
Afb. 3. Van Marums aantekeningen over de vormen der bladeren
gemaakt tijdens het College Elementa Botanica door Petrus
Camper.
hoogleraren daar zou de botanicus en fysioloog Petrus
Camper (1722-1789) de meeste invloed op hem uitoefe-
nen (afb. 3). In 1773 behaalde hij in beide faculteiten zijn
graden en toen Camper zieh in hetzelfde jaar terugtrok,
dacht Van Marum hem op te volgen, wat hem ook was
toegezegd. Dit feest ging echter niet door en teleurge-
steld pakte Van Marum zijn biezen om zieh als praktize-
rend arts in Haarlem te vestigen. Naar zijn zeggen had hij
deze stad bewust gekozen van wege het heersende intel-
lectuele klimaat. Haarlem kende sedert 1752 de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschappen: die zo onge-
veer als de nationale natuurwetenschappelijke academie
van het land functioneerde. Kort voor zijn komst was Van
Marum tot lid benoemd en hij kreeg er een enorme kans
toen hij in 1777 werd aangesteld als directeur van het
Naturalien-Kabinet van de Maatschappij, dat een collec-
tie opgezette dieren omvatte. Dit verdwenen museum
was al in 1772 voor het publiek opengesteld, waarmee
het in feite het oudste museum van het land was. Onder
Van Marums leiding ging dit kabinet zijn bloeiperiode
tegemoet. Dat lag in zijn blote benoeming besloten, kun-
nen we achteraf wel zeggen. Tezelfdertijd aanvaardde hij
officieel het ambt van stadslector in de wijsbegeerte ‘ten
algemeen nutte van zyne medeburgeren’. Hij zag het als
zijn taak om openbare lessen te geven voor de naar ken-
nis dorstende burgerij, een soort ‘volwassen-onderwijs’.
Ideaal voor hem en voor Haarlem werden de omstandig-
heden toen hij bij Teylers Stichting betrokken raakte.
Zijn eerste ache voor het museum betrof het ontwerp
‘eener ongemeen groote electrizeermachine’. Vooral de
scheikundigeproevendiehijmet hulp van dit apparaat
uitvoerde zijn zeer belangrijk geweest. In 1785 had Van
Marum Parijs bezocht waar hij kennis maakte met
Antoine Laurent Lavoisier (1743-1794) en diens nieuwe
theorieën. Wat Newton honderd jaar eerder in de
natuurkunde had gepresteerd, probeerde Lavoisier nu
bij de scheikunde te bereiken. Tot die tijd werden oxyda-
tie-verschijnselen verklaard met een hypothetische stof,
die flogiston genoemd werd en die als een soort algemeen
brandbaarheidsprincipe opgevat kan worden. Flogiston
had men nooit in zuivere vorm kunnen isoleren en men
was tot de conclusie gekomen dat deze uiterst subtiele
materie in sommige gevallen een negatief gewicht bezat.
Het laatste möge ons verbazen, maar de scheikunde had
in die dagen nauwelijks een kwantitatief karakter. Over
maten en gewichten maakte men zieh niet druk. Juist
daar bracht Lavoisier verandering in en het eind van een
lang verhaal was dat de air vital (zuurstof) de plaats van
het flogiston ovemam. Zijn ideeën ondervonden aanvan-
kehjk veel weerstand. Ook Van Marum was aanvankelijk
flogiston-aanhanger, maar uit Parijs terug in Haarlem
ging hij onmiddellijk aan de slag. Met zijn elektriseerma-
chine wist hij verschillende metalen te verbranden en de
resultaten deden hem van mening veränderen. In 1787,
precies 200 jaar geleden, verscheen zijn 'Schets der Leere
van M. Lavoisier, omirent de zuivere lucht van den damp-
kring, en de vereeniging van derzelver grondbeginsel met
verschillende zelfstandighederi. Dit werk kunnen we
beschouwen als de introductie van de moderne scheikunde
in Nederland. Het belang van deze publicatie
krijgt nog meer reliëf als we bedenken dat Lavoisiers
Traité Elémentaire de Chemie pas twee jaar later verscheen.
Ook op het gebied van de fundamentele minéralogie was
Van Marum actief. We denken dan niet alleen aan de bij-
zondere en dikwijls fraaie gesteenten die hij voor het
museum verwierf, maar vooral aan de collectie van 650
kristalmodellen van perehout. Volgens aanwijzingen van
René Just Haüy (1743-1822), alweer een geestelijk
vader, in dit geval van de minéralogie, zijn deze blokjes
vervaardigd; alle zijn voorzien van door Haüy beschre-
ven etiketten. Deze unieke verzameling is vrijwel com-
pleet bewaard gebleven. Aangaande Van Marums eigen
wetenschappelijke prestaties vermelden we slechts dat
hij de eerste was die een gas onder druk tot een vloeistof
wist te verdichten (ammoniak) en dat hij degeen was die
aantoonde dat het bij de statische en dynamische elektri-
citeit om dezelfde soort (onbekende) stof ging. Van
Marum was voor alles ook een utilitair natuurkundige.
