
van de aardigste portretten is een falsificatie uit de 18de
eeuw: Comelis van den Berg maakte een kleine houts-
nede naar het portret bij Scriverius; de afdrukken gaf hij
een oud voorkomen met roet en vuil en hij deelde er en-
kele uit. Hij vertelde al snel dat het een grap was, maar
enkele van deze “bedriegertjes” zijn lange tijd voor echt
gehouden.
Het portret — en daarmee de mogelijkheid om hem voor
te stellen als een levend persoon — heeft sterk tot de my-
thevorming bijgedragen.
Het monument in 1823
Op 10 en 11 juli 1823 werd in Haarlem herdacht dat al-
daar vierhonderd jaar geleden door Laurens Janszoon
Coster de boekdrukkunst was uitgevonden: het eerste
nationale Costerfeest (afb. 10). Volgens Jacobus Koning
Afb. 10. Hulde aan Laurens Jans Koster. Gravure versehenen bij de vie-
ring van het vierde eeuwfeest in 1823.
in 1816 was Coster omstreeks 1420 begonnen met experimenten,
en omdat in 1426 bij het beleg van Haarlem
door Jacoba van Beyeren de Haarlemmerhout was om-
gekapt, werd bij wijze van compromis het jaartal van de
uitvinding vastgesteld op 1423. Er waren bij het officiële
gedeelte in de Grote Kerk toespraken, zangstukken en
gelegenheidsmuziek. Daama werd in de Haarlemmerhout
op de plaats van de uitvinding een monument ont-
huld. Het is een abstract monument met zinnebeeidige
voorstellingen, zoals de gevleugelde A, verbeeldende de
uitvinding die de wereld door gaat. Vooral deze gevleugelde
A zal op de dag zelf en later nog vaak als symbool
terugkeren. Er werden gedenkpenningen geslagen en op
de Grote Markt stond een drukpers waarop liedjes werden
gedrukt. Natuurlijk was er ook een volksfeest met
onder andere wedstrijden in mastklimmen en ringsteken.
De stad was versierd en ’s avonds verlieht. Veel burgers
hadden chassinetten, een soort voorzetramen, met zin-
nebeeldige voorstellingen over de zegeningen van de
drukkunst of portretten van Coster tegen hun ramen
aangebracht: ’s avonds brandden zij daarachter een licht
waardoor de stad een feeèriek aanzien kreeg. Het feest
werd afgesloten met een gigantisch vuurwerk.
In de Doopsgezinde kerk was een typografische tentoon-
stelling ingericht met een groot aantal costeriana. Ook
hing daar een schilderij van de Haarlemse schilder Jan
Adam Kruseman: Coster stempelt in zijn werkkamer zijn
eerste ‘druk’. Na de tentoonstelling werd het als hulde-
bhjk door de Haarlemse burgers geschonken aan de stad.
Samen met een ander schilderij van Kruseman uit de-
zelfde tijd, dat Coster voorstelt als hij in een bos zijn eerste
letter, de A, afdrukt, werd het bewaard in het Frans
Halsmuseum. De beide schilderijen zijn onlangs op ini-
tiatief en op kosten van de VNU gerestaureerd en zijn
sindsdien aan de VNU uitgeleend in afwachting van een
nieuwe bestemming.
Wij moeten dit feest en het volgende van 1856 zien in het
geheel van grote nationale feesten in de negentiende
eeuw, zoals ook de herdenkingsfeesten voor de onafhan-
kelijkheid in 1863 en 1865, Vondelfeesten en feesten
rond koninklijke gebeurtenissen. Altijd is er een officieel
gedeelte met een of ander plechtig moment en vervol-
gens optochten en allerlei volksvermaak, terwijl het feest
werd afgesloten door vuurwerk. Bij een vergelijking van
het Costerfeest van 1823 met dat van 1856 vallen enkele
verschillen in het oog: het feest van 1856 is grootser,
pompeuzer, er zijn meer mensen, er is meer vertier, maar
het feest van 1823 maakt een fijnzinniger indruk: in de
symboüek, in fraaie kunstzinnige uitingen zoals de bo-
vengenoemde schilderijen, maar ook in de penningen, in
gravures zoals twee prächtige grote gravures, de een van
Coster in de Hout, naar een tekening van A.G. van
Schoone, de ander een allegorische prent naar een tekening
van H.P. Oosterhuis, en in verschilfende andere op-
zichten.
Costers eer verdedigd en
het bronzen standbeeid van 1856
Ondertussen kreeg Gutenberg een standbeeid in Mainz
in 1837 en in Straatsburg in 1840, gepaard gaande met
grote feesten. Costers eer moest verdedigd worden. Dit
gebeurde onder meer door de bibliothecaris van de
Stadsbibliotheek Abraham de Vries in enkele fraai uitge-
geven boeken. Maar belangrijker was een standbeeid. In
1847 riep J. Noordziek de gehele natie op om Costers
eer te handhaven met een bronzen standbeeid dat aan de
stad Haarlem geschonken zou moeten worden. Er volgden
inzamelingen, opdrachten, ontwerpen en eindelijk in
1856 was het zover: het kolossale beeid van Coster, ver-
vaardigd door Louis Royer, op de Grote Markt in Haarlem
wordt onthuld (afb. ll).Driedagenduurdendefees-
Afb. 11. De Grote Markt na de onthulling van het bronzen standbeeid in
1856.
ten. Er was een officieel gedeelte met een optocht naar
het monument in de Hout op de plaats van de uitvinding,
en daama de onthulling van het standbeeid op de Grote
Markt met toespraken, triomfmarsen, koren en kanonschoten.
