
het kwartaalblad van
Teylers Museum en tevens m ededelingenblad van
de Stichting Vrienden van Teylers M useum
IS S N 0920 0460
Nummer 74 (jaargang 21. nummer 1. voorjaar 2002).
maand van verschijnen: maart 2002
ABONNEMENT OP TEYLERS MAGAZIJN
Teylers Magazijn verschijnt viermaal per jaar - in de
winter, lente. zomer en herfst. Dit blad informeert u
over alle wisselende activiteiten in het m useum en het
belicht de achtergronden van de verzamelingen en
kabinetten. de geschiedenis en andere onderwerpen die
in nauwe betrekking staan tot het m useum.
Abonnementen gelden steeds voor een vol kalenderjaar.
en worden, tot wederopzegging. automatisch verlengd.
U kunt zieh abonneren op jaargang 2002 door €12.- over
te maken op postrekening 56.99.019 onder vermelding
van ‘Nieuw abonnement Teylers Magazijn 2002*.
Geschenkabonnementen zijn welkom. gaame met
opgave of het abonnement voor een jaargang dan w el
voor onbepaalde tijd wordt geschonken. Vrienden van
Teylers M useum ontvangen dit tijdschrift automatisch.
AUTEURS VAN DIT NUMMER:
B.C. Sliggers. Hoofd Presentatie
Drs M.A.M. van Hoorn. Conservator Fysisch Kabinet
Mw. M r Drs M.A. Thissen-Menalda. Wetenschappelijk
medewerker Kunstverzamelingen
Eindredactie: M.H. Besselink
Vormgeving: [BDJ] vorm en beeid. Den Haag
Fotografie: M. Zegel
Drukwerk: Paswerk Bedrijven. Haarlem
Teylers M useum
Spaam e 16
2011 CH Haarlem.
tel: 023-5319010
fax: 023-5342004.
e-mail: teyler@euronet.nl
website: www.teylersmuseum.nl
OPENINGSTIJDEN
dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur.
zondag 12-17 uur.
Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag gesloten.
Correspondentie met de Stichting Vrienden van
Teylers M useum kan gericht worden per adres
aan het m useum.
OMSLAG:
Albertus Seba. Thesaurus I. plaat 38. Amsterdam 1734
(Universiteitsbibliotheek. Amsterdam)
1 Oost-lndsiche Philander, een wyfje. dragende hare
jongen in haar buik-zak.
2 Oost-lndsiche Armodil. of Schildvarken. over het
gantsche lyf a ls gehamast.
3 Klein Armodil. in een gerold.
4 Ongemeen schone Oost-lndische Loeri.
5 . Soort van Paradysvogel. uit Ambona. gmeenlijk
de Koningsvogel genaamt.
6 Zeer schone vogel uit Ambona. Valatti genaamt.
7 Bladen van een Heestergewas uit Oost-lndie.
B Bladen van een Indiaanschen boom Valli Cari
Capoeli geheten.
d o o r B e r t S l i g g e r s ;
museum
Het Naturaliënkabinet
van de Hollandsche Maatscbappij
der Wetenschappen 1759-1866
De tentoonstelling Het Verdwenen Museum,
van 9 maart tot en met 9 juni in Teylers Museum, gaat
over een type museum dat langzamerhand verdween:
die symbiose van voorwerpen der natuurlijke historié
met die van etnografica en antropologie. Waarin
honderden tropische houtsoorten worden vertoond
naast een verzameling maag- en nierstenen. schedels
van Chinezen naast die van de Indische otifant. Kasten
vol schelpen, vogets en vtinders. De expositie belicht
de ontwikkeling van natuurhistorische verzamelingen
in de période 1750-1850. van particulière cpllecties
tot institutionele verzamelingen. Van een ode aan de
almachtige schepper tot een systematische ordening
van studieobjecten. Centraal Staat het verdwenen
Naturaliinkabinet van de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen (1759-1866) te Haarlem, dat kan
worden gezien als het eerste natuurhistorische
museum van Nederland. Hier werd in eerste instantie
nog de hele wereld. gedroogd of op sterk water,
verzameld. geordend en uitgestald. Om de wetenschap
te dienen en bezoekers te vermaken. Tot het moment
dat men inzag dat de wereld te groot was. en
specialisatie nodig was om te overleven.
