
5. Afgegoten hand
van Aty Scheffer,
1858 ( Do rd rechts
Museum)
■ ‘s-morgens, in pleister waren afgevormd. De beeldhouwer Geor-
6 ges heeft, in der tijd, eenige weinige exemplaren van Bilderdijks
Regterhand, in een fraai afgietsel, voor des Dichters vereerders
verkrijgbaargesteld.’3 Na hetoverlijden van de romantische dichter
Willem Bilderdijk in 1831, liet.Jan Wap de beeldhouwer Antonia
Boggia overkomen om een gipsen afgietsel te maken van zijn
gelaat en beide handen. Bilderdijk is waarschijnlijk de eerste Ne-
derlander geweest, van wie een dodenmasker werd gemaakt als
laatste eerbetoon en om de herinnering aan een gevierd dichter
levend te houden. De origínele afdrukken van het gezicht kwa-
men in het bezit van de beeldhouwer Louis Royer. Afgietsels van
zijn rechterhand, zijn scheppende hand, werden beschikbaarge-
steld voor zijn vereerders.
Het geschilderde doodsportret van Michaèlis en het dodenmasker
zou Louis Royer in 1832 als hulpmiddel gebruiken bij het maken
van Bilderdijks portretbuste. Deze buste toonde Bilderdijk
getooid met een tulband en zou later veelvuldig in prent worden
gebracht.
INTIEM EERBETOON VAN ARY SCHEFFER In zijn atelier werd
het den bezoeker als een zeer bijzondere blijk van onderschei-
dingtoegestaan, het schoone, levensgroote beeid zijner moeder,
gestorven, en in liggende houding voorgesteld, door hemzelven
in marmer gebeiteld, te bezigtigen; daar hij echter aan deze,
heerlijk uitgevoerde beeldtenis, met diep eerbiedige vereering
harer nagedachtenis, voor zichzelven uitsluitend vervaardigd,
kinderlijk gehecht was, werd de beschouwing van die voor hem
a ls ‘t ware gewijde voorstelling, schaars aan anderen vergund.’4
Zo beschreef Jeronimo de Vries in 1859 het atelier van de Schilder
Ary Scheffer, waar een marmeren beeid stond van zijn over-
leden moeder. Ary Scheffer is een goed voorbeeld van hoe een
romanticus omging met de dood. Toen zijn moeder Cornelia
Scheffer-Lamme overleed in 1839, was hij erg ontdaan. Aan zijn
oom Noi schreef hij: ‘Ik ben zoodanig neergedrukt, onder het ge-
leden verlies, dat ik werkelijk niet weet wat ik doe. Mijn gansche
leeven was, zooals u wel weet, gansch en al verknogt aan het we-
zen van mijn lieve moeder, meer nog deze laatste jaaren dan
vroeger. ’ Scheffer verloor met zijn moeder ook de vrouw met wie
hij veel over kunst en literatuur kon praten. Om de herinnering
aan zijn moeder levend te houden, maakte hij een groot aantal
doodsportretten.
Een geschilderd doodsportret vatte hij in een gesneden eiken
lijst, voorzien van twee luiken. Wanneer de confrontatie met de
dood hem teveel werd, kon hij de luiken sluiten. Daarnaast
maakte hij een marmeren grafmonument, waarop zijn moeder lig-
gend op haar doodsbed is afgebeeld. Dit monument werd opge-
steld in het atelier van Scheffer, een afgietsel ervan werd ge-
plaatst in de familiekapel op de begraafplaats Montmartre in
Parijs. Het monument in zijn atelier werd afgesçhermd,door'een•
draperie, zodat zijn dode moeder als het ware verfiuld wa& Qok
liet Ary Scheffer een afgietsel van haar gezicht en beide handen
maken. Een marmeren versie van haar linkerhand bewaarde hij
in een laatje van een houten treurmeubel, dat hij s p r i l l i had Täten
maken.
De wijze waarop de doodsportretten in zijn atelier waren opge-
steld, maakten het rouwen tot een intieme aangelegenheid. .De
deur en de lade van het treurmeubel kon Scheffer openen, wanneer
hij daar behoefte aan had. Wanneer de aanblik van het geschilderde
portret van zijn moeder hem te véel werd, kon hij de
houten luiken sluiten. Het marmeren monument werd afge-
schermd door een draperie, zodat het niet voor iedereen te zien
was. Het was zijn intieme eerbetoon aan zijn rtioeder, en zoals
de Vries beschreef was het maar aan weinigen vergurM#teen'
blikte werpen op die persoonlijke portretten.