Het was zijn overtuiging dat deze wetenschap het mense-
lijk bestaan zou kunnen verbeteren. Hij beijverde zieh in
de drenkelingenzorg (toedienen van zuurstof!), ontwierp
een hogedrukpan (Papiniaanse pot) om in tijden van
schaarste goedkope, voedzame maaltijden voor de
armen te bereiden, hij verbeterde de bliksemafleider,
ontwikkelde een draagbare brandspuit, benadrukte de
Afb. 4. Ontwerp van Van Marum voor een ventilator op het ma-
rineschip ‘Schrikverwekker.’
noodzaak van luchtzuivering in bevolkte ruimten, zoals
gevangenissen en schepen (afb. 4) en hij vervaardigde
een dampbad voor choleralijders.
In 1794 was Van Marum secretaris geworden van de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en sinds-
dien was zijn positie in het Nederlandse wetenschappelijke
leven onaantastbaar. Dankzij tact en relaties kon hij
de Haarlemse verzamelingen ongeschonden door de
Franse bezetting (1795-1813) voeren. Na het herstel van
de autonomie adviseerde hij bij de oprichting van het
Koninklijk Nederlandsch Instituut (tegenwoordig de
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen).
In 1821 werd zijn raad door de regering ingeroepen voor
de bedijking van de grote rivieren.
Het lijkt verbazingwekkend bij deze opsomming dat Van
Marum er ook nog een privé leven op na hield. In 1781
was hij met de puissant rijke Joanna Bosch getrouwd, het
echtpaar bleefkinderloos. In 1803 kochten zij debuiten-
plaats ‘Plantlust’, waar hij allerlei zeldzame planten
kweekte. Vooral succulenten (vetplanten) hadden zijn
belangstelling. Op 26 december 1737 stierf Martinus van
Marum na een ziekbed van vier dagen. Tot het eind was
hij actief gebleven Hij had nog juist een prijsvraag kunnen
uitschrijven voor Teylers Tweede Genootschap over
de geologie van de St. Pietersberg. Hij werd op 2 januari
1738 in Overveen begraven.
Een tentoonstelling...
De grote expositie, die Van Marums werkzaamheden
uitgebreid in een historische context belicht, zal op 11
december 1987 voor het publiek worden opengesteld.
Voor zover als mogelijk is bij zo’n universeel geleerde
komen alle aspecten aan bod. Maar het is niet alleen deze
veelzijdigheid die een gang naar de Vleeshal tot een
noodzaak maakt. Verschillende instituten hebben wel
heel bijzonder materiaal toegezegd. Uit Parijs zullen ori-
ginele instrumenten van Lavoisier te bewonderen zijn
(onder meer de befaamde gazometer, maar ook diens
beschermingsmasker dat hij bij gevaarlijke experimenten
droeg). Minstens even dankbaar zijn we het Rijksmuseum
van Natuurlijke Historie te Leiden, dat de
befaamde Blauwbok voor één keer uit de kluis wilde
halen (afb. 2). Dit dier behoorde tot de verzameling van
het Naturaliën-kabinet der Hollandsche Maatschappij.
Het laatste levende exemplaar werd al rond 1800 afge-
schoten! Bovendien levert Museum Boerhaave uit
dezelfde stad een copie van de ‘ongemeen groote electri-
zeer machine’ die geregeld voor de bezoekers gedemon-
streerd zal worden. Het zijn slechts een paar voorbeelden
— niet de minste — uit een grote lijst bruiklenen. Men
hoeft er dus niet bang voor te zijn slechts de Ovale Zaal
gecopieerd in een andere omgeving terug te vinden.
Gaame vermelden we dat dit project tot stand kon
komen met de financiële hulp van onder andere de Haarlemse
vestiging van Merck, Sharp & Dome B.V. Dankzij
de samenwerking met het Frans Halsmuseum konden we
over de Vleeshal beschikken.
... en een nieuw boek
Naast de tentoonstelling zal er een boek verschijnen
getiteld: Een elektriserendgeleerde, Martinus van Marum
(1750-1837). Zeven auteurs geven in evenveel hoofdstuk-
ken een toelichting op de ontwikkelingen die de natuur-
wetenschappen en de geneeskunde in de achttiende
eeuw en vroege negentiende eeuw doormaakten. De rol
die Van Marum daarbij vervulde krijgt uiteraard de
nadruk. Dit werk bevat veel nieuwe feitenmateriaal zodat
zelfs de bezitter van het zesdelige standaardwerk Martinus
van Marum. Life and Work — nog steeds verkrijgbaar
voor f 230,— bij een aanschaf niet teleurgesteld zal wor