die tegelijkeriìjd van hier door invloedrijke personen en
lichamen werd afgezonden ; Maurits, de Staten, de Prinses-
Weduwe Louise de Coligny, die, hoewel zij Scaliger niet
kende, hem toch verzocht te komen, daar zij haar zoon,
den jongen Frederik Hendrik, naar Leiden wilde zenden,
de Buzanval werden door Curatoren verzocht aan Scaliger
te schrijven; aan zijn vrienden en andere mannen van
hooge positie gingen brieven, waarin hun steun werd verzocht
om Scaliger te overreden naar Leiden te komen,
daar zijn komst toch niet alleen een Leidsch belang was,
maar van gewicht voor de geheele protestants che wetenschap.
Zoo vindt men brieven aan de Thou, du Plessis-
Mornay, aan d'Abain, François de St. Vertunien, Charles
Falaizeau, Florent Chrestien, alien van nagenoeg gelijken
in h ou d.
Het was trouwens niet overbodig. Men had te Leiden
het gunstige getij laten verloopen; in plaats van dadelijk
na Tuning's komst de zaak aan te vatten, had men 7
maanden gewacht. Hoe dat komt? schrijft Dousa aan
Fl. Chrestien in den brief, waaruit ik zooeven reeds een
paar woorden citeerde. Er waren er, die Scaliger tegenwerkten,
aan zijn woorden in zijn brief aan Curatoren
een scheeve uitJegging gaven, en beweerden dat Scaliger
iets anders meende, dan hij schreef, Nu, Scaligers brief
munt niet uit door duidelijkheid, maar men vergete niet,
dat Tuning hem mondeling kon toelichten, en dat juist
Scaliger in dezen aan Curatoren verzocht had. Tuning
geloof te schenken. Gij zult aan Tuning met mijn brieven
zeker niet minder geloof schenken, dan ik aan hem
zonder de uwe gedaan heb. „Glaucoma" schrijft Dousa
dan, „eorum luminibus obiecta, penes quos id temporis
potissima Academiae nostrae curatio; sed hunc nimbum
cito transisse laetor, postquam istorum tenebrionum
fucus ac malignitas detecta, simuique a gubemaculis
depulsi illi etc."
1-Iiermede kunnen alleen de Leidsche Burgemeesters
bedoeld zijn. Nu werden deze jaarlijks op St, Maartensavond
(10 Nov.) gekozen; er zaten thans andere, dajizij,
die tot Scaligers beroep hadden medegewerkt ') en deze
schijnen een open oor gehad te hebben voor hetgeen zij,
die Scaligers komst ongaame zagen, hun iniluisterden.
Scaligers weigering om college te geven, waarover ik
zooeven al sprak, za! hun positie zeker versterkt hebben.
Dousa stond tegenover hen alleen. Er bleef hem dus
niet anders over dan te wachten, tot er handelbaarder
Burgemeesters optraden, en zoo bleef de zaak hangen
tot November, i November van dit jaar werd opnieuw
door Curatoren aan Scaliger geschreven en tegelijkertijd
') Hun noiiien bij Orlers, BMchrijving van Leiden» (17S1) II p. 692,
aan Vertunien en Falaizeau. Of toen de Burgemeesters
van zelf gezwicht waren, of wel dat zij, wetend dat hun
tijd spoedig om was en dat hun opvolgers anders over
de zaak dachten, in het beroep dat äj niet meer konden
tegenhouden, toegestemd hebben, kan ik niel uitmaken ').
Er moest nu naar iemand uitgezien worden, die de
brieven kon overbrengen, en Scaliger naar Holland
begeleiden; en 200 zien we in December een zekeren
Hans Joostens in Leiden komen. Hans Joo.stens Schilder,
zooals zijn naam volledig luidt, was een Antwerpenaar,
die te Tours een commis-siehandel dreef. Tuning, die
Wissels op hem had gekregen, maakte daar met hem
kennis; wellicht heeft hij, evenals later Scaliger, bij hem
gelogeerd, ten minste in de brieven doet Hans Joostens
hem telkens de ,,complimenten" van zijn moeder en zijn
vrouw. Zeker hebben zij beiden na Tunings terugkeer
uit Preuilly over de mogelijkheid van Scaligers verhuizing
gesproken: en toen men nu iemand moest hebben,
die zieh daarmede kon belasten, heeft Tuning hem aan
Curatoren voorgedragen, en hem, met goedvinden van
Curatoren, maar al was het geheel zijn eigen idee,
zonder dat hij Curatoren tot iets bond, daarover
geschreven. En Hans Joostens, die wel zaken met Holland
deed, maar niet van dien omvang of hij kon het
wel per brief af, meende nu twee vliegen in één klap
te kunnen slaan, èn zijn klanten eens opzoeken èn zieh
bij Curatoren vergewissen, wat men van hem veriangde,
en wat er aan te verdienen was. En zoo kreeg hij dan
de brieven mede, met opdracht om Scaliger, zoo mogelijk,
naar Leiden te brengen, zonder dat hem een limiet van
kosten werd bepaald, en met de belofte van een goede
belooning, zoo het gelukte,
Toen men nu in Leiden in volle spanning zat, wat
de uitslag wel zou zijn, kwam er een brief van Baudius,
die zeker bij menigeen alle hoop den bodem insloeg.
Baudius was, gelijk we gezien hebben, in Veere blijven
hangen, en had Tuning alleen laten reizen. Ter verontschuldiging
zeide hij, dat Curatoren niet 00k aan
hem, als aan Tuning, vergoeding van te lijden schade
hadden beloofd, en daarin had hij niet geheel ongelijk.
Maar bij Curatoren had hij het verbruid, en toen hij nu
nog de brutaliteit had om wissels op hen te trekken,
had hij voorgoed bij hen afgedaan, en zij lieten zijn
verdere brieven onbeantwoord. Baudius van zijn kant
zette op eigen houtje de pogingen bij Scaliger na
Tunings vertrek voort, en zond telkens brieven naar
Leiden, waaruit vooral moest blijken, hoe goed hij voor
de Leidsche belangen opkwam. Maar zonder succes;
') De k««tie zou eenvoudiger zijr, als de datum, 1 November
oude stijl was, doch dat lijkt raij