
D. Coster
vaargeulen en ondiepten längs de
Friese kust en de Wadden. Dit werk
zou hem tot 1926 bezig houden.
Toen Coster naar Teyler kwam was
hij midden dertig en had hij al grote
Verdiensten als fysicus. Na afgestu-
deerd te zijn in de theoretische na-
tuurkunde in Leiden, volgde hij de op-
leiding elektrotechniek in Delft, ter-
wijl hij als assistent bij De Haas werkte.
Van 1920 tot 1922 was hij Verbünden
aan het laboratorium van Manne
Siegbahn in Lund (Zweden), waar hij
zieh ontwikkelde tot specialist op het
gebied van de röntgenspectroscopie. I^)
Lorentz stemde in met Costers wens
om hiermee door te gaan. Voor dit doel
werden de hoofdonderdelen van een
röntgenvacuümspectrograaf naar ont-
werp van Siegbahn aangeschaft. Een
jaar lang werkte Coster nu voorname-
lijk aan absorptiespectra, waarover hij
publiceerde in het Zeitschrift für
Physik. Bij het onderzoek werd hij ge-
holpen door de universiteitslaboratoria
van Leiden, Amsterdam, Groningen
en Delft, die chemische preparaten tot
zijn beschikking stelden.
In november 1924 werd Coster be-
noemd in Groningen, op de leerstoel
voor experimentele natuurkunde en
meteorologie. Hij zette daar het werk
voort met zijn Haarlemse Instrumentarium,
dat hij van Teylers Stichting
in leen kreeg. Het Groningse lab werd
zo het eerste Nederlandse universi-
teitslaboratorium waar men zieh bezig
hield m et röntgenspectroscopie.
FOKKER
De opvolging werd ditmaal anders ge-
regeld. Lorentz gaf nu de voorkeur aan
een kandidaat die hem te zijner tijd
zou kunnen opvolgen: Adriaan Daniel
Fokker (1887-1972), een specialist op
het gebied van de relativiteitstheorie
en in 1923 hoogleraar geworden in
Delft. Hij werd aangesteld met het
recht Lorentz op te volgen, zowel bij
Teyler als op de namens Teylers
Stichting ingestelde leerstoel in de natuurkunde
aan de universiteit van
Leiden. Fokker mocht bovendien zelf
bepalen met ingang van wanneer hij
zieh voor zijn nieuwe betrekking be-
schikbaar kon stellen. Het zou tot
maart 1927 duren voor Fokker metter-
daad conservator werd. In feite zette
er m et Costers vertrek een periode
van non-activiteit in voor het laboratorium,
die zieh zou uitstrekken over
de jaren 1925-1928. Lorentz had zijn
handen voi aan het werk voor de
Zuiderzeecommissie, had veel internationale
verplichtingen en vervulde
tot op het laatst zijn extraordinariaat
in Leiden (de befaamde maandagoch-
tendcolleges). Fokker was in zijn eerste
en enige jaar als conservator nog
bezig met de afronding van zijn hand-
boek over de relativiteitstheorie (versehenen
in 1929) en m et organisatorisch
en redactioneel werk binnen de
Nederlandse natuurkundige gemeen-
schap. Beiden vonden echter toch nog
tijd voor enig theoretisch werk.
SLOTSOM
Onder Lorentz bereikte Teylers laboratorium
een zeer hoog niveau, zij het
met de beperkingen die de kleinscha-
ligheid meebracht. (Teylers lab was
het kleinste van het dozijn riiet-indus-
triele natuurkundige laboratoria die er
voor 1940 in Nederland waren.)
Lorentz stelde hoge eisen aan zijn con-
servatoren en gaf er de voorkeur aan te
wachten als de beste kandidaat niet
meteen beschikbaar was. Er bestonden
goede betrekkingen m et andere
instellingen, in Nederland en daarbui-
ten. Lorentz volgde doorgaans de con-
servatoren in hun voorkeur voor on-
derzoeksonderwerpen. Dit was in
principe de beste benadering, gezien
de hoge begaafdheid van deze mannen,
maar het betekende in de praktijk ook
dat Lorentz mettertijd zijn oorspron-
kelijke intentie om magneto-optisch
onderzoek te doen opgaf. Tussen 1911
en 1924 versehenen eenentwintig pu-
blicaties over uiteenlopende maar
voor het merendeel actuele problemen
inzake optica, elektromagnetisme, ra-
diogolven en atoomfysica. Lorentz
kwam echter weinig aan eigen onderzoek
toe, hoewel juist dit doel ten
grondslag lag aan zijn besluit naar
Teyler te komen. Behalve de leiding
over het onderzoek had de curator tot
Costers röntgenvacuümspectrograaf. 1924
A.D. Fokker. Schilderij door Toon Kelder. ca. 1940
Lorentz' laatste proefopstelling
taak openbare lessen en cursussen te
verzorgen. Lorentz7 voornaamste
doelgroep daarbij waren de natuur-
kundeleraren in den lande.
Het bescheiden, vaste bedrag van
14.000 gulden, dat de mogelijkheden
van het laboratorium bepaalde, werd
door Lorentz uitstekend besteed. In
het begin van de jaren twintig con-
fronteerden Directeuren hem echter
met hun verwachting dat het budget
in de nabije toekomst gekört zou
moeten worden als gevolg van conver-
sies. Coster en Fokker waren bij hun
aanstelling hiervan op de hoogte. Dit
punt speelde mee bij het enige tijd on-
vervuld laten van het conservator-
schap na Van der Pol en na Coster. En
het zette de toon voor het volgende,
laatste hoofdstuk in de geschiedenis
van Teylers Laboratorium.
