
4. Twee staande Soldaten, pen en penseel in bruin over sporen van zwart krijt,
127 x 80 mm. (Haarlem, Teylers Museum, inv. E 15)
De bespiegelende onderwerpen waaraan Rosa zoveel waarde
hechtte komen ook terug in zijn tekeningen. Teylers Museum
heeft een aantal uitgewerkte bladen met deze thematiek. De A llegorie
van de vergankelijkheid, die uit Rosas vroege Florentijnse
periode dateert, is een mooi voorbeeld (fig. 2). Een zittende man,
gekleed in een wijde mantel, met vleugels die uit zijn slapen groei-
en, steunt met zijn linkerhand op een doodshoofd, bijgelicht
door een olielamp, en wijst met zijn rechterhand op een open
graf. De schedel en de rokerige lamp zijn toepasselijke verwij-
zingen naar de sterfelijkheid van al het aardse; ‘delle reliquie tue
colmo è il terreno'luidt het opschrift (‘de aarde zit voi met jouw
knekels’). Dat de man de vleugels van Hermes draagt doet ver-
moeden dat Rosa de figuur associeerde met Hermes Psycho-
pompus, de god die de zielen van de overledenen naar de on-
derwereld begeleidt. Tegelijkertijd heeft de voorstelling een
uitgesproken stoi'cijns karakter; Rosa was een bewonderaar van
stoicijnse deugden als onverstoorbaarheid in voor- en tegenspoed
- ook al wist hij die niet altijd in praktijk te brengen.
Tot zijn dood in 1673 bleef Rosa in Rome. Hij oogstte er grote
successene maar ontmoette ook groeiende weerstand. De Schilder
genoot zeker offìcièle waardering: toen bijvoorbeeld kardi-
naal Neri Corsini in 1632 benoemd werd tot nuntius aan het hof
van Lodewijk XIV gaf hij Rosa opdracht een grote Ruiterslag te
schilderen als diplomatiek geschenk voor de Zonnekoning. En-
kele prächtige, driftig getekende schetsbladen uit Leipzig geven
een indruk van de tomeloze energie die dit grote doek in het Louvre
kenmerkt (fig. 3). Maar in een brief aan een Florentijnse
vriend schregf de kunstenaar dat hij weliswaar gevleid was door
de opdracht, maar dat hij dit soort onderwerpen nooit meer wilde
schilderen, tenzij men hem ervoor betaalde als ware hij Titi-
aan o f Rafaël.
Lodewijk XIV van Frankrijk en Christina van Zweden behoor-
den tot Rosas bewonderaars; Christina nodigde hem in 1652 -
ruim voor haar troonsafstand - zelfs uit om in Stockholm haar
hofschilder te worden. Een soortgelijke invitatie bereikte de Schilder
uit Wenen. Maar Rosa ging op die uitnodigingen niet in: hij
verkoos het, in Rome te blijven, waar hij zieh kon meten met de
beste schilders van zijn tijd. Daarbij-maakte hij het zichzelf niet
gemakkelijk. Eigenzinnig als hij was, weigerde hij inmenging in
zijn onderwerpskeuze en wilde ook niet tevoren een prijs afspre-
ken met opdrachtgevere. Het gevolg was dat hij slechts met moei-
te kopers kon vinderi voor zijn hoogdravende allegorieën. Zijn
tegendraadse opstelling, die dikwijls op zelfoverschatting leek,
bezorgde hem veel kritiek. De vijandigheid jegens Rosa ging zo
ver dat er een anoniem spotdicht circuleerde waarin beweerd
werd dat Rosa niet eens in Staat was, de menselijke figuur naar
behoren te tekenen - laat staan een historiestuk te schilderen. Om
die aantijging te weerleggen publiceerde Rosa een lange reeks et-
sen op klein formaat, de zogenaamde Figurine, die tot zijn be-
kendste werken zijn gaan behoren. Het zijn vlot geëtste, geesti-
ge en eindeloos inventieve capriccivan Soldaten, vissers, zigeunere
en soortgelijke figuren. Voorbereidende studies voor enkele van
deze Figurine zijn in de tentoonstelling te zien (fig. 4).
In het pauselijke Rome vielen Rosas satirische gedieh ten in minder
goede aarde dan in het tolerantere Florence. Daar kwam bij
dat de kunstenaar ook in zijn schilderijen soms al te openlijk de
spot dreef met de gevestigde orde. Eénmaal belandde hij zelfs bij-
na in het gevang door een schilderij, waarin hij de vermeende
doriiheid van de hoge clerus aan de kaak wilde stellen. Het feit
dat hij tot zijn dood openlijk. samenleefde met een getrouwde
vrouw, met wie hij verschillende kinderen had, zal niet geholpen
hebben om Rosa respectabel te maken in de ogen van zijn tijd-
genoten. Al deze factoren hebben er overigens wel voor gezorgd
dat Salvator Rosa na zijn dood is uitgegroeid tot een haast le-
gendarische figuur: in de achttiende en negentiende eeuw gold
hij als het prototype van het onaangepaste genie, een romanticus
avant la lettre. Vooral in Engeland werd Rosas werk - vooral zijn
ruige landschappen met banditti - gretig verzameld. Voor de as-
sociaties die Rosa’s naam opriep is het kenmerkend dat Horace
Walpole een reis door de Alpen in 1739 met de volgende woor-
den kon omschrijven: ‘Precipices, mountains, torrents, wolves,
rumblings - Salvator Rosa.’
