
land. Zieh afzijdighouden was zijn aard niet en hij koos
partij voor Jefferson tegen president John Adams, waar-
door hij weer snel het te treffen doelwit van de publieke
opinie werd. In 1800 werd zijn vriend Jefferson tot president
gekozen en voor het eerst in zijn leven voelde Priestley
zieh echt gelukkig en rüstig. Lang te gaan had hij niet
meer: 6 februari 1804 stierf hij in Northumberland,
Pennsylvania, waar een museum voor hem is ingericht.
Afb. 18. De draagbare elektriseermachines van Naime en Read,
1776. Uit: Priestley, History and Present State o f Electricity, vol. 1,1767,
p. IV.
Keren we terug tot Van Marums Voor-rede waarin hij het
heeft over een menigte andere waamemingen van Priestley
‘in het Engelsch geschreven, een taal die hier te lande
door weinigen geleezen wordt.’ Ongelijk heeft hij zeker
niet: Van Jospeh Priestley is tot op heden slechts zijn
Theological and Miscellaneous Works uitgegeven, 26
Vols (!) (Londen, 1817-1837). Aan een complete uitgave
heeft niemand zieh gewaagd. Priestley is zeker ook degene,
zoals Petrus Camper zijn geestelijk vader was voor
het natuurhistorische werk. Op de grote Van Marum-
tentoonstelling, die onlangs in de Vleeshal werk gehou-
den, hebben de oplettende bezoekers de stoffelijke aan-
wezigheid van Joseph Priestley waargenomen in twee
boeken, een aantal archivalia en een portret.
A. Wiechmann
Tweehonderd jaar vrijmetselarij in Haarlem:
V I C I T V IM V I R T U S
Op 12 mei 1788 werd aan de Haarlemse vrijmetselaars-
loge ‘Vicit Vim Virtus’ door de Nationale Grootloge de
‘wettige constitutie’ verleend. Daarmee was de oprich-
ting van de Haarlemse Loge een feit dat nu, tweehonderd
jaar later, gevierd wordt met onder andere een tentoon-
stelling in Teylers Museum.
Met zijn tweehonderdjarig bestaan is ‘Vicit Vim Virtus’
een der oudste verenigingen in de wijde omtrek van
Haarlem. De Loge heeft sinds 1788 een grote bloei door-
gemaakt en is, met een gedwongen onderbreking gedu-
rende de oorlogsjaren 1940-1945, steeds actief geweest,
niet alleen binnen de eigen Loge maar ook daarbuiten,
op maatschappelijk gebied. Toch zullen veel Haarlem-
mers niet of nauwelijks iets van het bestaan van deze
bloeiende Loge gemerkt hebben, hoewel, gezien het
grote aantal vrijmetselaren in de regio, vrijwel iedereen
wel eens met een vrijmetselaar contact zal hebben gehad,
zonder dat hij of zij zieh dat bewust was.
De vrijmetselarij is voor buitenstaanders vaak omgeven
door een waas van geheimzinnigheid. De vrijmetselarij
heeft daar in zekere zin zelf schuld aan. Eeuwenlang hebben
de leden hun lidmaatschap ‘niet aan de grote klok gehangen’;
men werkte in stilte en liet zieh ‘bij goede
werken’ daar niet op voorstaan. De gedachte aan geheimzinnigheid
is onterecht. De doelstellingen van de vrijmetselarij
zijn sinds haar bestaan onveranderd en zij houden
geen enkel geheim in. Vrijmetselarij is de uit innerlijke
drang geboren geestesrichting, die zieh openbaart in een
voortdurend streven naar ontwikkeling van al die eigen-
schappen, die de mens en de mensheid kunnen opvoeren
naar hoger geestelijk en zedelijk peil. Zij erkent als
grondslag: ‘De hoge waarde van de menselijke persoon-
lijkheid; ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waar-
heid; ieders verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten;
de gelijkheid in wezen van alle mensen; de algemene
broederschap der mensen; ieders plicht om met toewij-
ding te arbeiden aan het welzijn der gemeenschap.’
