
4. Pamflet van de
zonsverduistering
zoals deze zien zou
zijn in Londen op 22
aprii/3 mei 1715.
(Eise Eisinga Planetarium,
Franeker)
5. Fragment uit het
dagboek van Hoyte
Roucoma, Dronrijp
1715 (Rijksarchief
Friesland)
recht: ‘Het idee van de platte aarde past in
ons vaak (en geheel ten onrechte) nega-
tieve beeid van de Middeleeuwen, als tien
duistere eeuwen tussen de klassieke oud-
heid en de Renaissance en de Verlichting,
die men maar het beste kan overslaan.’
BIJGELOOF Met alles had God een be-
doeling: met het waaien der winden, het
beven der aarde, het schuimen der zee en
kometen aan de hemel. Met zijn tekenen
probeerde hij de mensen te waarschuwen.
Waren astronomen er al heel vroeg achter
wat het mechanisme achter een zoneclips
was, het volk geloofde nog heel lang dat
God zijn toorn op deze manier aan de
mensheid openbaarde. Opvallend is dat
de eerder geciteerde monniken uit de
13de en l4de eeuw de verduistering hele-
maal niet in verband brachten met een te-
ken van God maar juist een natuurlijke
verklaring van dit verschijnsel gaven. In de
17de eeuw lijkt het bijgeloof toegenomen
te zijn, want de aangekondigde zonsverduistering
van 1654 bracht dit fenomeen
wel in verband met de dag des oordeels en
het vergaan der wereld.
Werd de zonsverduistering soms uitge-
legd als een voorteken van naderend on-
heil, de verduistering op zieh werd ook
wel als een ‘ramp’ gezien. Dat blijkt on-
dermeer uit een prent van Jan Saenredam
die de potvisstranding te Wijk aan Zee op
19 december 1601 voorstelt. Vaak werden
deze onbekende monsters uit de
Noordzee ook als boodschappers van
rampen, oorlogen en epidemieèn gezien.
Rond de voorstelling zijn dan ook tal van
gebeurtenissen afgebeeld tussen het moment
van stranding en de uitgifte van een
prent, die de maker in verband bracht
met de stranding: een zonsverduistering
c s tfp ¿ a ¿ n ¿D efáriptunv a fth e -S ii/rù a p p eam n ee-, tr i
a a u t'£ Z > e cre & f& o f th e ? £ c¿ if? d -e ':n > h ¿ c/i rv -¿¿¿ h a frfiM n , (x n L T 'ry .d & y '
( ùn, th e - -m o n w n a J c À p r il the> 2 2 ^ *71 $ . — -------
tering plaats, die volgens de opvattingen
van de natuurkundigen een natuurlijke
oorzaak kan hebben gehad, namelijk
doordat de maan tussen ons en de zon
stond.’ Ook Willem Procurator uit Eg-
mond schreef dat men, bij de zonsverduistering
van 16 juli 1330, zieh in zijn
abdij maar weinig zorgen had gemaakt
omdat het ontstaan geheel natuurlijk was.
Beide bronnen tonen tevens aan dat men
in de Middeleeuwen allang niet meer in
een platte aarde geloofde.1 ledere ont-
wikkelde middeleeuwer was overtuigd
van de bolvorm, die al sinds de Griekse
oudheid bekend was. Jan Buisman, auteur
van Duizend jaar weer, wind en water
in de Lage Landen schrijft dan ook te-
» -'r-gy-ir • W *i ¿4LA tzrifffif >«<n, » h I X 7 £ V ' ™
" C - » « S o 1«. | Í
-J . .— . ( J l t , i I
ß ^ tU r S ’:
op 24 december 1601, een in heel Holland
merkbare aardbeving op 2 januari
1602 en een totale maansverduistering op
4 juni van dat jaar.2
1433 De eerste goed gedocumenteerde
zoneclips dateert van! $7 Juni 1433. In
grote delen van Europa, ook in Nederland,
was de verduistering totaal. Vooral
in Duitse kronieken wordt aan deze nacht
overdag aandacht besteed: ‘Op de 17 juni,
tussen zes en zeven uur in de ochtend,
toen de zon nog onder het teken van de
Tweelingen stond, kwam er een dikke
wolk [schaduw van de maan] snel vanuit
het nöorden, verbreidde zieh in korte tijd
over de gehele hemel en verduisterde de
zon in zo’n mate, dat gedurende een half
uur de helderheid Van de dag werd ver-
anderd in ten diepe natht. De astrologen
hadden tevoren de dag en het tijdstip aan-
gegeven, waarop deze verduistering zöü
plaats hebben en in een poging om verband
te leggen tussen oorzaken en effec-
ten, yerzekerden zij, dat dit verschijnsel
enige bijzondere dingen aankondigde.’3
