
het politieke idool tevoorschijn. Uit de literatuur zijn
deze voorwerpen bekend met portretten van de stadhou-
derlijke familie en van burgemeester Hooft.13
Veel onderdelen van draagtekens zijn in verschiilende
combinaties terug te vinden. In de verzameling van het
Koninklijk Penningkabinet komen enkele ‘losse’ portret-
ten van de Amsterdamse burgemeester Hooft voor die
kennelijk op een achtergrond naar keuze gemonteerd
konden worden, gezien de uitsteeksels aan de achterzijde.
Keeshondjes en portretten van Willem V en Wilhelmina
zijn ook vaak apart aangebracht (afb. 15). Hetzelfde geldt
voor ingekleurde gravures met de portretten van Willem
V en Wilhelmina. Zij komen voor in médaillons achter
glas, en geplakt op zijden strikken.
Afb. 15. Prinsgezind draagteken met op de ene zij de Willem V en
op de andere zijde Wilhelmina. De portretten zijn afzonderlijk
gemaakt en later op de ‘drager’ vastgehecht.
De vervaardigers van de draagtekens zijn vrijwel nooit
bekend. De meeste exemplaren bestaan uit een portret of
symbool, zonder veel artistieke pretentie. Zij waren oor-
spronkelijk bedoeld om de poütieke voorkeur van de
drager of draagster aan te geven, vergelijkbaar met de
buttons van tegenwoordig. Er zijn bijzonder luxueuze
draagtekens bewaard, maar ook heel armetierige exemplaren.
Samen met de penningen vormen zij een bijzonder
facet van het veelbewogen tijdperk van de patriotten.
Marjan Scharloo
Noten
1. G. van der Meer, ‘Penningen uit de Patriottentijd’, De Wekker
van de Nederlandse Natie. Joan Derk van der Capellen 1741-1784,
Zwolle 1984.
2. Beschrijving van Nederlandse historiepenningen ten vervolge
op het werk van mr. Gérard van Loon, Amsterdam 1822-1867
(Hiema geciteerde als Vervolg Van Loon), Aantekeningen, bij-
voegsels en verbeteringen op deel VI-X, p. 9, noot 70.
3. Vervolg Van Loon, deel 8, p. 182.
4. W. Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderlands, uitgegeven door
H. W. Tydeman, Amsterdam 1839, deel 12, p. 174.
5. Vaderlandsche Historie, vervattende gescfiiedenissen der Ver-
enigde Nederlanden... ten vervolge van Wagenaars Vaderlandsche
Historie, Amsterdam 1787-1811 (Hiema geciteerd als Vervolg
Wagenaar), deel 16, p. 63-64.
6. Vervolg Wagenaar, deel 19, p. 307-308.
7. Vervolg Wagenaar, deel 22, p. 86.
8. Vervolg Wagenaar, deel 21, p. 294 en Vervolg Van Loon,
deel 8, p. 381, noot 2.
9. Vervolg Wagenaar, deel 21, p. 20-23.
10. Vervolg Wagenaar, deel 25, p. 205-207.
11. W. Bilderdijk, op.nt. (noot 4), deel 12, p. 217 enp. 84; Vervolg
Van Loon, deel 8, plaat LIV, afb. I.
12. A. Staring, ‘De medailleur J.H. Schepp en Frans Hemster-
huis’, Oud Holland, 64 (1949), p. 95.
13. Zie ook A. Pol, ’Patriotten, penningen, prinsenduiten’, De
Beeldenaar, 4 (1980), p. 113-119 en p. 228-230.
14. Zie ook De Navorscher, 15 (1859), p. 361-362.
Feestelijke herdenkingsbijeenkomst ter gele-
genheid van de honderdste geboortedag van
Adriaan Fokker.
Dit jaar -1987 - is het honderd jaar geleden dat Adriaan
Fokker geboren werd, een man die bijna dertig jaar lang
als curator van het fysisch kabinet aan Teylers Stichting
verbonden was en die ook in de période daarna van ver-
gaande betekenis is geweest voor Teylers Museum. Zijn
curatorschap duurde van 1928 tot 1955, maar het resul-
taat van zijn muzikale intéresses, die uitmondden in het
plaatsen van het grote 31-toons-pijporgel boven in de
hai van Teylers Museum, zorgt nog steeds voor een
uniek aspect van het Museum.
Afb. 16. Klavier van het 31-toons-orgel.
In 1960 richtte Fokker de Stichting Nauwluisterendheid
op om de activiteiten rond het 31-toons-orgel te coördi-
neren. In 1966 werd de naam veranderd in Stichting
Huygens-Fokker. Deze stichting ijvert — ook na Fokkers
dood in 1972 — om 31-toonsmuziek te doen compone-
ren, te laten hören en bekendheid te geven.
Fokkers muzikale intéresses kwamen kort na 1940 gri;
daarvoor was hij vooral als natuurkundige actief—in een
stroomversnelling, toen hij het werk van de 17de-eeuwse
Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens over
de muziek bestudeerde. Huygens was tot de conclusie
gekomen dat een verdeling van het octaaf in 31 gelijke
stappen de meest geschikte basis voor het muzikale
toonstelsel vormde. Fokker volgde hem in dit opzicht
omdat in het toonstelsel dat aldus onstaat, en dat men
het 31-toons-stelsel noemt, muzikale intervallen geba-
seerd op de zgn. derde harmonische (de reine kwint), de
vijfde harmonische (de grote terts) én de zevende harmonische
(de zgn. ’harmonische septiem’) allemaal rede-
lijk tot zeer goed kan realiseren. In het gewone toonstelsel
zijn de grote tertsen gebrekkig en is de harmonische
septiem afwezig. Fokker ontwierp vervolgens een complete
muziektheorie voor het 31-toons-stelsel, liet een
pijporgel bouwen om de 31-toons-muziek tot klinken te
brengen, en zette diverse componisten in binnen- en bui-
tenland ertoe aan om 31-toons-muziek te gaan compo-
neren. Ook componeerde hijzelf een aantal muziekwer-
ken in het 31-toons-stelsel. Tot aan zijn dood — op
85-jarige leeftijd — was hij actief om de 31-toonsmuziek
te propageren.
