
Afb. 12 GoudenmuntvankeizerNero(63/4n.C.), kz. Sluitenvan
de Janus-tempel
als een tastbare illustratie van de Romeinse geschiedenis
en in omvangrijke publikaties bescbreven en becommen-
tariëerd.
Een nieuwe ontwikkeling, die voortbouwde op zulke
groepen die achteraf als historische sériés gezien konden
worden, deed zieh voor in het Frankrijk van Lodewijk
XIV. Daar werd de uitgifte van penningen ter gelegenheid
van glorieuze dynastieke, politieke of militaire feiten
systematisch van overheidsweg ter hand genomen:
ontworpen door de in 1663 opgerichte Petite Académie -
later Académie des Inscriptions et des Belles Lettres -,
vervaardigd in de Monnaie des Médailles gevestigd in het
Louvre, door de Koning op royale wijze als relatiege-
schenk verspreid. Vervolgens kwam echter in het kader
van de verheerlijking van de Zonnekoning de gedachte op
de aanvankelijk incidenteel vervaardigde penningen te
verbinden tot een doorlopende reeks die de succesvolle
regeringsperiode van de troonsbestijging af in beeid moest
brengen, zoals de antieke munten in de koninklijke
verzameling de Romeinse geschiedenis vertoonden.
Tussen 1683 en 1701 werdzo dezgn. Histoire métallique
opgebouwd, die bestond uit 286 penningen van gelijk
formaat en uniforme opzet: op de voorzijde een statie-
portret van de Koning, op de keerzijde een realistische of
metaforische afbeelding - met een spreuk als omschrift en
een uitleg in de afsnede - van een gebeurtenis die waardig
gekeurd was om de herinnering eraan te doen voortleven
(afb. 13). De penningreeks werd begeleid door een fraai
Afb. 13 Lodewijk XIV forceert de Rijnovergangbij Lobith in 1672,
vervaardigd ca. 1695
boekwerk met beschrijvingen en gravures en op ruime
schaal in binnen- en buitenland verspreid. Een tweede
editie van 318 penningen, gewijzigd en aangevuld tot
1715, verscheen in 1723. Hiermee was voor het eerst een
samenhangende serie ontstaan, die opzettelijk en achteraf
een historisch thema in metaal vastlegde.
Deze serie heeft, zowel door de origínele conceptie en de
verzorgde vormgeving als door het politieke gewicht van
het Frankrijk van Lodewijk XIV, in heel Europa grote
indruk gemaakt. Het propagandistisch karakter lokte
natuurlijk dadelijk reacties uit: in Engeland, de Neder-
landen en het Duitse rijk versehenen weldra penningen die
de Franse nederlagen verheerlijkten, al werden die
meestal niet van overheidswege uitgegeven en zelden tot
samenhangende reeksen verenigd. Wel werd het uiterlijk
in hoge mate door het Franse voorbeeld bepaald; ook daar
een vorstenportret gecombineerd met afbeelding van een
gedenkwaardige gebeurtenis op de keerzijde (afb. 14).
Afb. 14 Gedenkpenning Vrede van Aken, 1748, door Nicolaas van
Swinderen
Heel lang is dit blijven nawerken: nog in onze tijd worden
penningen op historische thema’s soms volgens het
Schema van de Histoire métallique opgezet. De nog steeds
voortgezette reeks jaarlijks door de Pauselijke munt
uitgegeven gedenkpenningen is daar een voorbeeld van.
Een curieus getuigenis van deze systeemdwang is een in
1983 uitgebrachte serie van elf koperen penninkj es met op
de voorzijde het ‘portret’ van de eerste Duitse lokomotief
uit 1835 en op de keerzijde afbeeldingen van elf andere
lokomotieven, compleet met motto als omschrift en naam
in de afsnede.
Een ander soort historiserende reeks, eveneens uit-
eindelijk van de portretgalerij op de Romeinse keizer-
munten afgeleid, ontstond ook in Frankrijk. Dezelfde
Monnaie des Médailles liet in 1715 een reeks kleine
penningen verschijnen met de portretten van alle ko-
ningen van Frankrijk, van de legendarische Pharamond
tot en met Lodewijk XIV (afb. 15 ); Nog onlangs werd zo’n
Afb. 15 Clovis, 5e koning van Frankrijk, door Thomas Bernard
reeks uitgevoerd in zilver en geborgen in een origineel
rood lederen kastje in een Duitse veiling ter tafel
gebracht.