In dezelfde brief aan zijn oom Noi schreef Ary Scheffer: ' Ik zal
uw ook een afgegoote hand van haar overzenden als ik de gele-
genheid kan vinden.’ Net als bij Bilderdijk wordt de hand aan anderen
beschikbaar gesteld, maar in het geval van Scheffer ge-
beurt dit alleen binnen de familie.
De reaches op de dood van Bilderdijk en de reactie van Ary
Scheffer op de dood van zijn moeder zijn beide voorbeelden van
hoe men tijdens de Romantiek omging met de dood van een dier-
bare. Het eerbetoon aan Bilderdijk is openbaar, zijn biograaf Jan
Wapgaf speciaal opdrachtom een dodenmasker te laten maken,
de rechterhand werd zelfs gedistribueerd voor zijn vereerders.
Dit in tegenstelling tot Ary Scheffer, die zijn moeder op een zeer
persoonlijke manier vereerde en niet graag vreemdelingen toe-
liet bij zijn speciaal vervaardigde doodsportretten.
IDENTIFICATIE Hoewel het dodenmasker meestal een functie
heeft als aandenken, kan het ook een andere toepassing krijgen,
namelijk als hulpmiddel bij de identificatie van een lijk.
Toen de Duitse dichter Friedrich Schiller in 1805 overleed, werd
door de beeldhouwer Ludwig Klauer een dodenmasker gemaakt.
Het lijk van Schiller werd zonderenige plechtigheid bij andere do-
den bijgezet in een grafgewelf. Drieëntwintig jaar later moest het
grafgewelf met de anonieme doden geruimd worden. De burge-
meester van Weimar zorgde er persoonlijk voor dat het lijk van
Schiller geldentificeerd kon worden; hij verzamelde alle schedels
en stalde ze uit op tafel. Aan de hand van getuigenissen van
vrienden van Schiller en met behulp van zijn dodenmasker kon
de schedel van de dichter geïdentificeerd worden. De aan de
schedel vastgehechte halswervel werd gebruikt bij de recon-
structie van het skelet van Schiller. Na deze identificatie kon de
dichter met gepaste eer en in zijn eigen graf begraven worden.
Een zelfde toepassing, het dodenmasker als hulpmiddel bij identificatie,
vond plaats met het afgietsel van de Nederlandse Schilder
Chris Lebeau. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Lebeau
gearresteerd wegends hulp aan Joodse landgenoten. Via Kamp
Vught werd hij pp transport gesteld naar Dachau, waar hij in '
1945 aan ziekte ep uitputting zou overlijden. Op verzoek van zijn.
vriend en kampgenout, de dichter^Nico Rost, werd een dodën-,
masker gemaakt doör ‘de Pool varíele Totenkammer.’6 Na de oor-
log maakte de beeldhouwer John Rädecker een afgietsel van het
origínele masker. In. 1961 konden de stoffelijke resten van Lebeau
met behulp van zijn dodenmasker geldentificeerd worden.
DETWINTIGSTE EEUW ln‘ deze eeuwveraridert onze houding
ten aanzien van de dood; sterven en rouwen gebeurt steeds
meer achter gesloten deuren. Dit betekent echter niet dat het dodenmasker
verdwijnt, ook in deze eeuw worden schrijvers, kunstenaars,
geestelijken en politici vereeuwigd in gips of brons. In
tegenstelling tot de negentiende eeuw, worden vreemden nu aan
het doodsbeci geweerd; vaak bestaat er een intieme relatie tus-
sen de overledene en de maker van het dodenmasker.
Toen de schilder Carel Willink in 1983 ernstig ziek werd en niet
lang meer te leven had, besloot zijn echtgenote Sylyia dat ze
een dodenmasker van hem wilde mäken. Ze wilde-een aandenken
aan het laatste^oment op aarde van haar geliefde
mam Het afgieten van zijn gezicht en ook zijn linkerhand, de
hand \yaarmee hij schilderde, was voor haar een daad van
liefde,.een daad tegen de vergankelijkheid in. Het gipsen origi-
neel liet ze afgieten in brons, daarnaast liet ze een kistje maken,
waarin het masker zorgvuldig bewaard kon worden.
