
de uitvinding zijn er in de gedrukte boeken een aantal
mededelingen over de uitvinding en de verspreiding van
deze prächtige kunst te vinden, en enkele malen worden
daarbij verschillende namen genoemd. Kortom, de eer-
ste overlevering over de uitvinding is niet eenduidig,
soms ronduit verwarrend, maar in hoge mate intrigerend.
De Keulse Kroniek
Een van die vroege berichten is afkomstig van de Keulse
drukker Ulrich Zell, in 1499, in Die Cronica vander billiger
Stat van Coellen. Daarin vertelt Zell, die afkomstig is
uit Mainz, dat de boekdrukkunst is uitgevonden door Johann
Gutenberg in Mainz in 1440, maar dat er een ‘vur-
byldung’ is geweest in de vorm van Donaten, gedrukt in
Holland. Dit laatste is de oudste aanwijzing voor iets in
verband met de uitvinding van de boekdrukkunst in Holland
en heeft in de Costertraditie een grote rol gespeeld.
Nog steeds weten wij niet wat Zell hiermee bedoeld
heeft.
De boekdrukkunst is uitgevonden in Haarlem
Ruim zestig jaar later is er voor het eerst sprake van een
overlevering dat de boekdrukkunst is uitgevonden in
Haarlem. Rond 1560 hebben twee vooraanstaande
Haarlemse burgers, Dirck Volckertszoon Coomhert en
Jan van Zuren de uitvoering op zieh genomen van een
ambitieus plan: de vestiging van een humanistische druk-
kerij in Haarlem, dat dan al tientallen jaren lang geen
drukkerij meer heeft. In 1561 verschijnt het eerste boek,
een vertaling van Cicero’s De Officiis door Coomhert.
Het boek is opgedragen aan het stadsbestuur van Haarlem
dat aan deze grootse ondememing een forse rente-
loze lening had gegeven en ook op andere manieren
steun had verleend. Coomhert begint zijn opdracht met
te vermelden dat hem veelvuldig te goeder trouw is ge-
zegd dat de boekdrukkunst in Haarlem is uitgevonden,
en wel ‘in een seer ruyde maniere’, en door een trouwe-
loze knecht is gestolen en naar Mainz is gebracht en daar
is verbeterd. Deze uitvinding strekt de stad Haarlem tot
grote eer. Coomherts woorden zijn opmerkelijk door de
stelligheid waarmee ze worden uitgesproken (afb. 4).
Door Laurens Jansz. Coster
Blijkbaar had dit verhaal in Haarlem door welke oorzaak
ook een grote mate van betrouwbaarheid, want enkele
jaren later werd het opnieuw opgeschreven, nu door de
officièle geschiedschrijver van de Staten van Holland.
Als zodanig was Hadrianus Junius, een Haarlems arts en
rector van de Latijnse school, in 1566 aangesteld. Hij had
als opdracht de beschrijving van de geschiedenis en
vooral de rechten en privileges van Holland en de Hol-
landse steden. Bij zijn beschrijving van Haarlem ver-
meldt hij voor het eerst de Volledige’ legende. Bij hem
vinden wij: de naam Laurens Janszoon, met de bij- of
achtemaam Coster, de wandeling in het bos en de letters
uit de beukeschors voor zijn kleinkinderen, het dmkken
in hout en in metaal, het eerste door hem gedrukte boek
in hout gesneden, de diefstal door Johannes, waarschijn-
D e n B u r g h e r m e e f t e r e n ,
Schepenen en Rade der ftede van lia e r -
lem,w en fch tD .V . C o o rn h e rt,a lsz ijn e
eenvaerdighe endeghebiedende
Heeren, falicheyt aen fiele
end e a en liju e .
