
kon bestraft worden met hoge boetes, gevangenisstraffen
en ballingschappen. Toch werden er in 1788 nogmensen
gearresteerd in Dordrecht en Zwolle, die penninkjes met
keeshondjes vervaardigden en verkochten.8 Zelfs buiten-
landers moesten een Oranje draagteken opspelden! Een
dienstmeisje, dat een grapje maakte over twee ‘Kaarels,
buitengewoon sterk met Oranje vercierd’, werd twee jaar
in het Amsterdamse werkhuis opgesloten en daama verbannen.
9
Pas in 1792, bijna vijf jaar na het herstel van de stadhou-
der, werden de plakkaten niet meer toegepast. Alleen de
leden van de schutterijen moesten nog een oranje ko-
karde dragen.10 De burgers mochten voortaan zelf bepa-
len of zij dit vaste onderdeel van het kostuum nog langer
wilden handhaven. Het al of niet dragen van oranje had
geen enkele relatie meer met de politieke gezindheid van
de eigenaar. De hoeveelheid overgebleven draagtekens
van de Oranje partij hoeft geen verbazing te wekken, nu
blijkt dat iedere inwoner van de Republiek minstens vijf
jaar met een dergelijk symbool, in wat voor vorm dan
ook, heeft moeten rondlopen.
Van de patriotse draagtekens zijn er veel minder bekend.
De enige mogelijkheid voor de in Nederland achterge-
bleven patriotten om te getuigen van him idealen was het
gebruik van geheime Symbolen en onschuldige accessoi-
res. Er bestond bijvoorbeeld een verschil in het dragen
van de lussen aan een knoop op de hoed. De prinsgezin-
den droegen deze in de vorm van een W (Willem) en de
patriotten in de vorm van een V (Vrijheid). Ook werden
wel braches in de vorm van een vlinder gedragen, zowel
door mannen als door vrouwen. Deze kapellen verwezen
naar de naam van de patriottenleider Joan Derk van der
Capellen tot den Pol.11 Behalve in afbeelding lijken deze
draagtekens niet bewaard te zijn gebleven. Mogelijk zijn
dit soort braches later niet herkend als politieke insignes.
De partijstrijd tussen prinsgezinden en patriotten werd
niet alleen door middel van draagtekens gevoerd. Op on-
der andere glazen, theeserviezen, koekplanken, scheer-
bekkens en tabaksdozen kwamen eveneens Symbolen
van de twee partijen voor.
Het meest eenvoudige draagteken was een lint, strik of
kokarde. De verschillende kleuren speelden een belang-
Afb. 8. Penning op de stichting van de Oranje sociëteit te Over-
schie, door A. van Baerll (1787).
rijke rol. Oranje voor de prinsgezinden, en rood, zwart of
wit voor de patriotten.
Op de prinsgezinde draagtekens kwamen Symbolen voor
als een oranjeboom, oranjetak of oranjebloesem. Soms
heeft de oranjeboom sinaasappels, vijf voor de gehele
stadhouderlijke familie of drie voor de kinderen van de
stadhouder (afb. 8).
Voor de Oranje-gezinde draagtekens werden meestal de
portretten van Willem V, Wilhemina en hun kinderen ge-
bruikt. De afbeeldingen van de stadhouder zijn het meest
talrijk. Op een aantal draagtekens is op de ene zijde een
portret van Willem V en op de andere zijde een portret
van Wilhemina aangebracht. Soms zijn beiden als dub-
belportret op een kant afgebeeld (afb. 9).
Afb. 9. Prinsgezind draagteken met afbeelding van Willem V en
Wilhemina. Aan het oogje zit nog een oranje lintje. -
De penning op het huwelijk van Willem V uit 1768, ge-
maakt door Holtzhey werd hiervoor vaak afgegoten, zon-
der toestemming van de medailleur. De invloed van de
hofmedaiUeur en -steensnijder J.H. Schepp bij de fabri-
cage van de draagtekens met portretten is onduidelijk. In
een artikel is gesuggereerd, dat de nauwkeurige afbeel-
dingen van de stadhouderlijke familie op penningen en
gesneden stenen van zijn hand model gestaan hebben
voor vele draagtekens.11 De overeenkomst met de portretten
op enkele bewaard gebleven gesneden stenen is
inderdaad frappant. De inspiratie voor de draagtekens is
in elk geval niet afkomstig van prenten; zij hebben een ge-
heel ander karakter. De meeste portretten zijn zeer schematisch.
Willem V draagt soms een kuras, maar vaker een gewoon
kostuum. Het lint van de Britse orde van de kouseband is
opvallend vaak aanwezig. Deze orde was hem al op zijn
vierde jaar toegekend door zijn grootvader, koning
George ü.