Vanzelfsprekend wil de Stichting Huygens-Fokker de
honderdste geboortedag van Fokker niet ongemerkt
voorbij laten gaan. Op zondagmiddag 13 december a.s.
organiseert de Stichting een feestelijke herdenkingsbijeenkomst
in de aula van Teylers Museum van 14.00 tot
17.30 uur, waarop zowel gesproken woord als gespeelde
tonen te hören zuñen zijn. Gesproken woord is er in de
vorm van voordrachten door Anton de Beer, voorzitter
van de Stichting Huygens-Fokker, en Rudolf Rasch, die
de persoon, respectievelijk de muziek en de muziektheorie
van Fokker aan de orde zuñen steüen. Er zal
gemusiceerd worden door het vioolduo Bouw Lemkes
en Jeanne Vos, die een aantal door Fokker gecompo-
neerde vioolduo’s en enkele werken die aan Fokker
opgedragen zijn ten gehöre zuñen brengen.
Bij dezelfde gelegenheid zal ook een uitgave met een
aantal composities van Fokker, voorzien van een zeer
uitvoerige inleiding door Rudolf Rasch, gepresenteerd
worden. Deze uitgave heet Selected musical compositions
(1948-1972) en bevat een 31-tal muziekwerken van
Fokker, die gecomponeerd zijn voor verschiñende
instrumenten: het zgn. Euler-orgel — een klein orgeltje in
zuivere intonatie, met twaalf toetsen, nu in een van de
zalen van Teylers Museum —, het grote 31-toons-pijpor-
gel, twee violen, respectieveñjk archifoon — de electroni-
sche kleine en jongere broer van het 31-toons-pijporgel.
De inleiding bevat een biografische schets van Fokker,
een ñjst van zijn geschriften, zowel de muzikale ais de
natuurkundige, een inleiding tot zijn muziektheoretische
ideeén, en beschrijvingen en commentaren van aüe door
hem gecomponeerde muziekstukken. Het werk wordt
uitgegeven door de Stichting Huygens-Fokker en de
Diapason Press te Utrecht. Dankzij subsidies van parti-
cuñeren en insteüingen kan de prijs van deze ca. 220
bladzijden teüende, gebonden en ge'ülustreerde uitgave
beperkt bñjven tot f 95,—.
In de voorzaal van de aula zal een tentoonstelling worden
ingericht met muzikale ’Fokkeriana’. Gedurende de
pauze van de bijeenkomst zal Wim Dalm het 31-toons-
orgel demonstreren en toelichten. Voor intekening op de
publicatie en voor nadere informatie over het boek en de
bijeenkomst wende men zieh tot het secretariaat van de
Stichting Huygens-Fokker, Postbus 816, 1200 AV Hilversum.
Rudolf Rasch
Willem de Famars Testas (1834-1896)
een vroege Nederlandse orientalist1
In het kader van een kunstgeschiedenisstage inventari-
seerde ik de nog niet in de catalogus van Teylers Museum
vermelde tekeningen van de negentiende-eeuwse kunste-
naar Willem de Famars Testas. Daamaast trachtte ik zijn
biografie en zijn oeuvre te reconstrueren.
In de collectie van Teylers Museum bevinden zieh al ruim
een eeuw vijf uitgewerkte tekeningen van Testas, die
Egypte als onderwerp hebben.2 In de jaren zestig van deze
eeuw ontving Teyler in de vorm van een schenking divers
materiaal van bovengenoemde kunstenaar. Daaronder
zijn werkstukken uit zijn academieperiode, ontwerp-
tekeningen en werktekeningen voor later vervaardigde
bladen en schilderijen, evenals reprodukties naar negentiende
eeuwse Orientalisten. Recentelijk zijn vier tekeningen
van Testas verworven; wederom met de Orient als
thema.3
Willem de Famars Testas werd op 30 augustus 1834 te
Utrecht geboren als zoon van Mary Frederica Duim en
Hendrik Johan Testas, kapitein bij de achtste afdeling
Infanterie in het gamizoen te Leeuwarden en ridder van de
Militaire Willemsorde. In de marge van de geboorteakte is
aangetekend, dat bij Koninklijk Besluit van 13 januari
185 6 aan Hendrik Johan Testas en diens wettige nakome-
lingen werd toegestaan zieh ‘De Famars Testas’ te
noemen. Volgens het bevolkingsregister van Utrecht
bleef Testas tot 1861 bij zijn ouders in Utrecht wonen. De
dateringen op de tekeningen uit zijn academietijd tonen
echter aan, dat hij in de jaren 1851 tot en met 1853 de
Haagse Académie van Beeidende Kunst bezocht. Het is
zeer aannemelijk dat hij deze période in Den Haag
woonde. Zijn leraar op de académie was J. E. J. van den
Berg. Testas was kennelijk een verdienstelijk leerling. In
de cursus 1852-1853 verkreeg hij een onderscheiding
voor de onderdelen compositie en anatomie.
Op 1 juni 1882 trad hij in het huwelijk met Johanna
Leordine van der Mandere ( 1847-1921 ). Naar alle waar-
schijnlijkheid vestigde hij zieh daama met zijn vrouw in
Brussel. Zijn kinderen, een zoon en een dochter, werden
beiden aldaar geboren. Zijn laatste levensjaren woonde