
bespreekt hij zijn lijst met zijn collega’s aldaar, waarbij
een tiental kunsthistorische werken, door Van Marum
voor de verkoop bestemd, aangehouden worden. Het
vormt de kiem voor de handcollectie van de Kunst-
verzamelingen, een afdeling waar Van Marum weinig oog
voor had.
Enkele dagen later vervoegt zieh Ds C. Loosjes van
Teylers Godgeleerd Genootschap bij Van Marum om
hem mee te delen dat de leden van dat College in de lijst
van boeken uit Teylers nalatenschap ‘niets [sic! deB] was
voorgekomen hetgeen naar hun oordeel in de Bibliotheek
van het Museum verdiende geplaatst te worden’. Men ziet
met welk een nüchtere voortvarendheid Van Marum en
zijn collegae te werk gingen. ‘Wijders overhandigde de Hr
Loosjes mij eene lijst van Boeken, welken het Theologische
(Genootschap) verlangt in de Bibliotheek van het
Museum geplaatst te hebben’. Samen met de wensen van
het Tweede Genootschap blijkt dit standpunt bepalend
voor het eerste tijdvak van de acquisitie.
Afb. 9 Orgel, uit Description des Arts et Métiers, L’art du facteur
d’orgues. 1766. Met spéciale dank aan de fotograaf: de afgebeelde
gravure meet 62 x 52 cm!
Aan het eind van hetjaar 1784 laat Van Marum ook reeds
een begin maken met het inbinden, aangezien het meeste
dat aangekocht is, niet gebonden was. De eerste binders
worden Casobon en C.H. Bohn & Zoon, beide te
Haarlem. Op 23 november 1784 worden door J. van
Walree & Comp, ‘op de zaal v a n ’t Princenhof Pieter
Teylers boeken verkocht; zij brengen/ 1789 - op. In de
daarop volgende vergadering van Directeuren stelt Van
Marum voor (en ontvangt toestemming) om voor ge-
noemd bedrag ‘te koopen zodanige boeken als er door de
beiden collegien worden gerequireerd’. Leveranciers van
nieuwe boeken worden de Haarlemse boekverkopers Van
Walrée en A. Loosjes, elk - eerlijk verdeeld - voor 50%
van het jaarlijks te besteden bedrag.
In de dan volgende jaren vindt een gestadige opbouw van
de collectie plaats, waarin de desiderata van de beide
‘collegien’ inderdaad een belangrijk element vormen. Het
is in deze eerste periode dat de meeste Kerkvaders en
antieke schrijvers worden aangeschaft, ook op het terrein
van de klassieke archeologie koopt Van Marum nogal wat
aan en verder nemen met name de numismatica een plaats
in; tot aan de oprichting van het Penningkabinet, honderd
jaar later, bleven zij onderdeel van de Fundatiebiblio-
theek. Ook het bindwerk krijgt de volle aandacht, vooral
van de indrukwekkende reeksen periodica als van de
Royal Society, de Académie des Sciences, de Academia
Naturae Curiosorum, enz. De banden zijn in perkament
dan wel in (natuurlijk: voi) leder.
De grote aankopen van natuurhistorische werken dringen
eerst wat later door: op Van Marums Engelse reis in de
zomer van 1790, toen ook zoveel kostelijke instrumenten
zijn aangekocht. Het is duidelijk dat Van Marum
omstreeks deze tijd voldaan heeft aan de wensen van de
genootschappen en thans verder kan gaan met zijn eigen
grote liefde: de natuurlijke historie. Zijn dominerende rol
binnen Teyler bood hem daarbij stellig de mogelijkheid,
heel veel van zijn eigen zinnen door te zetten en de
acquisitie van de Fundatiebibliotheek geheel in natuurhistorische
richting te leiden, zoals hij trouwens in het
voorwoord van de eerste bibliotheekcatalogus (1826)
uitdrukkelijk aangeeft. Het joumaal behoort dan echter
reeds lang tot de verleden tijd.
