
Van Marum en de soepuitdeling te Haarlem
In de Nieuwe Algemeene Konst- en Letterbode voor
Meer- en Min-geöeffenden no 363 (1800) vinden we
voor het eerst een bericht over een stedelijke
voedselverstrekking in Nederland: ‘Haarlem, den 9
December. De Municipaliteit van deze Stad gaf
onlangs een nieuw bewys van hare oplettendheid en
onvermoeiden yver... om den hongerigen armen
gezonde en minkostbare spyze toe te delen, als reeds in
zommige plaatsen van Europa, naar het voorschrift van
den Menschlievenden Rumford is beproefd.’ De
schrijver benadrukt dat stadsdoctoren de voedende en
versterkende kracht bepaald en verzekerd hebben, en
hij bericht dat vermögende medeburgers ruim hebben
ingetekend om de uitdeling te financieren. Hiema
volgen twee recepten van de soep. Nu we wederom
onder een economische recessie lijden, kunnen deze
van pas komen:
- Als informatie vooraf: 1) De soep wordt in een
normale pan bereid. 2) In die tijd zijn de gewichten nog
niet gestandaardiseerd: 1 pond = hier 1 Amsterdamsch
pond = 494.1 gram; 1 loot = 1/32 pond = 15.4 gram.
A.W.- ‘Zie hier de voorschriften ter bereiding van
twederlei soort van Soepe, welke, by afwisseling,
zullen uitgedeeld worden. Voor 5 Portien (of monden)
iedere Portie gerekend tot een pint hoeveelheid,
houdende circa 3 soepborden.
I: 24 loot Groene Erwten, 8 loot ongebuild
Tarwebrood (oudbakken.), Vi pond Vleesch, 28 loot
Aardappelen, 1 pond 24 loot Leydsche Wortelen,
10 loot Havere Gort (= gepelde gort A.W.), 2 loot
zout en 12Ü pond (= 6,2 liter A.W.) Water.
II: 16 loot Gort, 1 pond 24 loot Aardappelen, 16 loot
Brood, Vi pond Vleesch, 2 loot zout en 12Vi pond
Water.
Men kookt de inmeng-zels van elk deze Voorschriften,
drie uren lang: dog de Aardappelen, op het laatst en
afzonderlijk: moetende deze, gaar zynde, fyngemalen,
en dus wanneer de Soep gereed is daar in gemengd
worden. Ook moet men zorge dragen, om de
hoeveelheid Waters, die onder het koken uitdampt,
van tyd tot tyd aan te vullen, opdat ‘er juist zoveel
over blyve, na de bereiding als de Voorschriften
bepalen. Men zal dus best doen, met, bij het opzetten,
de portie Water wat ruimer te nemen.’
Reeds in het volgende nummer (364, N.A.K.L. 1800),
bijna voorspelbaar, reageert van Marum: ‘Zo dra het
Stadsbestuur alhier een plan gevormd had, om aan
behoeftigen eene min kostbare Soupe uit te delen, ben
ik bedacht geweest om eene dichtgeslotene pot, na
derzelver eersten uitvinder PAPIN, doorgaans de
Papiniaansche pot genaamd, te doen dienen, ten einde
gereedlijk, en op eene min kostbare wyse, krachtige
afkooksels van runderbeenderen te verkrygen, en hier
door de Soupe krachtiger en teffens smaakelyker te
maken.’ Vervolgens beschrijft Van Marum hoe, ten
behoeve van Teylers Stichting, hij een deugdelijke
Papiniaanse pot had laten maken: een pot die hij
geleend had, voldeed niet. Tenslotte geeft Van Marum
een recept om met de pot een dikke soep van
runderbeenderen en gerstemeel te trekken.
De voedselbereiding en -uitdeling blijft de gemoederen
bezig houden. In het eerstvolgende nummer, Algemeene
Konst- en Letterbode no 1 (1801), lezen we een
verslag van de geslaagde beproeving van de pot van
Teylers Stichting, waarbij uit 16 pond runderbeenderen
62 pond krachtige ‘geley’ verkregen werd. ‘De Pot is,
vervolgens, door Teylers Stichting, aan de Commissie
ter uitdeling van Soupe, alhier, voor deezen winter ten
gebruike geleend. ’
In een ander bericht Staat dat in navolging van
Haarlem, ‘ ’t welk in dezen het eerste spoor gelegd
heeft’, nu ook in Den Haag, Middelburg, Amsterdam,
Rotterdam, Leiden en Utrecht voedseluitdelingen
plaatsvinden. Nummer 2, A.K.L. 1801, geeft weer
recepten voor de liefdadigheidssoep - soms lijkt het wel
een kooktijdschrift - en een beschrijving met tekening
(afb. 14) van de door Van Marum verbeterde
Papiniaanse pot.
