
Plaats, datum en maker van de eerste geconstrueerde
verrekijker zijn onbekend, maar Nederlandse brillen-
slijpers speien een belangrijke rol. Zacharias Janssen en
zijn buurman Hans Upper(s)hey (ook Laprey genoemd)
uit Middelburg hadden rond 1604 een dergelijke kijker
vervaardigd. Janssen had, volgens zijn zoon Hans,
daarvoor een Italiaanse kijker met het opschrift ‘ 15 90’ als
voorbeeld gebruikt. In dezelfde tijd beschikt ook Jacob
Adriaenszoon Metius uit Alkmaar over een verrekijker.
Deze Metius was de zoon van Adriaen Anthonisz, burge-
meester, vestingbouwkundig ingenieur en krijgsadviseur
van Willem van Oranje en Maurits. In 1608 demon-
streerde Iippershey zijn kijker aan Maurits en Frederik
Hendrik en op 2 Oktober van hetzelfde jaar vraagt hij er
octrooi op bij de Staten-Genetaal. Deze kijkers beston-
den uit een buis met daarin een bolle lens, als objectief, en
een holle lens, als oculair.
Grappig is dat dit type kijker, aanzienlijk verbeterd, nog
steeds bestaat onder de naam ‘Hollandse kijker’. Zij
vinden nu vooral toepassing als toneelkijker. Een belangrijke
eigenschap van deze kijkers is dat voorwerp en beeid
in dezelfde richting staan, deze kijker keert dus niet om.
Dit is natuurlijk niet zonder belang voor het volgen van
een toneelvoorstelling of de observatie van een landschap.
Galileo Galilei (1564-1642) is de eerste die dit soort
kijkers daadwerkelijk gebruikt voor astronomische waar-
nemingen. Zelf begint hij de inleiding van de beroemde
Siderius Nuntius, de Sterrenbode, aldus:
‘Ongeveer tien maanden geleden drong het gerucht tot mij
door dat een Hollander een verrekijker heeft samen-
gesteld, waarmee men zelfs ver verwijderde voorwerpen,
zo scherp als waren zij vlakbij kan waamemen... Enige
dagen later werd dit gerucht mij per brief bevestigd door
een Frans edelman, Jacques Badouere uit Parijs (een oud-
leerling van Galilei A.W.). Onmiddellijk zette ik mij aan
het werk om zelf een dergelijk instrument uit te vinden.
Uitgaande van de leer van de straalbreking was ik spoedig
op het rechte spoor. Allereerst verschafte ik mij een loden
buis en bracht aan de ene zijde een plat-convexe, aan de
andere een plat-concave lens aan. Wanneer ik nu het oog
dichtbij de laatste bracht, zag ik inderdaad de voorwerpen
vergroot en naderbij, en wel in negenvoudige vergroting bij
drievoudige verkleining van de afstand... Moeite noch
kosten sparend bouwde ik tenslotte een verrekijker
waardoor ik de voorwerpen in bijna duizendvoudige
vergroting zag, terwijl de afstand dertigmaal korter scheen
dan de met het blote oog waargenomene. Het is overbodig
de voordelen hiervan voor waameming te land en ter zee
op te sommen. Ik echter wendde mij onmiddellijk tot
waamemingen aan de hemel.’
Op 23 augustus 1609 demonstreerde Galilei zijn kijker
voor de Senaat van Venetie. Er zijn nog drie kijkers van
Galilei bekend: een in Padua en twee in Florence.
Met de kijker begon een nieuw tijdperk in de astronomie.
Galilei ontdekte o.a. vier manen van Jupiter, de kraters op
de maan, de ring van Satumus en de schijngestalten van
Venus. Dit laatste was voor Galilei het bewijs dat
Copernicus het met zijn heliocentrische stelsel bij het
rechte eind had. Later zou hem dat, zoals algemeen
bekend is, in een groot conflict met de kerk brengen.
Galilei’s geschriften vonden een plaats op de Index
(librorum prohibitorum). Dat overkwam ook het werk van
de grote Johannes Kepler (1571-1630). Deze vond in
1611 de astronomische of Keplerse kijker uit, die in zijn
eenvoudigste vorm uit twee bolle lenzen bestond, zowel
objectief als oculair. Deze kijker levert een omgekeerd
beeid op, wat voor astronomische waamemingen geen
hinder oplevert, maar voor veldwerk uiteraard wel (afb.
13). Later beschreef Kepler dat de toepassing van een
derde lens, de z.g. veldlens, het beeid weer in overeen-
stemming brengt met het voorwerp. Een nadeel daarvan is
dat het beeid lichtzwakker wordt, omdat glas het licht ook
absorbeert.
Afb. 13 Stralengang bij de Hollandse kijker en de Keplerse kijker.
De pijl geeft de richting van voorwerp (v) en beeid (b) aan.
Hieronymus Sirturi uit Milaan voerde in 1613 de naam
teles copen in voor kijkers, die voor astronomische doel-
einden gebruikt werden.
Terzijde zij nog opgemerkt, dat de ontwikkeling van de
samengestelde microscoop eveneens deze tijd begon. Dit
ligt natuurlijk ook erg voor de hand.