’s Middags was er een grote optocht van typo-
grafen door de stad, met een werkende drukpers van En-
schedé op een kar, waarop liedjes werden gedrukt. Aan
het einde van de middag begon een groot volksfeest in de
Hout. Er waren allerlei versieringen in de stad, maar de
grootste en mooiste was een gigantische wereldbol met
daarboven de Haarlemse zon, door wie het licht opging
over de wereld. Het standbeeid was te koop in de vorm
van allerlei replica’s en afgebeeld op grote en kleine pren-
ten. Een van de hoogtepunten was een grootse typografische
tentoonstelling in de Stadsschool.
Toch Gutenberg
Maar uiteindelijk heeft Gutenberg gewonnen. De tentoonstelling
eindigt met enig materiaal van de herden-
king van zijn SOOste geboortedag in Mainz in 1900: een
enorm feest met optochten, concerten, een tentoonstelling
en allerlei bijeenkomsten en vertier. E r waren prent-
briefkaarten met Gutenberg te koop, draagspelden en
munten, en Gutenberg-sigaretten.
Weer Coster?
In 1923 leverde het Nederlandse Costerheimwee een
mooie typografische tentoonstelling in Haarlem op; laten
we hopen dat dit een vast punt in een nieuwe Coster-
traditie zal worden.
Op het ogenblik lijkt Coster een symbool geworden, al-
lereerst van de Haarlemse en vervolgens van de Nederlandse
boekdrukkunst. Haarlem is altijd voor haar be-
roemde stadgenoot opgekomen en zo zal zij ongetwijfeld
ook voor het grafisch bedrijf in Haarlem büjven opko-
men. Een aantal malen in de geschiedenis is geprobeerd
om in Haarlem een nationaal Coster-Museum op te richten.
Nu fegt Haarlem het accent op de grafische continui-
teit in het Nederlands Foto- & Grafisch Centrum.
Clemens de Wolf
Verantwoording
Voor de verantwoording verwijs ik naar het bovenge-
noemde, bij de tentoonstelling versehenen boek Laurern
Janszoon Coster was zijn naam (Haarlem, Joh. En-
schedé en Zn.). Het eerste deel van de tentoonstelling
is samengesteld door Dr. L. Hellinga-Querido, deputy
keeper aan The British Library in Londen; het tweede
gedeelte door schrijver dezes. Het initiatief is genomen
door Prof. Dr. E. Braches. Voor het tweede gedeelte is
met opzet een ruime selectie gemaakt uit een over-
vloed aan materiaal. Toch zijn er nog meer kanten aan
Coster: Coster in de feer- en leesboekjes voor de jeugd,
Coster als Haarlems burger in het archief, Coster als
symbool van en inspiratie voor drukkers(-) en boek-
verkopers (-verenigingen), enz.; bewust is daarom dit
onderdeel tot de meest opvallende aspecten beperkt.
Coster vormt een veelzijdig verzamelgebied, zoals
goed te zien is aan de Coster-collectie van antiquariaat
Bubb Kuyper in Haarlem.
Ik benut deze gelegenheid om de bruikleengevers te
bedanken voor hun bereidheid om soms grote aantal-
len of soms heel kostbare stukken voor de tentoonstelling
uit te lenen. Van hen wil ik in het bijzonder danken,
vanwege de zo ruimschoots ondervonden hulp en me-
dewerking, het Museum Enschedé, Haarlem, in de
persoon van mevrouw I. Marseille, de Stadsbibliotheek
Haarlem, in de persoon van de heer H. Duyzer,
het Gemeente Archief Haarlem (Stedelijke Atlas) in
de persoon van de heer F. Tames, de Bibliotheek van
de Vereeniging ter bevordering van de belangen des
boekhandels, Amsterdam, in de persoon van mevrouw
M. Keyser, en mijn collega’s G. van Thienen, conservator
van de incunabelen, T. Vermeulen, afdeling Oude
Drukken, en P. Goddijn, afdeling Restauratie.
Het denken over fossielen in het verleden
Er verschijnen regelmatig artikelen over fossiele levens-
vormen in Teylers Museum Magazijn. Om die reden zullen
we nu eens aandacht besteden aan de geschiedenis
van de paleontologie. Een geschiedenis die binnen het
bestek van dit artikel niet meer dan een summier over-
zicht kan zijn.
Het woord fossiel komt van het Latijnse fodere dat gra-
ven betekent. Heel lang waren fossielen die voorwerpen
die werden opgegraven. Er werd geen onderscheid gemaakt
tussen mineralen, stenen, beenderen of kunst-
voorwerpen. Tegenwoordig wordt het gebruikt in de be-
tekenis van resten van organisch leven. Het kunnen de
gemineraliseerde harde delen van dieren zijn, maar ook
indrukken van weke delen, of pootafdrukken.