Door middel van de tentoonstelling wordt de aandacht
gevestigd op de Loge ‘Vicit Vim Virtus’ en haar plaats in
het culturele leven van Haarlem gedurende twee hon-
derdjaar.
Binnen de gelederen van ‘Vicit Vim Virtus’ komt men in
de afgelopen twee eeuwen namen tegen van personen,
die ook op andere terreinen, zowel cultureel als maatschappelijk,
in Haarlem en omgeving een bekende klank
hadden, zoals Van Sypesteyn, Druyvesteyn, Van Styrum,
Bamaart, Van Lanschot, Hubrechts, Teding van Berk-
hout, Lieftinck, en vele andere.
In de tijd dat financiele noden nog niet door sociale wetten
of anderszins door de overheid werden gelenigd,
heeft ‘Vicit Vim Virtus’ veel aan liefdadigheid gedaan. Zo
werden bijvoorbeeld gelden beschikbaar gesteld voor
slachtoffers van het springen van een kruitschip in Leiden
op 12 januari 1807; voor de slachtoffers van over-
stromingen, onder andere in 1808,1820,1825,1834 en
1861; voor behoeftige gezinnen bij strenge winters; voor
de armenkas; voor de opvoeding van verwaarloosde kin-
deren; voor de oprichting van een blindeninstituut. Er
werden in het verleden vaak flinke bedragen voor chari-
tatieve doelen beschikbaar gesteld; de Loge was hiertoe
in Staat onder andere door extra collectes en legaten van
overleden Broeders.
Hoewel de Loge zieh principieel niet met de politiek en
de kerk bemoeide, schroomde men niet zieh duidelijk uit
te spreken, bijvoorbeeld ten aanzien van de zogenaamde
‘sociale kwesties’ in de laatste decennia van de vorige
eeuw. In maart 18851ietde Voorzittend Meester van ‘Vicit
Vim Virtus’ zieh kritisch uit over de jongste overwin-
ning van de ‘anti-liberalen’. Naar zijn mening hadden de
Afb. 19. Het logement ‘De oude gouden Leeuw’, Zijlstraat 87. Inzet:
het zegel van ‘Vicit Vim Virtus’.
Afb. 20. Inrichting van de Tempel van h et gebouw Ripperdastraat 13.
ontwikkelden, de leiders, zieh te weinig bemoeid met de
kleine man en vooral met de bewoners van het platteland
(citaat uit het gedenkboek 1788-1935). Ook werd er ge-
pleit voor uitbreiding van het Kiesrecht en voor de vrij-
heid van onderwijs. In februari 1890 hield de Voorzittend
Meester een krachtig pleidooi voor de opvoeding en
het onderwijs van de vrouw.
De vraag, of men met discussies over ‘sociale kwesties’
zieh niet teveel op het politieke vlak begaf, kwam regel-
matig aan de orde. Af en toe bleek het nodig de ‘Grond-
wet’ van de vrijmetselarij wat strakker te hanteren om
conflictsituaties te vermijden.
Het eerste gebouw waar de Haarlemse Loge-leden in
1788 bijeenkwamen, was het logement ‘De oude gouden
Leeuw’ aan de Zijlstraat (afb. 19). Vanaf 1805 tot 1866
werden de bijeenkomsten gehouden in de Concertzaal
aan de Kruisstraat 8-10, het latere Hotel Fünckler. In de
jaren 1867-1875 werd er vergaderd in een pand aan de
Jansweg, tot in 18 76 het gebouw in de Ripperdastraat be-
trokken kon worden, waar de bijeenkomsten sindsdien
worden gehouden (afb. 20).
De tweehondeijarige geschiedenis van ‘Vicit Vim Virtus’
wordt belicht in een spedale uitgave van het vrijmetse-
laarstijdschrift THOTH. Deze uitgave is tijdens de tentoonstelling
in het museum verkrijgbaar.
Elbert van Zoeren