
U0 1 0 I0 3
Teylers Magazijn is het kwartaalblad van Teylers
Museum en tevens mededelingenblad van de
Stichting Vrienden van Teylers Museum
ISSN 0920 0460, Nummer 58 (jaargang 16,
nummer 1, voorjaar 1998), maand van verschonen:
april 1998
ABONNEMENT OP TEYLERS MAGAZIJN
Teylers Magazijn verschijnt viermaal per jaar - in
de winter, lente, zomer en herfst. Dit blad infor-
meert u over alle wisselende activiteiten in het
museum en het belicht de achtergronden van de
verzamelingen en kabinetten, de geschiedenis en
andere onderwerpen die in nauwe betrekking
staan tot het museum.
Abonnementen gelden steeds voor een vol kalen-
derjaar en worden, tot wederopzegging, automatisch
verlengd. U kunt zieh abonneren op jaargang
1998 door / 20,- over te maken op bankrekening
56.03.24.979 van de ABN te Haarlem of postre-
kening 56.99.019 onder vermelding van ‘Teylers
Magazijn 1998’.
Geschenkabonnementen zijn welkom, gaarne met
opgave of het abonnement voor een jaargang dan
wel voor onbepaalde tijd wordt geschonken. Vrienden
van Teylers Museum ontvangen dit tijdschrift
automatisch.
AUTEURS VAN DIT NUMMER
Mevr. M.H. Besselink, medewerker tentoonstellingen,
afdeling presentatie
J.C. van Veen, hoofd collectie Paleontologisch-Mineralogisch
Kabinet
Eindredactie: B.C. Sliggers
Vormgeving/DTP: Lambert de Jong, Den Haag
Fotografie: M. Zegel
Drukwerk: Paswerk Bedrijven, Haarlem
Teylers Museum,
Spaarne 16,
2 0 1 1CH Haarlem,
tel: 023-5319010,
fax: 023-5342004,
e-mail: teyler@euronet.nl
OPENINGSTIJDEN:
dinsdagt/m zaterdag 10-17 uur,
zondag 12-17 uur.
Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag gesloten.
Correspondence met de Stichting Vrienden van
Teylers Museum kan gericht worden per adres aan
het museum.
OMSLAG:
Maria Sibylla Merian, Guave met spinnen en in-
secten. uit: Metamorphosis Insectorum Surina-
mensium, 1705
Maria Sibylla Merian (1647-1717)
k u n s t e n a r e s en o n d e r z o e k s t e r
mm Van 14 maart tot en met 1 junl 1998
is In Teylers Museum de tentoonstelling Maria Sibylla
Merian (1647-1717), kunstenares en onderzoekster te
zien. De tentoonstelling die is georganiseerd door
dr. Kurt Wettengl voor het Historisches Museum te
Frankfurt geeft een schitterend overzicht van Merians
werk: circa 100 aquarellen op perkament, haar origínele
Studieboek en haar zeldzame, handingekleurde
bloem- en insectenboeken.
DUIVELSGEBROED Duivelsgebroed! Zo werden wormen en andere
‘bloedeloose dierkens’ lange tijd beschouwd; gedierte dat
doelloos in de zompige, drabbige aarde rondwoelt, onvolwaardig,
géén deel van de schepping en dus niet welkom in de Ark. De théorie
van de ‘generatio spontanea’, het uit modder en rotting ont-
staan van insecten en ander kleingedierte werd pas in het midden
van de 17de eeuw door de Italiaan Francesco Redi ontmaskerd.
Hij bewees dat de oorsprong van elk wezen gelegen was in het ei.
En ook Jonston schreef in 1660 in zijn Beschrijving der Natuurdat
er sprake moet zijn van een ‘zadelijk beginsel’ voor het ontstaan
van insecten. Met de driedelige uitgave (1662-1665-1669) van de
Metamorphosis Naturalis van de schilder Johannes Goedaert be-
gint een nieuwe stroming in de entomologie, de insectenkunde.
Goedaert observeerde als eerste de afzonderlijke levensstadia
nunc wonumapo vtwvama iwLp.
1. Jan van Kessel, Fabelwezen, detail uit het schilderij Insecten en repdelen, olie-
verf op koper, 393 x 562 mm, Bonn, Rheinisches Landesmuseum. Op een hei-
dere ondergrond zijn 39 verschillende insecten en reptielen afgebeeld. Dit fabelwezen
gaat terug op een afbeelding uit Joris Hoefnagel’s Ignis. Animalia
Rationalia et Insecta, National Galleiy, Washington, D.C.
van het insect, al tekent hij evenwel noggeen eieren. Langzamer-
hand verändert de visie op de schepping; niet langer werden wormen,
en ook rupsen die hiermee op een hoop waren gegooid, beschouwd
als werk van Satan, maar integendeel, zij werden nu
gezien als onderdeel van Gods wonderlijke natuur. Het goddelijke
manifesteerde zieh ook in het hele kleine, het nietige. De toepas-
sing van de microscoop, in 1670 uitgevonden door Antoni van
Leeuwenhoek, wakkerde dit geloof alleen maar aan.
ZOOLOGISCHE WERKEN Maria Sibylla Merian, geboren in
1647, groeide op in een verlichte omgeving: een goede voe-
dingsbodem voor de wetenschap en de kunsten. Haarvader Matthäus
Merian was eerdergetrouwd met Maria Magdalena de Bry,
dochter van de beroemde uitgever Johann Theodor de Bry. Na de
dood van zijn schoonvader trok Merian met vrouw en kinderen
naar Frankfurt om de uitgeverij over te nemen. Hier gaf hij ver-
scheidene topografische werken uit. Na het overlijden van zijn
vrouw hertrouwde Matthäus Merian met Johanna Heim. Uit dit
huwelijk werd Maria Sibylla geboren. Hij overleed toen het meisje
drie jaar oud was. Haar moeder huwde daarna de stillevenschil-
der Jacob Marrel, een leerling van Georg Regel en Jan Davidsz.
de Heem.
De uitgeverij werd overgenomen door Matthäus en Caspar, de
oudste zonen van Matthäus Merian. Daarnaast kwam er nu een
schildersatelier en een kunsthandel bij, opgezet door Jacob Marrel
en zijn leerlingen Abraham Mignon en Johann Andreas Graff.
In deze inspirerende omgeving kwam Maria Sibylla Merian in aan-
raking met werken als de Archetypa (1592) en Diversae Insec-
tarum (1630) van Jacob Hoefnagel, de door Merian uitgegeven
2. Jacob Hoefnagel naar
Joris Hoefnagel, Archetypa,
deel 1, plaat 2,
Frankfurt, particulier
bezit (uit ten tea t Maria
Sibylla M erian, kunstenares
en natuuronder-
zoekster 1647-1717