Y k menkbmael m goedet
troulven gheßeydtEerfame,
Tvijje e n Voorßcbtige Meeren
¿at de nutte conße y d Boec-
printen alder eerfi albier binnen
Haerlem gheuonden tsjioe Tvel nochtans
tn een feer ruyde manure, joot lichter y a li
het geuonden te beteren dan nieu te yindeni
Tvelcke conße namaels yan een onghctrouTve
knecht gheyoert gijnde tot ’Mens aljooßeeri
aldaer y erbeten i-s,en daer door ooc diefladt
cuermidts bet cerße yerfpreyden, injttlcken
name yand eerße yindinge dier conjlen ghe-
bracht heeßt, dat onßemedelurgberenßo lu t-
telgheloofs hebbcn TvanneerJy dele eere den
rechten y'tnder toe Jcrijuen, als dit Tvel door
omvederfprekehjeke kenniße alhieryanye-
iengheloojt en onder de gbemeene ende bur-
gherije ontTfijfelijckengheTvetcn Tverdt. Ooc
* 3 #ȣ
Afb. 4. De eerste keer dat Haarlem als plaats van de uitvinding wordt genoemd:
door Coomhert in de opdracht van zijn boek Officia Ciceronis aan
het stadsbestuur van Haarlem in 1561.
lijk met de bij- of achtemaam Faust en diens vlucht naar
Mainz, jaartallen “circa 1440” en 1441, en een aantal andere
concrete aanwijzingen. Junius schreef dit op in
1569, maar zijn boek Batavia werd uiteindelijk pas in
1588 gepubliceerd (afb. 5). Daarmee was de Costerle-
gende definitief gegrondvest: eeuwenlang is geprobeerd
om dit verhaal, dat immers berust op mondelinge overle-
vering, bewijskracht te geven door vast te stellen wie hij
precies is geweest en welke boeken hij heeft gedrukt en
wanneer.
Dit is nu bewezen
Precies veertig jaar later wordt het verhaal van Junius ge-
plaatst in een ruimer kader. In 1628 publiceert Petms
Scriverius zijn Laure-crans voor Laurens Coster. Hierin
zet hij de bronnen over de uitvinding op een rij en be-
spreekt en becommentarieert een groot aantal 15de-
eeuwse boeken. Hij kende vroege dmkken uit Duitsland,
Italie en Frankrijk en vermeldt een opvallend groot aantal
Noord- en Zuid-Nederlandse dmkken. Tenslotte be-
steedt hij aandacht aan enkele blokboeken en aan het
Speculum humanae salvationis, dat Junius als eerste
boek van Coster had genoemd. Hiervan kende hij twee
exemplaren, niet in hun geheel gedrukt van houtblokken,
zoals Junius beweerde, maar met de tekst in losse metanyr,
nJU u L g lyiAnhumuis aIm ehendrnnJetr/P,
p c h i h „ », rß-t as
nut ß u e h ^¿dHU Amah g,mdJ,
yhmui ,iUtejhf p.,u+Urt •
ftnffw ieneßue , nafur niuriuf nd^ffu r Jfudu,
ÙWrr pwij'nM-' Lßnhur ehinhepid), mium KJh -.
menium «mih lecurn beleih, tnerhmn. Auh
huredpf Jeßeres uh cgne/iene' aMingy, ne^ grnhiaen
* + I’enrf.dum inde ■)«.' ^u,c^M U huiuf
feu, id hhutn JejnUhs m nnilus JieU h 's erg imßndi.
ijitu r jud Acapi À J e n itu s eh AMhbrnhAh m -
luens , eh reiyul. AdnunifrAhiene chons, eh/jut a y*A'
iertinf Juif i/m A/ceJiße'grAtujSime ftjhhvme cm '
Jtruucruu/-, juerum Midhmhif iuirC vendus hedcre
ded*Àh ad Ja cienJuinJide/n. J-L nvi/M uih An/h Annes
chn/um duedefriginfn HurlenU in tedibuf fuhf jytoi?-
d id if ( Vh dec umin/v cßi JeteJh JnbeicA cyce m kune
Vßui diàn Jtrßnh in/egruj ßre inumnen/iauf et rûji/'-
n eJ a Ia /J g eg n lif, L A V F S ftT 'tV S leunnes cepiemàt ;
/vßdihtuf, Cußvs 'u/ i .jued hune epimum eh henert'.
