
Afb. 17. Willem de Famars Testas, Egyptische palfrenier ofvoor-
loper; penseel in waterverf; invnr. DD 26.
Testas in Arnhem, waar hij in 1896 overleed.
In de période na het verlaten van de académie en voor zijn
huwelijk, maakte hij twee reizen naar de Orient, te weten:
die landen rond de Middellandse Zee die destijds onder
het gezag van de islam stonden. Tijdens zijn eerste reis,
die van 1858 tot 1860 duurde, bezocht hij uitsluitend
Egypte.4 In 1868 reisde hij in gezelschap van de in zijn tijd
toonaangevende Franse orientalist Gérôme.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw nam de belang-
stelling voor de Oriënt en met name voor Egypte sterk toe.
Dit hing samen met de verovering van Egypte door
Napoleon in 1798. Napoleon combineerde zijn militaire
activiteiten met een eerste aanzet tot onderzoek naar de
antieke monumenten van Egypte. In zijn gevolg bevond
zieh een groep wetenschappers en kunstenaars onder
leiding van baron Dominique Vivant Denon. Zij beschre-
ven en tekenden alle in die tijd nog in Egypte aanwezige
antieke overblijfselen van architectuur en beeidende
kunst. Hun onderzoek vond zijn neerslag in Description
de l’Egypte (1809-1828). In navolging hiervan werden
steeds vaker topografische kunstenaars toegevoegd aan
militaire expedities. A1 snel werd het voor kunstenaars
economisch haalbaar zelfstandig te reizen. De onkosten
werden achteraf gedekt uit de verkoop van schilderijen en
geïllustreerde boekwerken. Dit was voomamelijk een
Engelse en Franse ontwikkeling. Met name Parijs werd
het centrum van het orientalisme.
Ook in Nederland raakte het orientalisme in de mode.
Toch bleef Testas lange tijd één van de weinige Neder-
landse kunstenaars die zelf de Oriënt bereisde en in beeid
bracht. Pas rond 1880 werd dit voorbeeld door anderen,
onder wie Marius Bauer, gevolgd.
Van 1861 tot 1893 verkocht Testas een twintigtal olie-
verfschilderijen met oosterse onderwerpen op de Ten-
toonstellingen van Levende Meesters, die verspreid over
het land regelmatig plaatsvonden. Daamaast exposeerde
en verkocht hij schilderijen en bladen als werkend lid op de
jaarlijkse tentoonstellingen van het genootschap Kunst-
liefde te Utrecht. In 1875 werd hij daar benoemd tot
honorair lid, een eer die niet zovelen te beurt viel. Testas
was werkzaam als vrij kunstenaar en illustrator. Zo
vervaardigde hij gedurende zijn eerste Oriënt-reis, in
opdracht van Prisse d’Avennes, illustraties voor diens
Histoire de VArt Egyptien (1878-1879) (afb. 18) en l’Art
Arabe ( 1877). Hij maakte eveneens zesentwintig verluch-
tingen voor de Roman de la Momie van Théophile Gautier
(1858). Voor zover bekend, is dit boek nooit met de
tekeningen van Testas gepubliceerd.
De kunstenaar werd niet alleen door de Oriënt geïnspi-
reerd. Rond 1890 illustreerde hij bijvoorbeeld, samen met
Charles Rochussen en David Bles, de prächtige uitgave
van de Romantische Werken van Jacob van Lennep en hij
werkte als beeidend kunstenaar mee aan het herdenkingsblad
voor de Krakatau-ramp: Nederlandsch Insulinde
(1883).
Afb. 18. Levié, Groupe Iconique de Tei et de sa femme, lithografie
naar Willem de Famars Testas in l’Histoire de VArt Egyptien (1878-
1879) deel II door Prisse d’Avennes.
Van het tamelijk aanzienlijke oeuvre dat via contemporaine
bronnen is te traceren, is nog slechts een klein
gedeelte te zien in de collecties van musea en openbare
instellingen.5 Van de olieverfschilderijen is er slechts één
in een openbare verzameling aanwezig.6 De vijf tekeningen
die Teyler in de vorige eeuw verwierf, werden van
1865 tot in het begin van deze eeuw herhaaldelijk
tentoongesteld en bekeken bij de kunstbeschouwingen.