In 1666 schreef de kunstenaar aan een opdrachtgever: ‘Ik Schilder
niet om er rijk van te worden, maar enkel en alleen voor mijn
eigen voldoening. Ik moet mezelf laten meevoeren door golven
van enthousiasme, en mijn penseel alleen ter hand nemen wan-
neer ik in vervoering ben.’ Het is een voor die tijd unieke ver-
woording van de essentie van artistieke inspiratie. De tekeningen
uit Leipzig en Haarlem die nu in de Aquarellenzaal
geëxposeerd zijn, bieden een prächtige kans om die inspiratie
aan het werk te zien. In de begeleidende Duitstalige publicatie,
geschreven door Dr. Andreas Stolzenburg, conservator van het
Museum der bildenden Künste, worden alle Rosa-tekeningen in
beide collecties afgebeeld en van commentaar voorzien. Daar-
naast bevat de catalogus essays over Rosas leven en kunst en
wordt de herkomst van de Haarlemse en Leipziger tekeningen
uitgebreid onderzocht. ■
ARMANDO T Z d e t e k e n i n g e n
Op 18 September, de dag waarop Armando
zijn zeventigste verjaardag viert, wordt in
Teylers Museum offlcieel de tentoonstelling
van zijn tekeningen geopend. De expositie
biedt een overzicht vanaf de vroegste tekeningen
die hij maakte in het begin van de jaren
vijftig tot de meest recente die onlangs
zijn ontstaan. De tentoonstelling is groten-
deels samengesteld uit werk dat nog altijd in
bezit is van de kunstenaar zeit. Vele werken
daarvan zijn nog niet eerder getoond. De se-
lectie is aangevuld met sleutelwerken uit diverse
Nederlandse collecties, zowel uit privé-
bezit als uit openbare verzamelingen.
De tentoonstelling in Teylers Museum concentreert zieh op tekeningen
en laat ander werk van deze veelzijdige kunstenaar bui-
ten beschouwing. Tekeningen hebben altijd een bijzondere
plaats ingenomen binnen zijn oeuvre, dat niet alleen schilderijen,
aquarellen, grafiek en technieken op papier omvat, maar zieh
tevens uitstrekt tot muziek, proza, poezie, journalistiek en
theater. Bij Armando staan de tekeningen volledig op zichzelf en
dienen niet, zoals vaak het geval is bij andere kunstenaars, als
voorstudies voor schilderijen of sculpturen. In tegenstelling tot
het overige werk is figuratie in de tekeningen vrijwel geheel a f-.
wezig. Af en toe zijn wel motieven te herkennen die in ander beeidend
werk van de kunstenaar een rol speien, maar het is de ac-
tiviteit van het tekenen zelf die centraal Staat, van bewuste
compositie of stijl is geen sprake. Dit betekent overigens niet
dat een specifieke thematiek afwezig is. Als altijd in het werk
van Armando speien geschiedenis, verleden en herinnering een
belangrijke rol.
Alle belangrijke periodes uit het beeidend oeuvFe van Armando
worden in de tentoonstelling vertegenwoordigd. Onder de vroege
tekeningen uit de CoBrA-periode, bevinden zieh een aantal
unieke, getekende affiches die dienden als aankondiging voor
tentoonstellingen. Deze vroege werken worden gekenmerkt door
een krachtige, soms ronduit gewelddadige lijnvoering. In groot
contrast daarmee staan de minimale tekeningen uit het begin
van de jaren zestig, de zogenaamde Nul-periode. Het duurt tot
het einde van de jaren zestig voor Armando opnieuw begint te
tekenen. Uit deze periode zullen een aantal bijzondere werken
op groot formaat te zien zijn, waarin overigens de agressieve
spanning van het vroege werk is verdwenen. Deze werken zijn
verfijnder en landschappelijk. In het begin van de jaren zeventig
maakte Armando in zijn tekeningen voor het eerst gebruik van
fotomateriaal, vaak in de vorm van fotokopieen uit oorlogsboe-
ken of van landschappen waarin zieh tragedies hebben voltrok-
ken. Dat leidde tot monumentale werken als De onbekende so/-
daat en Schuldig landschap waarvan verschillende versies
bestaan, en die de kern van de tentoonstelling vormen.
In 1979 verhuisde Armando naar Berlijn, de stad waar hij nog
altijd woont en werkt. Na aankomst begon hij te werken met ‘ge-
vonden materiaal’: beschreven ansichtkaarten en oude portret-
fotootjes, die hij met potlood en soms krijt van nieuwe ‘sporen’
voorzag. Deze melancholieke werken, de zogenaamde Anmerkungen
zur Vergangenheit, vormen een ode aan de vele ano-
nieme persoonlijke geschiedenissen die normaal gesproken
schuil gaan achter de historische feiten maar nu zeer tastbaar
worden. De latere tekeningen zijn soepeler; het is in de woor-
den van Ernst van Alphen ‘alsof (...) potlood en papier hun con-
tact elkaar continu aftasten. Het potlood en papier zijn dan aan
elkaar gewaagd als twee boksers in de ring.'
Bij de tentoonstelling verschijnt een bibliofiele uitgave in be-
perkte oplage met litho’s van Armando en een tekst van Ernst
van Alphen. ■