
Dt Karolingische denarius
ee/7 voor loper v a n c/e euro?
12
1. Solidus van de
Romeinse keizer
Honorius (393-423)
0 21,2 mm
ind vorig jaar heeft het museum ten be-
hoeve van het Numismatisch Kabinet een Karolingische
denarius aangekocht. Deze muntsoort heeft een
belangrijke rol gespeeld in de monétaire geschiedenis.
Daarom wordt deze nieuwe aanwinst hier kort gepre-
senteerd en in een historische context geplaatst.
FRANKEN EN MEROVINGEN De Franken,
kregen in de derde eeuw na Christus
toestemming van de Romeinen om zieh
binnen hun rijk te vestigen. Z ij mochten
d it onder de voorwaarde dat zij meehiel-
pen de grenzen te verdedigen. N a de val
van het Romeinse R ijk kreeg deze Ger-
maanse stam een gebied onder controle
dat bij na het gehele huidige Frankrijk be-
sloeg. Hiermee werden de Franken het
mächtigste volk van West-Europa. Deze
ontwikkeling vond plaats onder de Me-
rovingen, de eerste dynastie die over het
Fränkische R ijk regeerde (ca. 430-751).
D e belangrijkste munt van de Merovin-
gen was de tremissis. Deze gouden munt
was een opvolger van de Romeinse en By-
zantijnse tremissis die een waarde had van
eenderde solidus. Gedurende de eerste
helft van de zevende eeuw daalde het
goudgehalte van de tremissis snel en gingen
de munten steeds meer zilver bevat-
ten. Tevens daalde het gewicht van de
munten. M et een körte overlap werd
rond 675 een nieuwe zilveren munt inge-
voerd. Deze had ongeveer dezelfde
grootte en gewicht als de tremissis en
werd denarius genoemd. Deze naam
greep terug op Romeinse zilveren munten
van ongeveer hetzelfde formaat, die toen
reeds lang niet meer werden gebruikt.
KAROLINGEN In de achtste eeuw kwam
er een einde aan de heerschappij van de
Merovingen. Z ij werden door de Karo-
lingen verdrongen als heersers van het
Fränkische R ijk. De eerste Karolingische
vorst was Peppijn de Körte (751-768).
H ij slaagde erin om een groot deel van
West-Europa onder zijn gezag te bren-
gen. Rond 755 hervormde Peppijn het
geldstelsel dat hij van de M erovingen had
geérfd. H et gewicht en zilvergehalte van
de oude Merovingische munten werden
verhoogd en de geldstukken kregen een
nieuw uiterlijk. Ze werden voortaan ge-
slagen op grotere en dünnere muntplaat-
jes. Tevens kregen de munten voor het
eerst sinds de Romeinse tijd weer een
goed leesbaar opschrift. Deze nieuwe
munten werden hét voorbeeld voor alle
Westeuropese aanmuntingen in de eeu-
wen die zouden volgen.
E r werden 240 van deze nieuwe denarii
uit een Karolingisch pond zilver geslagen.
In de loop van de tijd werden de munten
echter lichter zodat er meer u it een pond
muntmetaal werden gemaakt. Toch werd
de hoeveelheid van 240 munten toen nog
steeds een pond genoemd. Zo is het pond
als munteenheid ontstaan. De Engelsen
hebben hun pond, waarin nog steeds 240
pence gingen pas in 1971 afgeschaft.
Toen gingen zij over op het decimale
muntstelsel met een pond van 100 pence.
H et Karolingische systeem had derhalve
nog een nazaat in de twintigste eeuw.
De hervorming van Peppijn de Körte
zorgde tevens voor een strengere controle
van de koning over de munthuizen. D it
werd gesymboliseerd door de aanwezig-
heid van de initialen o f namen en titels
van de vorst op alle munten. H et aantal
muntplaatsen werd gereduceerd en al snel
werden alle munten in de verschillende
munthuizen met hetzelfde uiterlijk geslagen.
Onder Karel de Grote (768-814), de
opvolger van Peppijn, werd de productie
van dergelijke munten voortgezet. De
zoon van Karel de Grote, Lodewijk de
Vrome (814-840), accentueerde de
munteenheid door in alle delen van zijn
rijk munten te laten slaan zonder vermel-
ding van de plaats van vervaardiging.
De munt die het museum heeft aangekocht
is van d it laatst beschreven type. Op
de voorzijde is een tempel met vier zuilen
te zien met daarbinnen een kruis en het
omschrift: X R IS T IA N A R E L IG IO (de
christelijke godsdienst). De keerzijde
toont een kort kruis met vier bolletjes in
de hoeken en het omschrift: +H IV -
D O W IC V S IM P (Keizer Lodewijk).
D it type munt werd tussen 822 en 840 in
het gehele Fränkische R ijk geslagen en
kon van Rome tot Dorestad worden gebruikt.
Derhalve was er in deze tijd, bijna
1200 jaar geleden, eigenlijk al sprake van
een euro, de munteenheid die over twee
jaar bij ons van kracht zal worden. ■
Met dank aan
drs. M. L. F. van der Beek
2. Tremissis (1/3 solidus)
van de Byzan-
tijnse keizer Justinia-
nus (527-565) 0
15,4 mm.
13
4. De nieuwe aanwinst.
Karolingische
denarius op naam
van Lodewijk de
Vrome, geslagen
tussen 822 en 840,
0 20,1 mm.
3. Fantasiemunt met een aan de verbeelding ontsproten portret
van Lodewijk de Vrome uit: Caspar Gevaert, Icones vitae et elogia
imperatorum romanorum, Antwerpen 1645.