
na am Werne riet naar genoemde Werner. De Abbé Pini
werd, eveneens in 1800, geëerd door Karsten met de
naam Piniet, een verweringsmineraal van Cordiriet. Lenz
noemde ijzerhydroxide Goethiet naar de befaamde
schrijver en natuurfiloscx>f Johann Wolfgang Goethe. De
naam Goethiet verscheen echter niet op de Teylers
etiketten: ijzerhydroxide bleef gewoon oker van rood
ijzer.
Een derde nomenclatuur is die waarbij de naam gegeven
wordt naar de vindplaats. Hiervan zijn in onze collectie
bijna geen voorbeelden voorhanden met uitzondering van
Vesuviaan (idiocraas) van de Vesuvius, Strontiaan uit
Strontian (Schotland) en Zinnwaldiet (een mica) uit
Zinnwald.
Beschrijving van het object
Hier vinden we een samenvatting van macroscopische
eigenschappen zoals: de glans (loodglans), de kleur
(pyriet van violette, gele en blauwe koper), de habitus
(straalschorl), het gewicht (zware spaat) en electrische
eigenschappen (electrische stangschorl).
Bij de ertsen vinden we vaak de concentratie van de
metalen in delen aangegeven of in ons per quintaal (toen: 1
ons = 30 gram, 1 quintaal = 48,9 kg).
Ook wordt het gewicht van het object in de eenheid loot en
drachme gegeven (1 loot = 15,4 gram, 1 drachme = 3,9
gram).
De Symbolen
Vanaf de vroege Oudheid neemt men een mystieke
verwantschap aan tussen de metalen en de planeten. De
Babyloniers maakten er al melding van. De zeven gebrui-
kelijke metalen in de antieke wereld waren gewijd aan de
zeven bekende hemellichamen, die men voor goden
aanzag. Het goud symboliseerde de zon en het zilver de
maan. Kwik (in het Engels: Mercury) schreef men toe aan
Mercurius, de god van de handel en de dieven (!). Deze
planeet is trouwens slechts zelden met het blote oog
waameembaar. Copemicus beklaagt zieh op zijn sterfbed
dat hij de planeet niet één enkele keer gezien heeft. IJzer
stelde Mars voor, de god van de strijd. De rossige kleur
van het metaal komt enigszins overeen met die van de
planeet. Tin was Jupiter en lood vanwege de vale kleur
Satumus. Koper kwam overeen met Venus, de godin der
liefde (misschien omdat die gemoedstoestand en het
metaal dezelfde mate van onderhoud vereisen voor hun
glans).
Het geloof in overeenkomst tussen metaal en hemel-
lichaam kwam later terug in de astrologie en alchemie. Dit
geloof leefde nog steeds in de 18de eeuw zoals ook blijkt
uit de Symbolen op de etiketten.
De Symbolen vinden we geregeld voor goud, zilver, ijzer
en koper maar voor andere mineralen is de interpretatie
veel moeilijker. Het is misschien interessant op te merken
dat dezelfde tekens terugkomen voor de dagen van de
week waarbij elke dag een bepaald hemellichaam - of
god(in) - representeert. Dit is in de naamgeving van de
dagen, met name in het Frans, terug te vinden.
In het Schema zijn die zeven astrologische en later
alchemische Symbolen aangegeven:
Dag(N/F) Hemellichaam Symbool Metaal
Zondag Zon © goud
Maandag Maan C zilver
Mardi Mars cf ijzer
Mercredi Mercurius ? kwik
Jeudi Jupiter ¥ tin
Vendredi Venus 9 koper
Samedi Satumus ï> lood
Afb. 10 Etiket met symbool: maansteen.
De vindplaats
Op het merendeel van de etiketten is de vindplaats met de
grootste nauwkeurigheid aangegeven. Voorbeelden: ‘Rode
klei die komt uit het Baljuwschap van Kirchheim in het
gebied Nassau Wülbourg’ ‘Een monster zilver uit de mijn
genaamd Dorothea in de Monts Metalliferes in het gebied
van Freyberg’ of scapoliet uit ‘de Langsoe groeve bij
Arendal in Noorwegen’. In die gevallen kunnen we vaak
nog de vindplaats wat betreft de aardlaag met enige meters
nauwkeurigheid aanwijzen. Ook vinden we omschrij-
vingen van buitengewone objecten naar de ideeen van de
tijd zoals ‘een stuk Heilige Aarde’ en een monster
zilvererts uit de nieuwe wereld wordt ‘... argentum
navitum... en Mexico ad Mare australe. Fristum longi-
tudinem habnes 8 et latitudinem 6...’ Soms is de inter-
pretatie van de vindplaats moeilijker door de vermelding
van niet meer bestaande plaatsen en landen: Bannat,
Moravie of Transsylvanie.
Af en toe vinden we op de etiketten ook afstanden
aangegeven meestal in mijl (dat is de Zweedse mijl =
10699 m) ook wel ‘Stunde’ en ‘Voeten’.