De zeer produktieve medaillefabrikant Jean Dassier te
Genève kwam in het midden van de 18e eeuw met series
van de Engelse koningen van Willem de Veroveraar tôt
George II, van 72 Franse celebriteiten uit de Grand
Siècle op het gebied van politiek, kunst en wetenschap
(afb. 16), van scènes uit de Romeinse geschiedenis enz.
De aanschaf van Australopithecus africanus
In 1931 kreeg Dubois toestemming van Direkteuren van
Teylers Stichting om afgietsels van Autralopithecus
africanus te kopen. Hij deed dit bij de firma R.F. Dämon
en Co. te Londen. In augustus 1931 ontving hij het
bestelde. Zes en een half jaar eerder waren de originele
fossielen gevonden in Zuid-Afrika door Dart. Afb. 16 René Descartes, wijsgeer, door Jean Dassier
Afgietsels van fossiele mensachtigen
in Teylers Museum
De eerste aankopen daartoe deed hij in 1901, de
overblijfselen van de Neanderthalers van Spy (Belgie) en
in 1902, de schedel van Engis (Belgie) die van een Cro-
Magnon-mens was. Verder kocht hij o.a. de afgietsels van
de ‘Piltdownmens’, de Rhodesiamens en Australopithecus
africanus. De laatste zal hier nader belicht
worden.
De vondst van Dart
Ook dit genre bleef lang gewild. Omstreeks 1825
vervaardigde de Brusselse medailleur Jean Henri Simon
een serie van 100 Nederlandse beroemdheden, uitgevoerd
in zilver of in het tijdens de Romantiek zo geliefde
chocoladekleurige brons; in 1933 bracht de Koninklijke-
Begeer zijn serie Oranjevorsten in een cassette met een
begeleidend boekwerk. Zelfs in ander materiaal vond dit
voorbeeld navolging: het Koninklijk Penningkabinet bezit
een in de late 18de eeuw vervaardigde reeks portretten
van alle pausen, gesneden in half-edelsteen, in een
bijpassend Augsburg marquetteriekastje.
In 1924 vertelde de studente Josephine Salmons aan haar
hoogleraar, prof. Dart, professor in de anatomie aan de
universiteit van Johannesburg (Zuid-Afrika), dat ze een
fossiele-bavianeschedel op de schoorsteenmantel van een
vriend had zien staan. Dart vroeg haar de schedel te lenen,
daar hij zieh zeer interesseerde voor fossielen. Dart
bevestigde dat het een schedel van een baviaan was,
mogelijk zelfs van een nieuwe en primitieve soort. De
schedel was gevonden in een kalkgroeve bij een plaatsje
genaamd Taung. Dart wilde meer specima als ze
H. Enno van Gelder
Inleiding
Wie de tweede of grote zaal van het museum binnenkomt,
Staat direkt voor twee vitrines (nummers X en XI) (afb.
17) met een verzameling afgietsels van fossiele mensen,
mensachtigen en een recente mensaap. Het zijn vnl.
afgietsels van schedels, kaken en beenderen. Verder
liggen er enkele afgietsels van bewertete vuurstenen,
Slechts één echte schedel van de zgn. ‘rivierdalmens’ is
aanwezig.
Het grootste deel van de verzameling is bijeengebracht
door prof. Eugène Dubois, die van 1898 tot zijn dood in
1940, conservator van het Paleontologisch-Mineralo-
gisch Kabinet was. Dubois is beroemd geworden door zijn
vondst van de ‘rechtopgaande aapmens van Java’ (Pithecanthropus
erectus). De vondst, die bestond uit een
schedelkap, een dijbeen en een kies, werd door Dubois
beschouwd als overblijfselen van een mensachtige over-
gangsvorm tussen de mensapen en de mensen.
Dubois, zeer geünteresseerd in de evolutie van de mens,
trachtte daarom afgietsels te bemächtigen van vondsten
die geïnterpreteerd werden als voorlopers van de mens. Afb. 18 Prof. dr. Raymond Dart