Bovendien wordt het dringend advies gegeven om
voor de soep slechts gebruik te maken regen- of
Haarlems havenwater!
Niet iedereen is het met de gang van zaken eens. In
nummer 4, A.K.L. 1801, vinden we een ingezonden
stuk van Dr. W.M. Keuchenius: ‘Körte (7 pagina’s
klein gedrukt! A.W.) aanmerkingen over het veelvuldig
gebruik van lymige Soupen in ons climaat, alsmede
over eenige bereidingen van vaste Spysen, en over de
armoede.’ Dr. Keuchenius heeft klaarblijkelijk bezwaar
tegen de navolging van het werk van Rumford: ‘Zoo
kunnen echter... tegen de bereidingen der Spysen, onder
de gedaante van Soupen, vooral van de lil- en
lymachtigen Soupen voor dagelykse Spysen, gegronde
bedenkingen, met opzicht tot onze Natie, gemaakt
worden.’ Immers: ‘Een vochtige Spys, die, in een droog
Climaat, een heilzaam voedzel is, word in een
vochtigen dampkring zodanig niet bevonden. Men
merkt de grootste wysheid en goedheid van den
Schepper op, in de voortbrenging der verschillende
zoorten van Spysen, niet alleen voor ieder Climaat,
maar zelfs voor elk Saisoen.’ Even later geeft Dr.
Keuchenius... recepten van hutspotten. Ten slotte
oppert hij de mogelijkheid om de behoeftigen werk te
verschaffen om ‘de arbeidsaamheid onder de armen op
te wekken’.
Maar behalve Keuchenius is bijna iedereen tevreden
met de in deze moeilijke omstandigheden bereikte
resultaten.
Afb. 15. De spaar-ovens van Parijs.
Afb. 16. Kooktoestel naar Rumford in Den Haag.
Ook het rendement van de kooktoestellen - onder
invloed van Rumford-is van belang. Nummer 8,
A.K.L.,1801, besteedt ruime aandacht aan nieuwe
T E Y L E R < § >MU S E UM
spaar-ovens te Parijs (afb. 15) en Den Haag (afb. 16).
De ovens te Den Haag zijn ‘onder opzicht van de
Burgers Hogendorp en De Lange van Wijngaarden
geplaatst en werkelijk in gebruik zynde.’ Bij deze ovens
doen de manier van circuleren van de hete
verbrandingsgassen en de isolatie van de vuurplaats wel
zeer modern aan.
Hiema verflauwt de belangstelling in de Algemene
Konst- en Letterkunde voor recepten en bereidingen
van Rumfordse soep. Uit verschillende berichten
kunnen we wel afleiden dat iedere winter in Haarlem en
in tal van andere plaatsen de soepverstrekkingen aan
behoeftigen plaats vinden.
Daarbij wordt ook geregeld gebruik gemaakt van de
Papiniaanse pot van Teylers Stichting.
Ook nadat op 17 november 1813 aan de Franse
bezetting een einde is gekomen, is de malaise nog niet
voorbij. Zo schildert Hendriks in 1815 ‘De
Soepuitdeling’.
Van Marum en Koning Willem I
In 1817 trekken de voortreffelijke eigenschappen van
de Papiniaanse pot en de verbeteringen door Van
Marum daaraan aangebracht de aandacht van de
regering. Bij koninklijk besluit no 138 van 21 november
^ s fiü ' lÈÉËf
W ÿ W IL L E » . Bj: (b Oeaiic S » .
1 K oH iK G A r N m E r , l .M 6 E » , P i i S i r « s
OJLAKJ0- N a s s a u , G r o o t - ’H e r i o g ¡an
' ■ lMsb8.i »Ve, <##. mt, ' ;
' . ' / . > . , p i , ‘
. . ¿.. .
■ ^ V _ “ '.
; . - - f - -, •
. ßir+*. M-
/l. tu /, ^ &*** * Jr w t ir*
^ r. y ;•* • . •*£ & / (T. .¿m f. K.f w /’■
J -r--- « ¿ 2
. i. - # y
,y, t
*** ^ '
jr
’¿Sf* *.««.«L "jèd,
Ss «•* WiM.-
jj| ^ f e i
.v \ " i- m *
” # ‘ ;
Afb. 17. Kon. Besluit 138, 21 nov. 1817.