
22 Vooraanzicht van
de meest ¡complete
schedel van de
wolbarige mammoet
met onderkaak en
origínele slagtanden.
K oe van arca 40 jaar
oud, opgebaggerd te
Olburgen. (C oll
Nationaal
Natuurhistorsich
Museum, Leiden; Foto:
M ieke van Engelen,
NNM Leiden) ► ►
21 Lengte doorsnede
van een mammoet-
schedel
(HH — hersenbolte;
PH —pulpaholte,
N — netágai;
S —sinussen
(luchtkamers);
K ~ kies (molaar).
NaarD. M ol en H. van
Essen, 1992.
Maatschappij, duidelijk aan Teyler toekwam, wordt
de schedel door de Maatschappij verworven voor
2505 gülden met circa 10% veilingskosten, een
vermögen waarvoor men toen drie woonhuizen had
kunnen kopen.
Toch naar Teylers Museum
Het Kabinet van Naturalien van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem was,
opgericht in 1759, het oudste natuurhistorisch
museum van Nederland, en is na de dood van Van
Marum verwaarloosd en in 1866 opgeheven. De
collecties zijn verkocht of weggegeven. De
belangrijkste fossielen zijn, na eerst aan Teylers
Museum te zijn aangeboden, verkocht aan het
Museum of Natural History in Londen, en wat
Londen niet wilde hebben is in 1875 aan Teylers
Museum geschonken. In deze schenking ontbraken
echter de mammoetschedel en het afgietsel van de
schedel van een Indische olifant.
Dr J A Bierens de Haan, de geschiedschrijver van dat
Kabinet 8 vermoed dat ze als een soort drempel-'
Wächters voor deuren gelegen hebben, maar
langzamerhand waren zij naar de zolder verhuisd,
waar, zij volgens zeggen van Von Baumhauer in een
vergadering van 1882, toen doelloos lagen. Men
besloot te trachten, ze te verkopen hetzij in het land,
hetzij in het buitenland. Dit schijnt niet gelukt te zijn,
althans in de vergadering van 21 Februari 1885 stelde
de voorzitter Jhr. F.F. van Tets aan Directeuren voor,
als blijk van belangstelling in de belangrijke
uitbreiding en verfraaiing, die kort te voren de
gebouwen en musea van Teyler’s Stichting hadden
ondergaan, beide stukken aan Heeren Directeuren
van Teyler voor hun palaeontologische verzameling
aan te bieden. Aldus geschiedde, en, beide koppen zijn
nog steeds in Teyler’s Museum te bezichtigen. En zoo
kwam, op andere wijze dan Van Marum zeker ooit
gedroomd had, de schedel van den mammouth
tenslotte toch in het museum terecht, waar hij
eigenlijk thuis behoorde. En zoo was het tevens, wel
niet een olifant met een langen snuit, maar toch de
schedel van een van zijn uitgestorven voorouders, die
de geschiedenis van het Naturalienkabinet van de
Hollandsche Maatschappij definitief uitblies!’
Het Nieuwe Museum van Teylers Stichting wordt
geopend in 1885 en de bezoekers kunnen dan de
beide schedels bewonderen, echter op een andere
manier dan tegenwoordig. De Gids voor den Bezoeker
uit 1887 van Winkler geeft de volgende beschrijving:
‘De mammoetschedel ligt op zijn voorhoofdsbeen en
op de beenderen van het aangezicht, zodat de
onderste oppervlak van den schedel, het benige
gehemelte, de kiezen der bovenkaak en de tandkassen
der slag- of stoottanden, van de onderzijde gezien,
zichtbaar zijn.’ Deze opstelling verändert in 1971.
Men zoekt dan een piek voor de nagenoeg volledige
onderkaak van een mammoet die dan pas verworven
is. De schedel wordt in zijn natuurlijke stand geplaatst
op een onderstel van koperen Stangen, waarbij die
onderkaak wordt ‘ondergeschoven’. Op deze wijze
komt de totale schedel beter tot uitdrukking.
Wetenschappelijke bewerking
In 1824 publiceert Van Marum een uitgebreide
beschrijving van de te Heukelum gevonden
mammoetschedel, die hij vergelijkt met de schedel
van een Indische of Aziatische olifant. Cuvier
bespreekt als eerste wetenschapper na Van Marum de
schedel van Heukelum in de vierde editie van zijn
Recherches sur les Ossemens Fossiles (1834) en wijst op
de lange alveolen (tandkassen) van de slagtanden,
waarvan men weet dat zij bij de recente Aziatische en
Afrikaanse olifant veel korter zijn.