ZUCHT TOTVERZAMELEN
Toen de natuurkundige Heinrich Sander in 1777 de natu-
ralien-verzamelaar Willem van der Meulen in Amsterdam
opzocht, kreeg hij zowaar enkele schelpen van zijn gast-
heer cadeau. Sander raakte er in zijn reisverslag niet over
uit dat er in een land dat geheel in het teken scheen te
staan van kopen, verkopen, verzarhelen en verwerven, ook
nog mensen woonden die vrijgevig waren. Het verzamelen
van voorwerpen uit de drie rijken der natuur -de dieren, de
gewassen en de delfstoffen- was inderdaad nog nooit zo
populair geweest als in de 18de eeuw. Een onafgebroken
stroom van voorwerpen uit onze overzeese bezittingen
kwam terecht in zo'n 350 natuurhistorische kabinetten die
een zekere bekendheid genoten. Amateurs, vooral afkom-
stig uit de gegoede burgerij en regentenkringen, en een
toenemend aantal geleerden hielden zieh intensief bezig
met de natuurlijke historie. Die zucht naar verzamelen,
classificeren en determineren had tot gevolg dat 'Holland
een magazijn van uitheemse natuurvoortbrengselen was
geworden', aldus de Leidse hoogleraar Johannes le
Francq van Berkhey. 'Geen Stad, geen Dorp byna is er, of
men vind er kabinetten, of naspeurende liefhebberen; en
geen werkje komt er schier van onder de drukpers, of het
heeft een of ander voortbrengzel der Natuure ten onder->
werp'. Maar, vervolgt hij, er zijn onder die liefhebbers
maar weinigen 'wie,r aandagt door de nevelen van het op-
pervlakkige heen ziet'. Want een belangrijke collectie op •
het terrein van de natuurlijke historie vedangde meer dan
goede contacten en een goed gevulde beurs. Geen wonder
dat tijdgenoten de draak staken met mensen die verza-
melden om het verzamelen, dat immers een modever-
schijnsel was geworden.
ALBERTUS SEBA & CAROLUS LINNAEUS
De Amsterdamse apotheker Albertus Seba (1665-1736)
had zo'n omvangrijke en belangrijke collectie op het ter-
rein van de natuurlijke historie, dat tsaar Peter de Grote
die in 1717 te Amsterdam verbleef, deze graag wilde heb-
ben, en de gehele verzameling voor 15.000 gulden over-
nam voor plaatsing in-zijn Kunstkammer te Sint
Petersburg. Daarna begon Seba opnieuw met verzamelen
en vijftien jaar later was zijn collectie nog groter dan de
eerste, waarmee deze tot de grootste van'het .land be-
hoorde. In 1723 schreef Seba over zijn verzameldrang in
een brief aan de Engelse verzamelaar Hans Sloane (1660-
1753), wiens collectie aan de wieg zou staari van het
British Museum: ‘lk kan mij niet genoeg versadigen in een
iders schepsel, en iders ding te observeeren, en komen
nog tijd en kennis te kort om het grote wunder te opder-
zöeken, dogh die soekt sal vinden.'
Toen Seba in 1736 overleed, betekende dat niet alleen het
einde van zijn collectie, maar dat moment luidde tevens
een nieuw tijdperk in waarin universele verzamelingen
voorgoed uit de mode raakten. Een nieuwe generatie ver-
zamelaars, omvangrijker dan de voorgaande, stond op, die
zieh specialiseerde en nieuwe ordehingen aanbracht.
Voortaan geen rangschikking meer naar de vier elemen-
ten of naar gebruik, en ook geen esthetische schikkingen
meer van schelpen en vlinders.
Het nieuwe classificatiesysteem, dat nog heden ten dage
wordt gebruikt, kwam uit de koker van de Zweedse na-
tuuronderzoeker Carolus Linnaeus (1707-1778), die in
1734 Nederland bezocht en nog net Seba's collectie kon
zien. Hoewel geen hoge dunk van Seba zelf en niet te
spreken over zijn ouderwetse presentatie, wasQnnaeus
wel onder de indruk van de soortenrijkdom van de collectie.
Hij keek er zijn ogen uit en gebruikte uiteindelijk een
groot aantal dieren voor een nieuwe systematische inde-
ling van het dierenrijk die hij in zijn Systema Naturae uit
1735 introduceerde.
Drieëntwintig vogels. alle getekend in het leverian Museum (1806)
Alexandre Isidore Leroy de Barde. Tromp t'oeil afbeeldingen van natuurhistorische
objeclen uit het leverian en Bullock Museum le Londen. 1804-1813. gouache.
1.26 x 0.90 cm (Cabinet des Dessins. Louvre. Parijs)
De Franse Graaf Alexandre Isidore Leroy de Barde (1777-1828) was een knap tromp
l'oeil-schilder, wat tot uiting komt in deze gouaches. Vanwege de Franse revolutie
vtuchtte hij in 1792 naar Engeland, waar hij enkele natuurhistorische verzamelingen
bezocht om de meest bijzondere en kieurrijke soorten te tekenen. Hij combineerde in :
Londen de objeclen uit het Leverian Museum met die van het Bullock Museum in eigen
arrangementen. maar op een wijze waarop deze vogels. gesteenten en schelpen toen- ;
tertijd werden geixposeerd. Zij komen overeen met de wijze van exposeren in
Nedertandse verzamelingen. zoals in het Natauratiénkabinet van de Hollandsche
Maatschappij te Haarlem.