
( 4¿57 )
y o u ! have leis difficulty ¡o d if c o v e rin g th eQ b je iíb , than in
tha t of Mr, Te&teru.
A
D
So fa r tba French Author. T o rrbich a t Jhall non fuhjoin the
Conjiiteratistu of Mr. N ew to n , a s m received them from him
tn a Letter, mitten/rom Cambridge May 4th 7.673,01 follom.
I Should be veiy glad to me e t with any iraprcvement o f
the Catadioptrical T e le ic o p e ; but th a t defign o f it, which
fas you informe mc)Mr.Caffegramhalh comtnunicated jm o n th s
fince, and is now p rin ted in o n e o f the F rench Mtmnrtt, I
fear will n o t anfwer E x p e d itio n . F o r , when I firft applied my-
fcIF to try the e fic fb o i Reflexions, Mr. Gregorys Optica Pro-
atota ( p rin ted in th e year 1665 ) being fallen into my hands,
where th e re is an In ftrum en t ( defcribed pag. 9 4 ) like tha t
o f Monfieur Cajjegr gin's with a hole in the m id fto f the O bje ft-
Metal to tranfmit th e Lig h t to an Eye-glals placed behind it 5
1 had thence an o ccalion o f confidering that fort o f conftrudti-
ons, and found their difadvantages (o g re a t, that i faw it ne-
ceffary, b e fo re I a ttempted any thing in the Pratftique, to alte
r the defign o f them, and place the Eye glals at the fide oi
the T u b e ra th e r th a n at th em id le .
T h e difadvantages o f it you will u nderftand by thefe particulars.
i.T h e re will be m o re lig h t loft in the Metal by refl, xion
from the little convexJpecu-'um, than from the Ova! plane. F o r ,
it is an obvious obfervation, that X.igl)t is moft copioufly re-
fleftedfrom anyfubftance when m cidc,:' m olt obliquely.2T h e
convex Speetthtm wili n o t re fle d tth e rays fo truly as the oval
plane, uulefs it be o f an Hyperbobque figure y which is incomparably
more difficult to forme than a 'p l,m e ; and if tru-
R r r r 2 ly
Afb. 17 Artikel van Newton in Philosophical Transactions met de
introductie van zijn telescoop. Het ontwerp van Cassegrain
(illustratie) was de aanleiding.
Refractors versus reflectors
De spiegeltelescopen waren lange tijd supérieur aan de
lenzenkijkers. Dit kwam door de beeldfouten of aberraties
van de toenmalige lenzen. Er zijn twee belangrijke af-
wijkingen die bij de lichtbreking in een lens kunnen
ontstaan (afb. 18 ). De eerste is de chromatische aberratie,
die het gevolg is van de variabele brekingsindex van glas
voor de verschillende kleuren, met als zichtbare uitersten
rood en violet licht. Immers, in ‘wit’ licht zijn alle kleuren
vertegenwoordigd. Het beeid van een helder voorwerp zal
daardoor met een glazen lens gekleurde contouren
bevatten en aan de rand een gekleurde ring of halo. Een
(metalen) holle Spiegel echter reflecteert alle kleuren naar
precies hetzelfde punt; bij oneindig verre voorwerpen is
dat het brandpunt. Strikt genomen moet de spiegel dan
niet sferisch (i.e. bolvormig) hol zijn, maar parabolisch.
Dit is echter een technisch probleem, waar men wel raad
mee wist.
Emstiger nog dan de chromatische aberratie is de
sferische aberratie. De lichtstralen, die door de rand van
een lens gaan, hebben een ander brandpunt, n.l. dichter bij
de lens, dan de stralen die door het centrale deel van de
lens gaan. Hierdoor wordt het beeid wazig. Om de
einstigste gevolgen van deze afwijking te bestrijden
diaffagmeerde Galilei zijn lenzen d.w.z. hij schermde de
randen af.
cLromjB.Tcnc.ia. tx&trroCtt*. «itrraXie.
Afb. 18 Chromatische en sferische aberratie. F: focus: brandpunt
van de verschillende stralen.
Kepler gebruikte om dezelfde reden lenzen die minder
gekromd waren, dan is de sferische aberratie uiteraard 00k
geringer. Deze lenzen hebben echter een grote brand-
puntsafstand. Hierdoor werden de kijkers erg lang; er zijn
kijkers tot 45 m lengte gebouwd! Dit kwam het gebruiks-
gemak niet ten goede. Het instrument dat Newton zelf
bouwde mat 16 cm, Hij kon daar evenveel mee zien als
met een beschikbare kijker van 1,8 ml
Een nadeel van de spiegelkijkers was het ontbreken van
het centrale deel in het beeid. Immers de tweede spiegel zit
op die plaats de doorgang der invallende lichtstralen in de
weg. Bovendien missen de Gregory en Cassegrain telescoop
het centrale deel in de primaire spiegel. Maar dit
nadeel viel in het niet tegenover het gebrek aan scherpte
bij de lenzenkijkers. Newton verklaarde zelfs het met
lenzen maar helemaal te vergeten omdat het nooit
mogelijk zou zijn die achromatisch te maken.