Ook Rutten, die in 1909 te Utrecht promoveert op
24 Onderkaak met de
molaarresten M i
inferior sinistra et
dextra (voorlaatste
wäre onderkaakskies
links en rech ts) en de
M3 inferior sinistra et
dextra (laatste wäre
onderkaakskies links
en rechts) behorende
tot de schedel van afb. 8
en 9. (Foto: M ieke van
Engelen, NNM
Leiden) ■ ► ►
een proefschrift met de titel Die Diluvialen Säugetiere
der Niederlande geeft een beschrijving van de schedel
van Heukelum. Op dat moment zijn er in Nederland
slechts van vijf vindplaatsen met schedelresten van
mammoeten bekend. Het exemplaar dat in Teylers
Museum tentoongesteld wordt, is dan nog het meest
kompleett, hoewel de kruin behoorlijk beschadigd is
en de tweede wäre kiezen (M2) ontbreken. In alle
andere gevallen gaat het om bovenkaakfragmenten,
bestaande uit het verhemelte met kiezen.
Aan de beschrijvingen van Van Marum 1824, Cuvier
1934 en Rutten 1909 valt weinig toe te voegen. Wel
heeft vergelijkend onderzoek in deze eeuw veel
nieuwe informatie over olifanten, van zowel recent als
uitgestorven soorten, opgeleverd. Als we de laatste
wäre molaren, de zogenaamde M3 sinistra et dextra,
dat wil zeggen de linker en rechter bovenkaakskiezen,
nader beschöuwen, dan kunnen we aan de hand van
het afslijtingspercentage van deze kiezen de
individuele leeftijd van de mammoet van Heukelum
bepalen.
Van onderzoek aan recente olifanten weten we op
welke leeftijd de M3 in gebruik is. Ook kunnen we
vrij nauwkeurig bepalen hoelang een M3 meegaat,
zodat het afslijtingspercentage van de M3 mede
bepalend is hoe oud een dier was toen het stierf. We
geven dit aan door middel van A EY (African
Elephant Years). Onze determinatie van de schedel/
van Heukelum (afb. 19 en 20) komt uit op een
volwassen dier van 43 ± 2 AEY.
Zware slagtanden in een lichte schedel
Schedels van mammoeten en die van de wolharige
mammoet in het bijzonder zijn zeer groot en licht
gebouwd. De schedel toont een hoog bol voorhoofd
dat grotendeels is opgebouwd uit holle ruimten die
sinussen worden genoemd. Deze luchtkamers zijn uit
zeer dun been opgebouwd en zijn te vergelijken met
honingraat (afb. 21). Door deze bouw krijgt de schedel
een grote omvang wat de aanhechting van de Spieren
mogelijk maakt, waarvan het andere uiteinde is
aangehecht aan de doornuitsteeksels van de hals- en
borstwervels. Zo is de schedel goed verankerd om de
soms zeer grote en zware slagtanden te dragen. Het
bolle voorhoofd werkt bovendien als een hefboom
om ze te kunnen manoeuvreren.
De alveolen van de slagtanden van de mammoet van
Heukelum laten zien dat er zware slagtanden door
deze mammoet gedragen zijn, hetgeen karakteristiek is
voor stieren. Koeien zijn bijna altijd kleiner en dragen
relatief slanke, minder spiraalvormig gebogen
slagtanden. Stieren blijven namelijk hun leven lang
door groeien, bij koeien daarentegen stopt de groei
nadat zij drachtig zijn geweest. De alveolen voor de
slagtanden zijn uit verschillende schedeldelen
opgebouwd en zij steken veruit en divergeren
enigszins.
De licht gebouwde en de uitstekende delen zullen
makkelijk breken. Soms alleen al doordat er grote
druk door het bovenliggende sediment op
uitgeoefend wordt. Nog makkelijker beschädigen, met
name de kruin en de uitstekende alveolen en
jukbeenbogen, door bijvoorbeeld mechanisch geweld
van baggermachines of kettingen van netten. Dit
maakt komplete, gave schedels uitermate zeldzaam.
23 Zijaanzicht van de
mammoetschedel,
beschreven onder afb.
22. (Foto: M ieke van
Engelen, NNM
Leiden)
Overige mammoetschedels uit Nederlandse
bodem
In deze eeuw zijn er zeer veel mammoetresten in ons
land gevonden, met name bij werkzaamheden längs
de grote rivieren. Ook Noordzeevissers brengen veel
overblijfselen van mammoeten aan land die zij
opvissen bij de Bruine Bank. Zo liggen er in veel
musea en bij particulière verzamelaars omvangrijke
collecties beenderen van mammoeten en andere