§ »
Aanwinsten Fysisch Kabinet ittti
pan
D o o r M a r i j n v a n H o o r n
Op 25 a p rii 2001 kw am Teylers Museum in het b ezit van een groot
m o d el th e o d o lie t. ca. 1900 v e rv a a rd ig d door de Duitse firm a
H ild e bran d , gevestigd te F re ib urg. Het b u itengew oon fra a ie in s trum e n t
w e rd . c om plee t m e t s ta tie f. k is t en d ra ag tas . g eschonken door de h eer
Th.A. Erb u it H aa rlem . Gezien de u itstek en d e s ta at w a a rin het
v e rk e e rd e kon het a l s n e l geëxposeerd w o rd e n . Het b evin d t zich in de
nis te g e n o v e r de ingang van de te n to o n s te llin g s za a l. lets o ver de
g es ch ie d en is van d it typ e in s trum e n t za l ze k e r bijd ra g en aan de
v e rrijk in g van de b lik erop.
Het aan Teyler geschonken exemplaar
is gebruikt door de grootvader van de
schenker, de Zwitser Joseph Theodor
Erb (1874-1934). Deze trad na zijn pro-
motie aan de Universiteit van Zürich
in 1900 als geoloog in dienst van de
Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot Exploitatie van
Petroleumbronnen in Nederlandsch-
Indié. Behalve in deze voormalige ko-
lonie verrichtte hij ook onderzoek in
onder meer Roemenié, de VS,
Rusland, Mexico en Venezuela. In
1913 kwam hij aan het hoofd te staan
van de geologische afdeling van de
Maatschappij. In 1921 nam Erb de
Nederlandse nationaliteit aan en dat-
zelfde jaar volgde zijn benoeming tot
directeur van de Koninklijke
Nederlandsche Petroleum
Maatschappij (thans Shell). Na zijn
terugtreden in 1929 bleef hij als com-
missaris aan de Maatschappij verbon-
den. Ook presideerde hij gedurende
een aantal jaren het Geologisch
Mijnbouwkundig Genootschap te
Delft.
Theodoliet van Hildebrand,
collectie Teylers Museum
Een theodoliet is een landmeetkundig
instrument, bedoeld voor het meten
van hoeken in zowel het horizontale
als het verticale vlak. In het eerste ge-
val gaat het om hoeken tussen markante
punten in het terrein, in het
tweede om gegevens te verkrijgen
voor hoogtebepalingen. Het toestel
bestaat al sinds de 16de eeuw en heeft
een lange ontwikkeling doorgemaakt,
met name gericht op een steeds grote-
re nauwkeurigheid. Het landmeten
zelf kent natuurlijk al een veel längere
geschiedenis, die teruggaat tot de
tijd dat de mens zieh ging 'settelen'.
Maar tot de 16de eeuw gebeurde dit
hoofdzakelijk met stokken en touw.
De vroegst bewaard gebleven instruc-
ties op dit terrein zijn van de hand van
Hero van Alexandrie (ca. 100 na Chr.).
Aan het ontwerp van de eerste theo-
dolieten ligt de triangulatietechniek
(driehoeksmeting) voor het opmeten
van land ten grondslag. Het was
Gemma Frisius die hier in 1533 als
eerste over schreef. Er kwam nu bé-
hoefte aan een eenvoudig instrument
voor het meten van hoeken aan de
uiteinden van een opgemeten basis-
lijn. Dat werd de theodoliet (de her-
komst van de naam is onzeker) met
alleen een horizontale, in graden ver-
deelde cirkel. Naarmate de diameter
hiervan groter was kon men een grote-
re afleesnauwkeurigheid bereiken, va-
riërend van 1 boogminuut bij een diameter
van ongeveer zeven centimeter
tot 1 boogseconde bij een diameter
van ongeveer zevenentwintig cm.
Lange tijd hadden pogingen het toestel
ook uit te rüsten met een verticale
cirkelboog geen succès. In de 17de
en 18de eeuw volstonden de landme-
ters doorgaans met het basisontwerp.
Pas in de 19de eeuw kwam de theodoliet
met horizontale èn verticale
graadverdeling standaard in gebruik.
Voor het opvoeren van de afleesnauwkeurigheid
was het werk van Jesse
Ramsden in het laatste kwart van de
18de eeuw van grote betekenis. Met
zijn cirkelverdeelmachines konden
uiterst nauwkeurige graadverdelingen
worden gemaakt. Rond 1845 werd het
type geïntroduceerd dat tot ver in de
20ste eeuw in gebruik zou blijven en
waarvan ons exemplaar een voorbeeld
is: het is voorzien van een volledige
verticale cirkel en de telescoop kan in
dat vlak 180 graden draaien. De diameter
van de horizontale cirkel van
deze Hildebrand-theodoliet is veertien
cm, die van de verticale cirkel acht-
tien cm. Het toestel is voorzien van
telescoopvizier, waterpas, kompas
voor orientering en afleesmicroscopen
(de aflezing vindt plaats door een opening
in de beschermkap van de
schaalverdelingen).
Bij deze schenking hoort ook een grote
pantograaf van de firma G. Coradi
uit Zürich, een tekeninstrument met
dezelfde gebruiksachtergrond als de
theodoliet. Het dient om kaarten en
tekeningen te kopieren, waarbij ook
verkleinen en vergroten mogelijk is.
Het parallellogramvormige toestel is
een vinding van Christoph Scheiner
uit 1603, en het werd al spoedig nadat
hij erover gepubliceerd had (1631) op
grote schaal gefabriceerd. De pantograaf
is voorzien van een tekenstift en
een traceerpen waarmee men de lij-
nen op een kaart of tekening volgt. In
gebruik wordt hij op 66n punt vastge-
zet. Met stift, pen en fixatiepunt op
66n lijn wordt de tekenstift gedwongen
de bewegingen van de traceerpen
te volgen en zo ontstaat een kopie van
het origineel.
Aanvankelijk was de pantograaf van
hout maar al in de 17de eeuw waren er
twee Leidse instrumentmakers
(Henricus Sneewins en Jacob de
Steur), die exemplaren van messing
maakten. Franse makers werkten
vooral met ebbenhout. De constructie
veranderde niet wezenlijk in de loop
van de tijd: twee lange en twee körte
latten of Stangen, beweegbaar op
zwenkwieltjes. Steunpunt, tekenstift
en traceerpen zijn verwisselbaar en
verstelbaar längs schaalverdelingen op
twee van de Stangen,- op deze manier
kunnen vergrotingen of verkleiningen
worden gemaakt. Halverwege de 19de
eeuw ging de Fransman Gavard holle
buizen gebruiken, teneinde het gewicht
en daarmee de wrijving op het
papier te verminderen. In de 20ste
eeuw waren de goedkopere pantogra-
fen uitgevoerd in plastic,- daarnaast
werden nog diverse andere nieuwe,
lichte materialen gebruikt. ■