
betreft, bezit Autralopithecus een min of meer hoefijzer-
vormige tandboog, heeft relatief kleine hoektanden en
geen diasteem, dus ziet er mensachtig uit.
Afb. 20 Bovenkaken van Gorilla (links) en een Neanderthaler
(rechts), waarbij het verschil duidelljk te zien is
Bekijken we de schedel dan zien we o.a. dat het achter-
hoofdsgat (het gat in het onderste gedeelte van het
achterhoofdsbeen, waardoor hersenen en ruggemerg met
elkaar in verbinding staan) bij mensapen meer naar
achteren is gericht, terwijl dit bij de mens duidelijk aan de
onderkant ligt. Bij Australopithecus ligt dit achterhoofds-
gat duidelijk aan de onderkant. De ligging van het achter-
hoofdsgat geeft een indicatie voor de houding van het
organisme. Ligt het achterhoofdsgat onder de schedel, dan
wijst dat op een rechtopgaande houding, m.a.v/. Australopithecus
heeft rechtop gelopen.
Dat Australopithecus rechtop gelopen heeft, kunnen we
ook afleiden uit de vorm van het bekken. Bij mensapen is
het bekken smal en langgerekt. Bij de mens breed en kort.
Het bekken van Australopithecus africanus is breed en
kort.
Dan is er nog de schedelinhoud en de vorm van de
hersenen. Bij de mens is de schedelinhoud groter en zijn de
windingen van de hersenen ingewikkelder dan bij mensapen.
Hoewel de schedelinhoud van Australopithecus
relatief kleiner (± 440 cc) is dan die bij mensapen (+ 500
cc) duidt de vorm van de hersenen toch op een meer
geevolueerde vorm.
We komen dus tot de conclusie dat Australopithecus
mensachtig is.
Het uiterlijk van Australopithecus africanus
Wie de skeletresten van Australopithecus africanus ziet,
zal zieh ongetwijfeld afvragen hoe het uiterlijk er heeft
uitgezien. Een beeid hiervan kan alleen bij benadering
worden weergegeven, omdat er talloze factoren zijn die
hier invloed op hebben.
Een reconstructie is natuurlijk gebaseerd op het skelet. Op
grond van de grootte van de botten komt men er toe dat
Australopithecus africanus zo’n 1.20 m is geweest.
Nadat men het skelet heeft gereconstrueerd, kan men op
grond van de anatomische kennis en van het spierstelsel
het skelet aankleden, om het te voltooien met de huid. Of
deze huid behaard is of niet, kan men niet zeggen. De
reconstructies die in de loop der tijd zijn gemaakt, laten
zowel zwaar behaarde, als licht behaarde of zelfs naakte
wezens zien. Dit is afhankelijk van de theorie die men
aanhangt en van de tijd waarin de reconstructies gemaakt
zijn. Op dit moment is de naakte of licht behaarde huid
favoriet. Hiervoor zijn verschillende theorieën, zoals: een
verband met het verlaten van de bossen en het gaan leven
op de open vlakte, dit zou samen vallen met de overgang
van een viervoetige gang naar een tweevoerige gang. Het
rechtoplopen kost veel energie, waarbij veel wärmte
vrijkomt, die via een lichtbehaarde of naakte huid
makkelijker afgegeven kan worden. Een wat waterige
theorie is dat de voorloper van de mens zijn voedsel uit zee
ging halen en hiervoor veelvuldig in het water vertoefde.
Volgens weer een andere theorie kan het nog te maken
hebben met het veränderen van het sociale gedrag. De
voorloper van de mens ging volgens deze theorie monogamer
leven en aantrekkelijkheid, verliefdheid en het
daarmee gepaard gaande gedrag, o.a. strelingen (waarbij
een licht behaarde huid veel gevoeliger is dan een zwaar
behaarde) gingen daarbij een grote rol speien.
Afb. 21 Overzicht van de vindplaatsen van Australopithecus
africanus (*) in Afrika
Rechtsonder: Reconstructietekening van Australopithecus africanus
naar Jay Mattemes
De leefomgeving van het kind van Taung
Het plaatsje Taung ligt heden aan de rand van de
Kalahariwoestijn en het klimaat is half woestijnachtig.
Door de fossiele flora en fauna te bestuderen, kan men een
reconstructie maken van de paleo-ecologie (leefmilieu).
Dankzij de vondsten van bepaalde diersoorten (o.a.
bavianen, verschillende knaagdieren, klipdassen, vossen
en een klein antiloopje) en plantenresten, is men tot de
conclusie gekomen, dat het klimaat ten tijde v an Australopithecus
africanus vochtiger moet zijn geweest. Ook moet
de begroeiing dichter zijn geweest dan tegenwoordig.