Jan Adriaan Fontein, presiderend
Directeur, herdacht Lorentz veertien
dagen na diens dood in een gevoelvol
betoog tijdens de bestuursvergadering
op 17 februari 1928. Hij stelde dank-
baar vast dat Lorentz met zijn cura-
torschap Teylers Stichting had doen
delen in zijn faam en vervolgens vroeg
hij zieh af wat de Stichting voor
H.A. Lorentz. Schilderij door F.G.A. Oldewelt (1857-1935)
Lorentz betekend had. Onder verwij-
zing naar de feestrede van Kamerlingh
Onnes ter gelegenheid van Lorentz7
vijftigjarig doctoraat in 1925, waarin
Onnes had gezegd dat de Nederlandse
wetenschappelijke gemeenschap
Teylers Stichting grote dankbaarheid
was verschuldigd voor het aanbieden
van het curatorschap aan Lorentz,
durfde hij te stellen dat Lorentz zijn
In het verslag van de bestuursvergadering van 14 mei 1924 treffen we een weergave aan van Lorentz' eigen visie op zijn
curatorschap. Hierbij valt te bedenken dat hij in dezelfde periode ook de volgende functies bekleedde:
buitengewoon hoogleraar in Leiden (vanaf 1912)
secretaris van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1920-1928)
- voorzitter van de Afdeling Natuurkunde van de KNAW (1909-1921)
voorzitter van de Zuiderzeecommissie (1918-1926)
- voorzitter van het Comité voor Intellectuele Samenwerking van de Volkenbond (vanaf 1923). Sinds de Eerste
Wereldoortog droeg hij al bij aan pogingen de contacten tussen wetenschappers uit de oorlogvoerende landen in
stand te houden c.q. weer op gang te brengen.
Lorentz verklaart dat zijn oorspronkelijke plannen met Teylers laboratorium tot zijn spijt niet ten volle zijn gerealiseerd. Tal
van zaken en omstandigheden hebben dat verhinderd: zijn positie in Leiden, de Eerste Wereldoortog. de Vredesbeweging.
de Zuiderzee. Maar hij kan tevreden zijn met het goede werk van de conservatoren. in bet bijzonder met de belangrijke re-
suttaten van Van der Pol en Coster.
grote gaven van hoofd en hart in Haarlem
waarschijnlijk voller ontwikkeld
had dan in Leiden, met de lasten en
verplichtingen van het gewone profes-
soraat, mogelijk zou zijn geweest.
Hoewel Fontein over het geheel geno-
men hierin misschien wel gelijk had
geldt dit niet voor het laboratoriumwerk.
We hebben gezien hoe Lorentz
in zijn Haarlemse jaren toch weinig
tijd vond voor eigen onderzoek, ter-
wijl hij bij Teyler toch in een positie
van volkomen onafhankelijkheid ver-
keerde, precies de reden waarom hij de
aanstelling destijds had aanvaard.
Mijns inziens namen de gebeurtenis-
sen deze loop omdat Lorentz zieh niet
kon of wilde onttrekken aan de nationale
en internationale verplichtingen^
die hij meende te hebben. m
DH artikel is een bekorte vertaling van The Physics Laboratory of
the Teyler Foundation (Haarlem) under Professor H.A. Lorentz.
1909-1928'. In: Bulletin of the Scientific Instrument Society.
No. 59 (1998) 14-21.
1 Zijn essentiele bijdrage aan de moderne natuurkunde
wordt kernachtig omschreven door Russell McCormmach
in de Dictionary of Scientific Biography, waar hij zegt dat
Lorentz de klassieke natuurkunde tot het punt bracht
waarop de noodzaak van fundamentele herzieningen evident
werd voor Einstein en andere volgelingen.
“ Sinds 1866 was er een universaalinstrument van Repsold
(Hamburg) in de collectie. door professor Volkert van der
Willigen (hoofd van het Fysisch Kabinet van 1864 tot 1878)
gebruikt als meridiaankijker. Elias en Lorentz besloten dH
instrument om te laten bouwen tot een spectrometer met
vloeistofprisma's. voor gebruik als monochromator. De
conversie vond plaats bij de firma M.C. Vink in Utrecht de
firma Schmidt & Haensch (Berlijn) kreeg de opdracht voor
leverantie van de prisma’s. Maar Vink was pas na drie jaar
klaarmet het karwei—dat toen inmiddels/. 6.316 had gekost
-. en de prismas voldeden alsmaar niet aan de eisen
die Elias eraan stelde.
111 Publicaties over deze en enkele theoretische onderwerpen
versehenen in het Nederiands en het Engels in detijd-
schriften van de Koninklijke Akademie van
Wetenschappen.
,v Lorentz' oplossing van niet-lineaire golfvergelijkingen re-
sulteerde in twee artikelen van Van der Pol over de amplitude
van triodetrillingen: deze versehenen in de eerste
jaargang van Radio Review.
v Dit leverde twee artikelen onder beider naam op in het
Philosophical Magazine.
vt Dit was dan ook het onderwerp van zijn proefschrift dat
hij op 3 juli 1922 onder Ehrenfest verdedigde. Het leverde
hem een uHnodiging op van Niels Bohr. Gedurende zijn
verblijf van een jaar in Kopenhagen bracht hij zijn rönt-
genspectroscopische resultaten in verband met de atoom-
theorie van Bohr en het Periodiek Systeem. Zijn belang-
rijkste resultaat daar was de ontdekking van het element
hafnium (Hf). samen met de Hongaarse chemicus en latere
Nobelprijswinnaar Gyorgy Hevesy. De ontdekking steunde
sterk op Costers bekwaamheid in precisiemetingen van
zwakke röntgenlijnen: in het spectrum van het zirkonium-
mengsel waarin hafnium werd ontdekt vielen een paar
zwakke Zr-lijnen vrijwel samen met de twee sterkste Hf-
lijnen.