Soms is er niet een directe nabestaande, die een dodenmasker
kan maken. Een afgietsel van het gelaat moet binnen körte
tijd na overlijden gemaakt worden, voordat de gezichtstrekken
verstarren. Toch is het mogelijk ook vele maanden later een
masker als aandenken te maken, zoals dat bij Hélène Swarth
gebeurd is.
‘In de ochtend van vrijdag 20 juni ontwaakte mevrouw Swarth en
vroeg: ‘Is de post al geweest?’ Dit waren haar laatste woorden.
Om omstreeks halfelf sloeg mevrouw Swarth haar ogen op naar
het boven haar bed hangende portret van de gedoornkroonde Je-
zus en stak er haar armen naar uit. Hierna bracht ze haar handen
naar haar boezem, als om op zichzelf te wijzen, en stak ze
opnieuw naar het schilderwerk uit. Ze sloot haar ogen, legde
haar handen op haar lichaam op elkaar.’
Op een hete ochtend in 1941 blies de dichteres Hélène Swarth
op 82-jarige leeftijd haar laatste adern uit. De muren van de sterf-
kamer waren behängen met zwarte en purperen rouwgordijnen.
Vrienden konden in deze ruimte afscheid nemen van de dichteres,
die opgebaard lag onder een zee van bloemen. Een dodenmasker
werd er niet gemaakt, maar zes maanden na het overlijden
van Hélène Swarth besloot haar vriendin Anna de Wijs
Mouton een postuum portretje te maken. Ze boetseerde in was
een zeer klein gezicht, dat het gestorven gelaat van de overleden
dichteres moest voorstellen. Dit miniscule dodenmaskertje werd
gevat in de dop van een walnoot en in een mahoniehoutenlijst
geplaatst.
Zeker in vergelijking met het buitenland zijn er in Nederland niet
veel dodenmaskers gemaakt. Toch is deze traditie nog niet ge-
heel verloren gegaan. Toen de architect Evert van Latum in 1995
overleed, wilde zijn familie op allerlei manieren dit laatste moment
vâstleggen. Zijn kinderen maakten met behulp van gipsverband,
afgietsels van zijn gezicht en handen. Deze mallen zijn
later gebruikt om afgietsels in brons tè maken. Daarnaast werd
zijn doodsbedvastgelegd op video en/naakte dochter Jacqueline
een tekening van haar vader. Het dodenmasker en de handen
kregen een speciale piek in zijn glazen grafmpnument op de ka-
tholieke begraafplaats St. Barbara te-Alkmaar. Zijn weduwe heeft
een tweede exemplaar van het masker en de handen een pl.ek
gegeven op de vleugel in haar woonkamer. Ook de drie kinderen
kregen ieder een afgietsel van zijn handen.
Deze afgietsels vormen een dierbare herinnering aan een overleden
geliefde. Ze zijn het bewijs dat ook tegenwoordig nog behoefte
bestaat aan een intiem souvenir, een aandenken in gips
van het eeuwige gelaat van een mens. ■
1. A.J. ( Lodewijk van Deijssel), J.A.AIberdingk Thijm, Amsterdam
1893, p. 370
2. Dirk van Weelden, ‘Dodenmaskers’. In Museumjoumaal 5, 1986,
p.296.
3. Jan Wap, Bilderdijk. Eene bijdrage to t zijn leven en werken,'
Leiden 1874, p.138-149.
4. Jeronimo de Vries, Ary Scheffer - Bilderdijk. Eene bijzonderheid u it
hun leven, 1859 z.p., p.5.
5. M.Kolb, Ary Scheffer e t son temps 1798-1858, Parijs 1937,
p.182-183.
6. Mechteld de Bois, Chris Lebeau 1878-1945, tenLcat. Drents Museum
Assen en Frans Halsmuseum Haarlem, Haarlem 1987, p.236.
7. Jeroen Brouwers, Hélène Swarth. Haar huwelijk met F rist Lapidoth
1894-1910, Amsterdam 1985, p.200.