Ouderdom en voorkomen van
Australopithecus africanus
De ouderdom van fossielen kan men o.a. bepalen door
zgn. relatieve dateringen en absolute dateringen. Rela-
tieve datering wil zeggen dat men de fauna’s uit bepaalde
afzettingen vergelijkt met fauna’s uit andere afzettingen.
Het verschil in faunasamenstelling kan dan een indicatie
zijn van ouderdom, nl. zitten er in een bepaalde fauna ten
opzichte van een andere fauna meer uitgestorven dieren,
dan is die fauna ouder. Absolute datering gebeurt met
behulp van radio-actieve isotopen, bijv. O , Kalium/
Argon, etc. Op grond van deze dateringen schat men dat
Australopithecus africanus zo’n 2,5 - 2,0 miljoen jaar
geleden leefde. Australopithecus africanus komt alleen
maar voor in Afrika. Naast vindplaatsen in Zuid-Afrika,
zijn er ook vondsten in Ethiopie.
W. deJong
Dankwoord
De auteur dankt hierbij dr. J. de Vos en J. van Veen voor waardevolle
kritiek en suggesties bij het schrijven van het verhaal.
Gebruikte literatuur:
Dart, Raymond, Australopithecus africanus: The Man-Ape of South
Africa. Nature, vol. 115, 1925.
Johanson, Donald en Edey, Maitland: Lucy, het begin van de
mensheid. Veen 1982.
Leaky, Richard, Op het spoor van de mens. Het Spectrum, 1981.
Manten, A.A., Op het spoor van de aapmens. Elsevier, 1962.
Morris, Desmond, De naakte aap. Bruna.
Reader, John, Missing links. The hunt for earliest man. William
Collins Sons & Co. Ltd., Londen, 1981.
Van Noten, Francis, De evolutie van de mens. De speurtocht naar de
ontbrekende schakels. Natuur en Techniek, 1981.
De negende Postzegeltentoonstelling
De Zuidafrikaanse Staten en Landen
In de rij van de filatelistisch verdwenen landen, is thans na
Europa en Azie, het werelddeel Afrika aan de beurt. In het
Zuiden daarvan liggen vier landen, waarvan de historische
ontwikkeling duidelijk op de postzegels is afge-
beeld. Het zijn de drie oorspronkelijk Nederlandse, later
Afb. 22 Kaap de Goede Hoop, één uit de Serie oudste zegels
Engelse kolonien Kaap de Goede Hoop (Kaapkolonie),
Oranje Vrij Staat en Transvaal en de van oorsprong
Engels georienteerde kolonie Natal. Na ongeveer een
halve eeuw eigen postzegels te hebben uitgegeven, werden
deze landen onder Engels beheer in 1910 verenigd in de
Unie van Zuid-Affika, (niet te verwarren met de tegen-
woordige Republiek van Zuid-Afrika!) waarbij het tot een
gemeenschappelijke uitgifte van postzegels kwam.
Bij deze ontwikkeling speelden de Engelse ‘protectoraten’
Basutoland en Bechuanaland met Stellaland en Grigua-
land West en de ‘Kroon’ kolonien Zululand en Swaziland
een belangrijke rol. Voördat zij de koloniale status kregen,
hadden de genoemde landen eigen, soms weliswaar
overdrukte postzegels of gebruikten zij in afwachting
daarvan af en toe de postzegels van de Kaapkolonie of van
Natal.
In het latere koloniale verband met Engeland gebruikten
zij eigen zegels met de beeltenis van Koningin Victoria of
Koning Edward VII, tot ook zij in 1910 met de vier
hoofdstaten werden opgenomen in de Unie van Zuid-
Affika. Rond 1960 maakten Basutoland, Bechuanaland
(met inbegrip van Stellaland en Grigualand West) en
Swaziland zieh los van Engeland, en traden uit de Unie.
Thans bestaan zij als vrije staten onder de naam Lesotho,
Botswana en Swaziland. Zij geven eigen postzegels uit,
die nog niet in groten getale in Teylers verzameling voor
een tentoonstelling aanwezig zijn.
De Unie van Zuid-Affika manifesteerde zieh filatelistisch
door de uitgifte van een postzegel met de beeltenis van
Koning George V van Engeland en de wapens van de vier
hoofdstaten: Kaap de Goede Hoop, Natal, Oranje Vrij
Staaten Transvaal. Tussen 1913 en 1961, het jaar waarin
de onafhankelijke Republiek van Zuid-Afrika werd
gesticht, gaf de Unie verscheidene series postzegels uit,
zowel met afbeeldingen uit de Boeren-periode als met
portretten van de leden van het Engelse vorstenhuis,
terwijl ook de Zuidafrikaanse dierenwereld niet werd
vergeten.