Tot de 15de eeuw geloofde men dat de aarde
het centrum van het heelal was. De as-
tronomie was gebaseerd op de Almagest, sa-
mengesteld door de Griekse schrijver
Ptolemaeus (ca. 100-180). In het stelsel
van Ptolemaeus draaiden de sterren om de
aarde. De Poolse astfonoom Nicolaus Copernicus
(1473-1543) ontdekte echter
dat de aarde en andere planeten om de
zon draaiden. Zijn werk ontketende een
wetenschappelijke revolutie die Europa
op zijn grondvesten deed schudden.-Een
omwenteling in het denken over het heelal;
van een geocentrisch naar een helio-
centrisch wereldbeeld. Toch bleven er
hardnekkige afwijkirigen bestaan tussen
de plaats van de planeten aan de hemel en
de hemelposities volgens de theorie. De
Deen Tycho Brahe (1546-1601) maakte
uit de bijzondere samenstand van Saturnos
en Jupiter in 1563 op dat de bestaan-
de astronomische modellen zeer onnauw-
keurig waren. Op zijn privé-eilandje Hven
liet hij een wetenschappelijk centrum
bóuwen met een astronomisch Observatorium
waar hij met een groot aantal waar-
nemers de positie vari vele hemellichamen
vastlegde. Johannes Kepler (1571-1631)
wist op basis van de waarnemingen vari
Brähe de wäre aard van de planetaire be-
weging af te leiden. Hij ontdekte dat de
planeten geen cirkel beschreven ftiaar in
een ellips om de zon bewogen.
1654 In,1654 verscheen er bij Corne-
lis Jansen, bpekverkoper bij de Nieuwe
Kerk te Amsterdam een pämflet over de
naderende zonsverduistering van 12 au-
gustus. In tegenstelling tot de tálrijke profeticen
over het ¿inde der tijden, wist de
anonierrie auteur. zijn lezers gerust te stellen:
‘Wat nu dese Sonsverduisteringh uit-
werken -sal^is God bekend; maar onder
de mensehen wort er veel van gesprook-
ken, maar ‘t meest aan gelogen, elk Vogel
singt soo hij gebekt is, en wie dit stuk het
miriste begrijpt, die smeetter de meeste
voorseggingeri dit.’ In plaats van biddend
in huis te blijven, raadde hij de lezers aan
de zonsverduistering te bekijken. ‘Soo ie-
mand lust heeft om dese Eclipsis of Sonsverduisteringh
te sien, die gebruike alleen
een papierken of parkementjen, ‘t welk
eerst moet met verwe of Inkt swart gemaakt,
en met een speld of naald vol gaat-
jes gesteken worden, sal door’t selve dese
verduistering klaar en sonder schade aen-
schouwen. Misschien was de bedoeling
hiervan de zon door het gaatje te projec-
teren als een camera obscura. Anders was
de kans op blijvend oogletsel wel erg
groot. Zelfs met de tegenwoordige cd-
schijfjes en computerfloppies is de kans op
oogbeschadigingen aanwezig. Op een illu-
stratie van het pamflet zien we verschil-
lende methoden van de eclipswaarneming.
Ook indirect wordt de verduistering waar-
genomen: via spiegelende wateropper-
vlakken in een emmer of in een schaal, en
in een Spiegel zelf.
Naast alle gedrukte aankondigingen be-
schikken we ook over een geschreven 00g-
getuigeverslag. Het was de Haarlemse kun-
stenaar Vincent Laurensz van der Vinne
(1628-1702) die op dat moment in Genève
vertoefde en de eclips als volgt om-
schreefi ‘Den 12 august was hier in Eropa
een ongemeene groote sun eclips. Ja soo
MEETKÜNDI G ONTWERP
V A N D E G R O O T E
Z O N E C L I P S ,
Invallende den 2$ July des Jaars 1748. Aanwyzcndc hoe en wanneer z ig dezelve zal vertoonen
tot •«GRAVENHAGE op het VORSTELYKE H U IS IN T BOSCH gemmtdc ORANGE ZAAL,
D O O R L U G T I G S T E NH O O G H E I D
W i l l e m C a r e l H e n r i k F r i s o .
P ä ‘ ‘ 1 N S van O R A N G E en N A S S A U ,
S T A D H O U D E R , A D M I R A A L en C A P 1T E I N G E N E R A A L der Vercenjgde N E D E R L A N p E N , ' x
R I D D E R n u de KO U SS-E B A N D , & c, S ic, Scc. ' 3
I f G E R B R a 'n D N ° I ° c " o ' l ° A A S B A C K ,
5
6. Gerbrand Nicolaas
Back, Meetkundig
Ontwerp van de
Groote Zon-EcUps,
Invallende den 25
July des Jaars 1748,
etc. Uitgave van
Nicolaas van Vucht,
Utrecht z.j. (Universi-
tertsbibliotheek
Utrecht)