In 1757 kon Dollond deze bewering weerleggen, naar een
idee van Euler, met de vervaardiging van een achromatische
lens die was samengesteld uit een bolle kroonglas
lens en een holle van flintglas. Ook de sferische afwijking
was met deze lens aanzienlijk geringer. Nadien komen
lenzen en spiegelkijkers naast elkaar voor.
A1 eerder, in 1684, had Christiaan Huygens het oculair
aanzienlijk verbeterd en grotendeels achromatisch ge-
maakt door twee plancovexe (halfbolle) lenzen in com-
binatie te gebruiken; de bolle kant steeds naar de kant van
het voorwerp gericht.
Beknopte beschrijving van de telescoop
Spiegeltelescoop volgens Gregory en Cassegrain, circa
1760. Gemerkt op het montuur van het oculair: J. VAN
DER BILDT FRANEKER (afb. 20).
Afmetingen in mm: lengte telescoopbuis 630, met opzet-
stuk 780, diameter 115; lengte van de oculairen 95,49;
diameter van de primaire spiegel 108, centraal gat 24,
brandpuntsafstand 670; kist 755 x 280 x 150. De
telescoop is gemaakt van messing en de spiegels van een
koper-tin legering (speculum metaal). De kijkerbuis, op de
naad gesoldeerd, staat op een zuil met een kinkbare
drievoet. De telescoop heeft een azimutale montering,
Afb. 19 Holle en bolle spiegels bij de telescoop van Jan van der
Bildt. De holle, Gregoriaanse spiegel zit aan de lange L-vormige
klamp.
Afb. 20 Oculairzijde van de spiegeltelescoop met de signatuur van
Jan van der Bildt.
d.w.z. is horizontaal en verticaal beweegbaar, via snel-
spanners. Een messing stofkap sluit via een glijpassing de
buis af. Een opzetstuk (lengte 150) dient voor de Gregoriaanse
opstelling. Er zijn twee Huygens oculairen en
een Huygens micrometer-oculair dat gesigneerd is (afb.
21).
De holle secundaire spiegel (diameter 32) zit vast aan een
Dvormige klamp (lengte 237). Er zijn drie bolle spiegels
(diameters 21, 32, 38) met verschillende brandpunts
afstanden. Deze Spiegels kunnen in vertinde dozen
bewaard worden. Bij de telescoop en de accessoires
behoort een mahoniehouten kist.
De telescoop Staat opgesteld onderin vitrinekast VIII van
de Ovale Zaal.
G.L’E. Turner en A. Wiechmann
Afb. 21 Oculair met micrometer van Jan van der Bildt.
Noot: Een Venusovergang is het zeer zeldzame verschijnsel waarbij
Venus precies tussen de aarde en de zon staat; vergelijkbaar met een
zonsverduistering waarbij de maan tussen aarde en zon staat. De
Venusovergang is wetenschappelijk zeer belangrijk geweest omdat
het de mogelijkheid bood de afstand van aarde naar de zon te
berekenen. De laatste vier Venusoverganger waren in 1761, 1769,
1874 en 1882. De volgende zal in 2004 te zien zijn. We komen er in
één van de volgende nummers van Magazijn zeker op terug, ook,
omdat Teylers Stichting een belangrijke rol speelde bij de overgang
van 1874.
Tentoonstelling
‘Ontwikkeling van het leven’
Vanaf 12 februari tot en met 21 april is in de bovenzaal
van het museum de tentoonstelling ‘Ontwikkeling van het
leven te zien’. Bij deze tentoonstelling ligt de nadruk op de
ontwikkeling van de gewervelde dieren. Panelen met
teksten, illustraties en afgietsels verduidelijken de biologische
evolutie. De kleur van de panelen geeft aan of het
leven in het water, op het land of in de lucht betreft. Deze
tentoonstelling is des te interessanter omdat er nauwe
relatie bestaat met de permanent geéxposeerde collectie
van het Paleontologisch-Mineralogisch kabinet. Waar
mogelijk wordt daamaar verwezen. Misschien zal de
bezoeker deze verzameling hierdoor weer met andere
ogen bekijken.