picum rnunuf Jenuiét ce nemine ClArAjußuLin/-)Is ,
iyjij^ui nunc Und/m inuenha' nr/is /vJegrAphict’
recidiuAen iujhs Vtndicjf neJusm/nTn/is reec’h'hj '■
ffl
mm
m m
minstens enkele, gedmkt zijn vóór 1440: daarmee zou
dan bewezen zijn dat Coster eerder gedmkt had dan Gutenberg
en dus de legende op waarheid berustte. Het gaat
om twee soorten boeken: blokboeken, d.w.z. boeken
waarvan de tekst en de illustraties in hout zijn gesneden
en die vanaf dat houtblok zijn gedmkt, en de prototypo-
grafie, d.w.z. boeken waarvan de tekst is gezet met losse
metalen letters en die vanaf dat zetsel (eventueel met illustraties
in houtsnede) zijn afgedrakt. Een van de meest
spectaculaire blokboeken is de Biblia pauperum, de zgn.
Armenbijbel, met illustraties uit het Oude en — de “over-
eenkomstige” — uit het Nieuwe Testament (afb. 6). Min-
Afb. 5. D e eerste vermelding van Laurens Jansz. Coster als uitvinder van
de boekdrukkunst. Handschrift van de Batavia van Hadrianus Junius, ge-
schreven in 1569. In 1588 verscheen het in druk en werd de legende alge-
meen bekend.
KM
len letters. Hij hield ze vanwege het primitieve karakter
en op basis van Junius’ opmerking, ontwijfelbaar voor
boeken van Coster, gedmkt in Haarlem omstreeks of
voor 1440. Aan zijn werk voegde Scriverius het eerste
portret van Coster toe en een afbeelding van zijn drukke-
rij. Daarmee was in zijn ogen geen vervalsing gepleegd:
hij stuurde slechts de overlevering die hij nu immers bewezen
had, in een concrete richting. De Costerlegende
had een wetenschappelijk kader gekregen: de Coster-
Gutenberg-oorlog kon beginnen. Hij zou bijna drie eeu-
wen woeden.
Boeken door Coster gedrukt: de costeriana
In het laatste gedeelte van dit onderdeel van de tentoon-
stelling wordt uitvoerig plaats ingemimd voor de costeriana.
Er is geen enkel boek overgeleverd waar de naam
van Coster in voorkomt. De costeriana zijn dan ook een
aantal boeken waarvan men in de loop van de eeuwen-
lange Costertraditie heeft aangenomen dat ze door Coster
zijn gedmkt. Het gaat om enkele specifieke boeken
die verschenen zijn in de 15de eeuw, zonder jaar of plaats
van uitgave en zonder naam van drukker. Ze zien er erg
primitief uit en er is veel onderzoek aan besteed om te be-
wijzen of in elk geval aannemelijk te maken dat ze alle, of
Afb. 6. De Biblia pauperum, de zgn. Armenbijbel. Blokboek uit ca. 1465.
Een van de boeken die eeuwenlang zijn toegeschreven aan Coster. Tekst
en afbeeldingen zijn-in een houtblok gesneden en daarvan afgedrukt. Het
boek geeft afbeeldingen uit het Oude en Nieuwe Testament.
der bekend, maar minstens zo intrigerend zijn bij de pro-
totypografie de Nederlandse en Latijnse Spieghel onser
behoudenisse (Speculum humanae salvationis), moralis-
tische teksten met illustraties uit de bijbelse geschiedenis
(afb. 7). Tegenwoordig weten we dat er bij de blokboeken
geen verband met “de uitvinding van de boekdrukkunst”
bestaat. De essentie van de boekdrukkunst is nu eenmaal
de techniek om tekst te maken met losse metalen letters,
die daama steeds opnieuw gebmikt kunnen worden. Bij
de blokboeken bestaat de tekst uit een houtblok en deze
techniek is dus fundamenteel anders en bovendien ouder
dan de boekdrukkunst, nl. uit het begin van de 15de
eeuw. Coster kan, chronologisch gezien, nauwelijks de
uitvinder zijn van de houtsneekunst, en al was hij dat, dan
was hij nog niet de uitvinder van de boekdrukkunst.
Bij de eerste boeken die met losse metalen letters zijn gedmkt,
de prototypografie, weten wij nu op grond van on