Algemene waardering voor het oriëntaalse werk van
Testas valt af te lezen uit de kranterecensies. Zo meldt ‘La
Chronique-Gazette Quotidienne’ (Brussel) uit 1875: ’De
Egyptische herinneringen van De Famars Testas lijken
me echt: ze zijn vol van een verblindend licht; de
architectuur en de personages hebben een aangrijpend
karakter van realiteit.’ Het artikel dat in de Wereld-
kroniek van 4 april 1896 werd geschreven naar aanleiding
van zijn overlijden, noemt hem vaardig in het weergeven
van de oosterse volkstonelen, van ‘A l die beeiden, welke
zijn teekenpen en penseel ons metzulk een gloed en geest
en nauwgezetheid heeft geschonken’.
In het oeuvre van Testas zijn de verschillende genres die
binnen het oriëntalisme voorkomen, alle terug te vinden:
het topografische genre, het genre dat de couleur locale
tracht vast te leggen en het historische genre. Zoals reeds
vermeld, werkte hij tijdens zijn eerste reis onder super-
visie van Prisse d’Avennes als illustrator mee aan diens
hiervoor genoemde boekwerken. Hierin wordt de architectuur
en beeidende kunst van de oude Egyptische en
Arabische cultuur in tekening gebracht en beschreven. Er
is sprake van puur registrerend werk. Verwant hieraan zijn
de tekeningen die Testas vervaardigde van de Egyptische
antieke monumenten, zoals die van de tempel van Philae7
en van Komombo.8 Teylers Museum bezit een werkteke-
ning van een vooralsnog niet geldentificeerde tempel.9
Deze laatst genoemde werken zijn minder star dan de
illustraties voor de Prisse d’Avennes. Testas toont er
tevens zijn belangstelling in voor het leven van alle dag in
Egypte. Dit vastleggen van de couleur locale komt zeer
veelvuldig voor bij de bladen met oosterse straattaferelen
en vormt het hoofdbestanddeel van zijn oriëntaalse
oeuvre. De in de vorige eeuw door Teylers Museum ver-
worven tekeningen kunnen tot deze laatste catégorie
gerekend worden. De onderwerpskeuze van Testas sluit
aan bij de toen heersende smaak in Nederland. Bij hem
zijn geen frivole en erotische scènes te vinden, zoals die
voorkomen in de haremtaferelen van Gérôme.
Tot het historisch genre worden zowel religieuze als
historische werken gerekend. Het christelijke geloof
■ - -
Afb. 19. Willem de Famars Testas, Biddende oosterse mannen in
woestijn', potlood; inv.nr. KT 1688.
inspireerde Testas een enkele maal. In de catalogus van de
jubileumtentoonstelling van Kunstliefde in 1907 wordt
een blad genoemd met de titel Le Christ en Palestine.
Hiermee sloot Testas aan bij een nieuwe tendens van
religieus schilderen die in de tweede helft van de
negentiende eeuw ontstond. Men was niet langer tevreden
met de voorbeelden van religieuze kunst uit de renais-
sance. Kunstenaars reisden zelf naar het Heilige Land om
tot een zo authentiek mogelijke reconstructie te komen
van gebeurtenissen en locaties die in de bijbel beschreven
worden. De islamitische godsdienst is binnen het orienta-
lisme eveneens een veelvuldig voorkomend thema. Zeer
populair is De Arabier biddend in de woestijn. De
woestijn werd van oudsher beschouwd als de aangewezen
plaats om te communiceren met de godheid. Testas
beeldde dit onderwerp enige malen af (afb. 19).10
Twee van de dit jaar door Teylers Museum verworven
bladen hebben beide hetzelfde historische onderwerp en
wel De sprong van de laatste der Mamelukken (afb.
20) . u In 1811 ontdeed de pacha van Egypte zieh van het
Afb. 20. Willem de Famars Testas, De laatste der Mamelukken',
penseel in waterverf; inv.nr. KT 1857.
mächtige gevreesde eeuwenoude ruiterkorps der Mamelukken.
Hij wist hen in het kasteel van Cairo bijeen te
lokken en vermoordde hen massaal. Slechts één Mameluk
wist aan het bloedbad te ontkomen door zieh met zijn
paard vanaf de muren van de citadel naar beneden te