
1817 (afb. 17) krijgt Van Marum de opdracht om naar
de ‘Gouverneurs’ van elke provincie een door hem
verbeterde pot te zenden (volgens de beschrijving in
nummer 2 A.K.L., 1801, afb. 14). Ook moet hij een
gebruiksaanwijzing in de beide talen opstellen en
meezenden-de beide talen omdat Belgie met zijn
Franssprekende provincies deel uitmaakt van het
koninkrijk. Van Marum vindt de koperslager en
brandspuitmaker Carel Gerber te Haarlem kundig
genoeg om de potten (19 in totaal) te maken. De prijs
wordt bepaald op / 128,- per stuk. Op 28 april bericht
Van Marum aan Groen van Prinsterer dat de potten,
getest, gereed zijn voor verZending. Of de Papiniaanse
potten in de verschillende provincies een groot succes
zijn, weten we niet. Maar in de A.K.L., nummer 28,
1819, lezen we een bericht van de Heren
Commissarissen der Spysuitdeeling aan behoeftigen in
Groningen: De pot van Van Marum deugt niet en is
levensgevaarlijk in ondeskundige handen. Bovendien
zijn de bijgeleverde ‘Haarlemse’ recepten van
volstrekt onvoldoende kwaliteit. Verder vinden we in
het artikel... recepten, uit Groningen.
Natuurlijk reageert Haarlem onmiddellijk. A1 in het
volgende nummer, 29, A.K.L., 1819, schrijft Van
Marum woedend: ‘Het is mij zeer vreemd
voorgekomen, dat UEd. in het voorgaande nummer van
dit Weekblad hebben kunnen plaatsen dat gedeelte van
zeker verslag van commissarissen der Spysuitdeling te
Groningen.’ En na een puntsgewijze ontmaskering van
de Groningse argumenten: ‘Het is alleen dit inzigt, dat
ik de pen heb opgevat om UEd. dezen te schryven,
terwyl anders een zo los gezegde van onkundigen of
bevooroordeelden, hetgeen tegen alle rede en
ondervinding aanloopt, slechts eenen lach by my zoude
verwekt hebben.’ Van Marum keimend, zullen we het
laatste maar niet te letterlijk nemen. Ook N. Nabe,
secretaris van de Haarlemse commissie, reageert in
hetzelfde nummer en bestrijdt de Groningse argumenten
uitgebreid.
Hiermee eindigt de bemoeienis van Van Marum met de
Papiniaanse pot. Het is merkwaardig dat de ideeen uit
Groningen bewust of onbewust onder Nederlanders
leven. De snelkookpan is hier, vergeleken met het
buitenland, nooit echt populair geworden.
A.W.
Iiteratuur
Over de door Van Marum verbeterde Papiniaansche pot,
manuscripten, Archief der Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen.
Algemene Konst- en Letterbode, (1801), A. Loosjes, Pz.
Haarlem.
Algemeene Konst- en Letterbode, (1819), Wed. A. Loosjes, Pz.
Haarlem
Dictionary of Scientific Biography CCG (1974), New York.
Forbes, R.J. (1971) in Martinus van Marum, Life and Work,
deel III p. 286-301, Tjeenk Willink en Zn., Haarlem.
Nieuwe Algemene Konst- en Letterbode voor meer- en min-
geöefenden (1800); A. Loosjes, Pz. Haarlem.
Störig, H.J. (1965) Geschiedenis van de Wetenschap, Spectrum,
Utrecht/ Antwerpen.
Papin en het Fysisch Kabinet
In de ovale zaal van het museum vinden we twee
apparaten waarmee de naam Papin verbonden is.
Afb. 18. Papiniaanse pot.
Bovenin vitrinekast V staat een Papiniaanse pot (afb.
18): een demonstratie en experimenteer-model uit het
eind van de 18de eeuw. Bij verschillende belastingen
van de veiligheidsklep, dus bij een variabele interne
druk, kan hier de temperatuur van de oververhitte
stoom gemeten worden. Bovendien kan de werking van
de veiligheidsklep ‘koud’ gedemonstreerd worden.
Daarvoor dient de handpomp aan de linkerkant,
waarmee kunstmatig een overdruk in de ketel tot stand
gebracht kan worden.
