zij respectievelijk een grote
prijs, een gouden, zilveren of bronzen penning, of eer-
volle vermelding hadden gewonnen. De diploma’s van
Bastert zijn niet bij de penningen gebleven, zodat wij in
drie gevallen niet weten, of hij eventueel meer dan brons
verwierf. Alleen op de bronzen penning van de tentoonstelling
in St. Louis in 1904 Staat op de keerzijde dat een
zilveren penning aan hem was toegekend. Na 1904 zijn
bijna 30 jaar lang geen wereldtentoonstellingen meer ge-
houden, hetgeen verklaart dat Bastert verder geen prijs-
penningen van dergelijke tentoonstellingen bezat.
Hieronder volgt een lijst van de 10 prijspenningen, met
een körte omschrijving, in chronologische volgorde:
1889
Prijspenning van de Exposition Universelle te Parijs,
door Louis-Alexandre Bottée (afb. 17).
Brons, 63 mm, met de naam BASTERT door middel van
een apart strookje in de Stempel aangebracht.
Augustin p. 117-124 en p. 362, nr. 326.
Afb. 17. Louis-Alexandre Bottée, Prijspenning van de Exposition Universelle
te Parijs, 1889.
Tussen 1891 en 1898
Prijspenning van Koningin-Regentes Emma, bij een on-
bekende gelegenheid toegekend, voorzijde door Bart
van Hove en Johan Philip Matthias Menger, keerzijde
door Willem Jacobus Schammer (Stempels vervaardigd
in 1891 in ’s Rijks Munt).
Goud, 45 mm, zonder vermelding van de naam van de
schilder of de datum.
Zwierzina IH, nr. 976.
1892
Prijspenning van de Gemeente Amsterdam voor presta-
ties op het gebied van de schilderkunst en de muziek,
door Johan Philip Menger (afb. 14).
Goud, 50 mm, met gegraveerde inscriptie op de keerzijde:
AMSTERDAM aan N. BASTERT, 1892.
Zwierzina I, nr. 432