Spiegeltelescopen
In een spiegeltelescoop komt de vergroting tot stand door
weerkaatsing van de lichtstralen in een holle metalen
spiegel aan het eind van de telescoopbuis. Deze heeft dus
dezelfde functie als de bolle objectief-lens. Leonard
Digges (gestorven c.1571) noemde het principe van dit
type telescoop het eerst. Later vinden we nog beschrij-
vingen bij William Bourne (gestorven 1583), Nicolo
Zucc'i (in 1616) en Marin Mersenne (in 1639). Nederland
doet deze keer niet mee. Echt succes heeft James
Gregory uit Edinburgh in 1663 door een tweede holle
spiegel in het instrument te bouwen aan het begin van de
buis. Een andere weg volgde in 1671 de Fransman
Cassegrain die als tweede spiegel een bolle spiegel
gebruikte. In beide gevallen worden de lichtstralen weer
de buis ingestuurd, maar deze keer bereiken ze door een
gat in het midden van de primaire holle spiegel het oculair.
De tweede spiegel is steeds beweegbaar aangebracht om
het beeid scherp te kunnen stellen.
Ondertussen bemoeide in 1671 niemand minder dan
Isaac Newton zieh met de problemen. Hij bestreed de
goede werking van het Cassegrain-ontwerp en stelde voor
(Philos Trans 1672), een vlakke spiegel onder een hoek
van 45° aan het begin van de buis te plaatsen. Deze vlakke
spiegel weerkaatst de stralen naar een oculair dat
loodrecht op de telescoopbuis staat (afb. 15, 16, 17).
Afb. 14 Stralengang bij de spiegeltelescoop volgens Gregory ,
Cassegrain en Newton.
C 3999 ) mrnkSi.
’ • - , I , I ^ , ...
PHILOSOPHICAL
TRANSACTIONS .
M a r ti a ; . 16 7 1 .
The CONT ENT S .
A Prefact to ih tt Eig h t Tear. A n Accompt o f a Nero lin d o f
Telefcope, invented by Mr. Iia a c Newton* A Breviat con*
cerning J)r. tTaiiisV two Methods o f Tangents. A Letter o f
Monfieur Hevelius about a Comet lately ¡een by bitn at D an t-
z ick ; confirm'd by Observations made in F ran c e . A n Acs
campt concerning Lggs to be found in all forts o f Females. A n
Accompt o f ¡ome Boobs •. I. P L A N T A T fV A l V M B E L -
L lF E f i A f ü M Difiributio m v a per Tabulas C o gnatio.
nis St Affinitatis, ex Libra N atura obfirvata Id deteffa 5 A .
R o b , Morifon. I I , P E S T I S nuperte Londini graffimtis
ttarratio Htfiorica, A . Nath. Hodges. I I I . A Philofopbical
Effay, concerning the probable C A 'V S E S of S T 0 N E S
in the Greater world, (Sc. by D. Thomas Sherley. IV. Carolus
Clarommtius b e A E I f E, S O L O S A § J U I S An-
glioe, deque Alerbis Anglorum vernaculis ; un a cum ejufdem
ob fervatmibm Medicis C A M B R O - E H I T A NNIC i s .
Afb. 15 Inhoudsopgave van Philosophical Transactions waarin
Newton zijn spiegeltelescoop introduceert.
Dit type telescoop volgens Newton werd populair voor de
zeer grote kijkers welke de professionele astronomen
gebruikten, zeker, nadat honderd jaar later William
Herschel (1738-1822) nog aanzienlijke verbeteringen
aangebracht had. De telescopen van Herschel waren aan
het eind van de achttiende eeuw verreweg supérieur aan
alle andere. Herschel, zelf de ontdekker van Uranus in
1781, bouwde zelfs een telescoop van 12,2 m lengte met
een lensdoorsnede van 1.3 m! Teylers Museum bezit een
zevenvoets-spiegeltelescoop, die Van Marum in 1790
tijdens zijn Engelse reis kocht. Deze telescoop is nog
steeds in puike conditie. Ja, misschien is het wel de
mooiste nog bestaande Herschel telescoop.
Afb. 16 niustratie in Philosophical Transactions met de spiegeltelescoop
volgens Newton.
We keren temg tot Gregory en Cassegrain.
De telescoop volgens Gregory kreeg in kleine, draagbare
vorm de voorkeur van amateurs. Twee kenmerken onder-
scheiden het ontwerp van Gregory van dat van Cassegrain.
Met het eerste type (hoi tweede spiegeltje) staat het
beeid in dezelfde positie als het voorwerp. Dit is nuttig bij
het waamemen van een landschap of zelfs van de maan.
De Cassegrain-kijker (bol tweede spiegeltje) geeft een
omgekeerd beeid, wat geen probleem oplevert voor de
observatie van planeten en sterren, daarentegen wel voor
veldwerk. De Cassegrain-kijker geeft bovendien een iets
scherper beeid dan de Gregory-kijker. Het instrument
moet echter met groot vakmanschap gebouwd zijn om dat
op te merken. Zelfs dan gebruikten sommige astronomen
de Cassegrain-uitvoering slechts af en toe. Het verschil in
optica is zodanig dat het Cassegrain-ontwerp met een
kortere buis kan volstaan omdat de tweede spiegel dichter
bij de eerste staat. Zoals reeds gezegd; het is zeer
bijzonder beide typen toegepast te zien in één instrument:
de Jan van der Bildt, welke nu deel uitmaakt van de
museumverzameling. Bij deze telescoop kan de kijkerbuis
met een kraag verlengd worden in de Gregoriaanse
opstelling.
Jan van der Bildt (1709-1791) vervaardigde in de Friese
universiteitsstad Franeker klokken en telescopen. Rond
1750 had hij de nodige bekendheid gekregen vanwege de
kwaliteit van zijn kijkers. De algemene opwinding in het
land over de Venusovergangen in 1761 en 1769 zal hem
volop werk gegeven hebben*. De kijkers van Van der Bildt
lijker sterk op die van James Short (1710-1768), die toen
in Londen werkzaam was.