Bibliografische verwijzingen
Een aantal bibliografische verwijzingen naar gezag-
hebbende bronnen in die tijd vullen de beschrijvingen van
de objecten voor ons aanmerkelijk aan. Van de belang-
wekkendstenoemenwe: ‘Journal des Savants 1769,p. 74;
de Catalogue van Davila van 1758, de analyse van
Maximilien Imhof in het Magasin de Voigt en in de
Annales de Physique van Gibert; Journal de Physique;
Dr. Hutton’s Theory of the earth, in vol 1 Philosophical
Transactions, Edinburgh; paragraaf 4 van de Voyages van
De Saussure’.
Ook treffen we een aantal referenties naar meer algemene
werk aan van: Kirwan, Cronstedt, Wallerius en
Werner.
Prijzen
De prijzen van de objecten zijn in verschillende munt-
soorten aangegeven: guldens, ducaten, livres, pistolen,
louis d’or etc. Hoewel het vaak moeilijk is hun waarde vast
te stellen kunnen we uit vergelijking met rekeningen van
fysische instrumenten en gespecialiseerde werken con-
cluderen dat de mineralen zeer kostbaar waren. Zo
betaalde Van Marum in 1787 / 7,10 voor de vier delen
over Mineralogie van Buffon, maar/ 20,-voor een enkel
stukje Veldspaat.
De eigennamen
De meeste eigennamen zijn die van de voormalige
bezitters, de wederverkopers of de schenkers van de
objecten. Het bestuderen hiervan maakt het mogelijk de
geschiedenis van een monster of soms zelfs van een
collectie te reconstrueren. We geven een voorbeeld.
Op een bepaald etiket Staat naast andere gegevens: min 9
no. W 33, ex. Mus. Van Doeveren no. 971 et d.d. G.F.
Danz 1772. Met deze tekst en nog enige andere gegevens
krijen we dan het volgende beeid: Danz had in 1772 dit
stuk kopererts (9) aan Van Doeveren gegeven (d.d.: don
de). Tot 1784 maakte ditmineraal deel uit van de collectie
in het kabinet van Van Doeveren: onder nummer 971.
In november 1784 kocht Van Marum op de veiling van
deze verzameling enige stukken waaronder dit kopererts
voor Teylers Museum. Daar bevindt het zieh sinds 200
jaar op dezelfde plaats. T.C. Winkler registreerde het aan
het eind van de 19de eeuw onder nummer 33 in de
catalogus.
Een tweede voorbeeld dat we hier geven betreft een
monster Uraanoxide uit Autun. Op het etiket staan de
namen Champeau, Hofinan Bang en Eugene Dubois.
Dit levert ons de volgende volgorde: Champeaux,
ingenieur van de mijnen, ontdekte het mineraal. Daama
kwam het in handen van de Zweedse amateur Hofinan
Bang. Op zijn beurt gaf deze het stuk aan Van Marum, die
het in de museumverzameling opnam als uraniumoxide.
In 1904 liet Eugene Dubois (conservator van het Paleon-
tologisch-Mineralogisch kabinet, 1898-1940, de ont-
dekker van de Java-mens) een chemische analyse uit-
voeren: H-isCaViPzOzo en hij noemde het mineraal
Autuniet.
Epiloog
Met zevenmijls-passen hebben we hier enige van de
gegevens, die de oude etiketten ons opleveren, willen
aangeven. We hopen het enorme belang hiervan voor de
collectie mineralen in het museum te hebben verduidelijkt.
Het karakter van de schrijvers, misschien een van de
interessantste aspecten, kwam nog niet aan bod. We
hebben geen grafologische of diepte-psychologische
pretenties. Toch hebben we langzamerhand bij het
bestuderen van de etiketten een levendig beeid gekregen
van de personen die beroepsmatig of puur amateuristisch
hebben bijgedragen aan de verzameling mineralen van
Teylers Museum. Wij zijn van plan in een van de volgende
nummers van Magazijn over dit ‘Beeid van geleerden’ te
schrijven.
L. Touret
Goltzius’ portret van Jan Govertsen
uit 1606
Het is aan de royale steun van de Vereniging Rembrandt
te danken dat de kunstverzamelingen van Teylers Museum
onlangs op spectaculaire wijze verrijkt werden door
de aankoop van een belangrijk kunstwerk: een tot voor
kort onbekende, bijzonder mooie tekening van de hand
van Hendrick Goltzius (1558-1617). Het is een uit 1606
daterend portret dat de kunstenaar maakte van een
interessant tijdgenoot, de Haarlemse schelpenverzame-
laar Jan Govertsen (afb. 11). De tekening, op groot
formaat uitgevoerd in verschillende soorten gekleurd krijt,
is afkomstig uit Nederlands particulier bezit en werd
eerder gepubliceerd door prof. Emil Reznicek.1
Afb. 11 Hendrick Goltzius (1558-1617) - Portret van Jan
Govertsen, 1606. Tekening in gekleurd krijt. Verworven met steun
van de Vereniging Rembrandt.
De voorgestelde persoon, Jan Govertsen, was naar het
zieh laat aanzien een opmerkelijk èn een ijdel figuur. In de
loop van elf of twaalf jaar liet hij zieh niet minder dan