Tot slot geven wij (voor bibliofielen mogelijk om van te
watertanden!) een paar prijzen die in de eerste tijd voor
boeken betaald zijn:
Description des Arts et 8.11.1780 / 265,-
Métiers (12 vols)
Encyclopédie (28 vols) 8.11.1780 / 375,-
W. Hamilton, Campi Phlegraei 4.X.1784 / 155,—
Augustinus, Opera (14 vols) 12.IV.1787 / 80,t-
M. Lister, Historiae
Conchyliorum 9.11.1789 / 83,10
H. Bloch, Ichthyologie (6 vols)2.III.1789 / 106,-
Antichità de Ercolano (8 vols) 2.III. 1789 / 288,-
Erasmi Opera omnia (11 vols) 22.IV.1790 / 110,-
Lutheri Opera omnia (4 vols) 22.IV. 1790 / 14sjfe
Calvini Opera (9 vols) 29.IV. 1790 / 24,25
Biblia Sacra Polyglotta (7 vols)1790 / 130,-
C. Commelin, Hortus 1790 /1 6 0 ,-
Amstelodamensis (2 vols)
N.J. Jacquin, Hortus Vindobo- Londen, 1 7 9 0 / 860,-
nensis samen met ibidem,
Flora Austriaca (totaal 8 vols)
J. Miller, Dlustrationes... Londen, 1 7 9 0 /2 3 4 ,-
Linnaeus
C. Cramer, Uitlandsche 21.IX.1790 / 165,-
Capellen
Tergelegenheidvande Vriendendagop 1 juni 1985 zullen
in de opkamer van de bibliotheek enige specimina uit
bovenstaande lijst worden getoond.
J. G. de Bruijn
Afb. 10 Uitbarsting van de Vesuvius in 1771, in W. Hamilton, Campi Phlegraei. Naples, 1776.
Historische penningreeksen
Regelmatig worden in vakbladen aanbiedingen aange-
troffen voor series bijeenhorende penningen met historische
onderwerpen. Zojuist komt op mijn bureau een
folder, waarin zes zilveren penningen worden aange-
boden met de portretten van de koning(inn)en van
Nederland sinds 1815. Zulke retrospectieve series zijn
bepaald niet iets nieuws, want vergelijkbare uitgaven
kennen we al sedert in de 17e eeuw het systematisch
bijeenbrengen van penningverzamelingen is opgeko-
men.
De eerste penningen - wel te onderscheiden van munten
die als betaalmiddel dienden-zijn in Italie in de 15de
eeuw vervaardigd, waarbij portrettering van levende
personen in metaal op de voorgrond stond. Een eeuw later
werden penningen ook gebezigd om gebeurtenissen van
betekenis in de herinnering te houden. Een karakteristiek
voorbeeld zijn de rekenpenningen die in de tweede helft
van de 16de eeuw door de Nederlandse provincien
jaarlijks werden uitgegeven, steeds met afbeelding van een
voorval van politiek belang uit het afgelopen jaar (afb. 11).
Omdat deze oorspronkelijk een administratief doel
dienden - hulpmiddel bij het afhoren van de rekening van
Afb. 11 Rekenpenning van de prov. Holland, 1584, met Moord op
Willem van Oranje
financiele ambtenaren — hadden ze een gestandaardi-
seerde vormgeving, en daardoor konden ze later als een
suite die de geschiedenis van de Opstand illustreerde, een
dankbaar object voor verzamelaars worden.
Veel meer gezöcht bij collectionneurs waren overigens de
munten van de Romeinse keizers, die steeds aan een kant
een portret van de vorst vertonen, aan de andere zijde een
voorstelling die aan de gebruikers van het geld in het
gehele Rijk ’s keizers voortreffelijke eigenschappen, zijn
goede politieke voomemens of zijn materiele successen
bekend moest maken (afb. 12). Zij werden toen niet
zozeer als documenten voor het economisch leven van de
Oudheid gewaardeerd, maar in de eerste plaats verzameld