De atmosferische stoommachine volgens Newcomen
(1663-1729) Staat onder in vitrinekast VII (afb. 19). In
Afb. 19. Atmosferische stoommachine naar Newcomen.
feite is dit een vervolmaking van de machine van Papin
(uit 1690!) en een voorloper van de stoommachine van
Watt. Dit is een van de juwelen van het Fysisch
Kabinet. Er zijn maar drie andere machines volgens
Newcomen op de gehele wereld bekend - waarvan een
zeer grote in Museum Boerhaave te Leiden.
Het Teyler exemplaar is gemaakt door Edward Naime,
waarschijnlijk in de periode 1763-1774.
A.W.
Literatuur
Turner G.L.’E. (1973) in Martinus van Marum, Life and Work
(Lefebvre, E. en de Bruijn, J.G. ed.) deei IV, Noordhoff int.
publ., Leyden.
Tentoonstellingen
Pentekeningen
een keuze uit eigen bezit
Het gebruik van pen en papier of perkament om
gedachten in woord en beeid uit te drukken Staat aan de
basis van de kunst.
Er is sprake van een ontwikkeling die zieh vanuit het
zuiden en oosten over Europa uitspreidt. Vooral Italie
heeft veel bijgedragen tot de pentekenkunst. De
ganzeveren pen of de rietpen met galnoten of bister inkt
(aangelengd schoorsteenroet) geeft duurzame resultaten
en heeft veel expressiemogelijkheden. Van ragdunne
spinseis (Stefano della Bella) tot krachtige
compositielijnen (Testa). Ook blijken de mogelijkheden
om met arcering het linéaire karakter te doorbreken
door middel van toonvlakken (Michelangelo).
Het is een strenge techniek, weinig verbloemend, niet te
corrigeren en heel direct in het overbrengen van de idee
via de hand op het papier.
Onzekerheid en gebrek aan inventie zijn meteen af te
lezen. In de Italiaanse ateliers nam het tekenen met de
pen een eerste plaats in. In het Italiaans heeft het
begrip disegno een ruimere betekenis. Het draagt de
klassieke idee van ontwerp, inventie in zieh.
Na enkele 15e eeuwse tekeningen die duidelijk de
mogelijkheden laten zien, zijn er de voorbeelden van
Michelangelo en Rafaël, die de vrijheid van de pen op
meesterlijke wijze demonstreren.
Het denken met de punt van de pen wordt ook duidelijk
getoond in de vol ‘geschreven’ bladen met Varianten
voor composities (Veronese) en invallen die het
‘kapitaal’ van de kunstenaar vormen (Perino del Vaga
en Luini).
Van de 17e eeuwse pentekenaar bij uitstek Guercino
heeft het muséum een 100-tal tekeningen, te danken
aan de voorliefde voor deze kunstenaar van koningin
Christina van Zweden, de oorspronkelijke
verzamelaarster van de Italiaanse tekeningen in Teyler.
Het is een heel eigen vrij en sierlijk lijnenspel, zieh hier
en daar op de expressiepunten verdichtend.
De boomstudies van Claude Lorrain, die vooral boeien
door de intense natuurobservatie, vormen een overgang
naar de Hollandse manier van kijken (vergelijk bijv. Jan
Lievens).
Van Maarten van Heemskerck is er de voorbereiding
met de pen van de prent ‘Golgotha’ uit 1554. Op het
meesterschap van Jacques de Gheyn zal het boek van
de overleden oud-conservator van Teylers Museum,
Prof. Van Regteren Altena, binnenkort weer de
aandacht vestigen.
Alle moeilijke technieken zijn een uitdaging en leiden
tot virtuositeit. Een van de virtuozen is de Haarlemmer
Goltzius, die in de collectie met meer dan 100
tekeningen vertegenwoordigd is. De twee gekozen
tekeningen tonen twee kanten van zijn kunstenaarschap.
Een ander uitgangspunt laat Rembrandt zien als hij de
ganzeveren pen hanteert. Zo’n tekening van Christus bij
Maria en Martha is al geheel in de geest aanwezig en
doorleefd, voordat de pen het papier beroert en
spontaan wordt neergeschreven.
J.H. v. B.B.