Wilhemina draagt een gedecolleteerdejurken meestal
is het haar ‘met paarlen gekapt’. Soms wordt zij afgebeeld
met een gevederde heim, zoals Minerva. Minerva wordt
beschouwd als de godin van de wijsheid en strijdster in
rechtvaardige oorlogen.
Op één draagteken worden de namen Gideon en Debora
voor het stadhouderlijk paar gebruikt. Het boek Richteren
was zeer toepasselijk voor de staatkundige situatie in
de Republiek, omdat Gideon het koningschap afwees.
Van Willem IV zijn een aantal penningen bekend, waarop
hij gepersonifièerd is als Gideon. Debora, een profetes
die bezieh tot de strijd, was een zeer toepasselijke perso-
nificatie voor de ondememende Wilhelmina. In de ze-
ventiende eeuw werd deze bijbelpassage vaak gebruikt in
relatie tot de stadhouders.
Spreuken en afkortingen komen regelmatig voor. De
meest bekende is VIVAT ORANJE, ook wel in afkorting
V O . Andere lettercombinaties zijn: PWVO (Prins Willem
Van Oranje), met soms een S van Semper, PWDV
(Prins Willem De Vijfde) en vele variaties op deze
thema’s. Het motto van de orde van de kouseband komt
ook wel voor: Honi soit qui mal y pense.
Een heel ander soort symbool van de prinsgezinden was
het schopje. De patriotse scheldnaam ‘schop’ voor prins-
gezinde betekende zoveel als een misbaksel, iemand die
de klappen krijgt (afb. 10).
Afb. 10. Zogenaamd Oranjeschopje, gemaakt van een Overijs-
selse duit van 1776.
Een laatste categorie vormen tenslotte de prinsenduiten.
Op de Overijsselse duiten van 1766 was ter gelegenheid
van de achttiende veijaardag van Willem V een klein portret
aangebracht. Dit werd pas later goed bekend. Im-
mers, op de munten van de Republiek werden geen portretten
van stadhouders aangebracht. Deze duiten werden
verguld, versierd, of uitgezaagd. Men maakte er ook
wel ankers (symbool van hoop) of schopjes van (afb.
II).12
Afb. 11 en 12. Uitgezaagde en vergulde duit van Overijssel
(1766) in de vorm van een anker. Prinsgezind draagteken op de
Pruisisch-Engelse garantie van 1788.
De Britse en Pruisische garantie van het stadhouderlijk
gezag in de Republiek deed een nieuw genre draagtekens
ontstaan. Hierbij wordt de Republiek voorgesteld als een
pijlenbundel, waaraan een slot gehangen is. Deze pijlen-
bundel wordt bewaakt door de Pruisische adelaar en de
Engelse eenhoorn (afb. 12).
De patriotten bedienden zieh van een eigen symbolen-
taal. Veelgebruikt waren de afbeeldingen van een kees-
hond, ontleend aan de scheldnaam van de prinsgezinden,
kees (afb. 7 en 13). De oorsprong van deze naam is onduidelijk.
Het kan te maken hebben met de eigenschappen,
Afb. 13 en 14. Patriots draagteken met keeshond. Patriots draagteken
met portret van burgemeester Hooft.
die het toen veel voorkomende hondje werden toege-
dicht. Afhankelijk van de opinie varieerde dit tussen
trouw en standvastigheid of veel geblaf, maar weinig in-
houd. De naam van de overtuigde patriot Cornelis (Kees)
de Gijselaar, pensionaris van Dordrecht, kan ook als inspiratie
gediend hebben.
Een ander symbool was de Nederlandse maagd met de
vrijheidshoed op een stok. Portetten van de in 1784 ge-
storven patriottenleider Joan Derk van der Capellen en
de Amsterdamse burgemeester Hooft waren zeer geliefd
(afb. 7 en 14). Over de kapel is al iets gezegd. Verder be-
staan er draagtekens met het portret van Van Goudoever,
een leider van de Amsterdamse burgerwacht. Witte le-
lies, het symbool van de bondgenoot Frankrijk, werden
soms op linten geborduurd. Penningen van de verschillende
wapengenootschappen met een oogje aan de rand
kunnen eveneens als patriots draagteken gefungeerd
hebben.
Enkele medaillons zijn zö groot, dat ze nauwelijks als
draagteken bedoeld kunnen zijn. Een aantal van deze
stukken heeft waarschijnlijk in een lijstje aan de muur gehangen.
Sommige kunnen onderdelen geweest zijn van
zogenaamde bedriegertjes. Dit zijn lijsten, waarin in een
dubbele laag bolvormig glas is bevestigd. Tussen deze
twee glazen is een laagje was aangebracht. Alleen wan-
neer de was verwarmd wordt, komt er een afbeelding van