
Verzamelen in de tweede macht
Op 20 Oktober 1995 j.l. ontving mevrouw Dr Debora J. Meijers uit handen van
presiderend Directeur Jhr O.R. van den Bosch de gouden ere-penning van
Teylers Tweede Genootschap. Dit gebeurde als bekroning van haar antwoord
op de in 1992 door Directeuren van Teylers Stichting en Leden van Teylers
Tweede Genootschap uitgeschreven prijsvraag, die luidde: 'Een verhandeiing
over een onderwerp uit de geschiedenis van het verzamelen'. Na de
uitreiking hield mevrouw Meijers een voordracht omtrent verzamelen, mede
aan de hand van enkele in de gehoorzaal uitgestelde deelverzamelingen uit
de collecties van het Teylers Museum. Haar voordracht treft u hierbij aan.
4 Kiezen, getrokken
door isaar Peter de.
Grote, circa 1 700.
(C o ll Académie van
Wetenschappen, St.
Petersburg)
5 Marcel Duchamp,
Boite-en'-valise,
1936-1941. (C o li
Stedelijk Museum,
Amsterdam)
6 Philipp Hainhofer,
Kunstkast van koning
Gustav A d o lf 11 van
Zweden, 1625-1632.
(C o ll Universiteit van
In de voordracht, die u mij vroeg bij deze gelegenheid
te houden, wil ik het hebben over een bepaald type
collectie: de miniatuur-verzameling, die zo compact-is
dat hij in een koffertje meegedragen, of toch minstens
in een handzaam kastje opgeborgen kan worden. Wat
is het voor soort aantrekkingskracht, die uitgaat van
dergelijke verzamelingen? Het heeft haast iets
ontroerends, te zien hoe iemand zijn best heeft
gedaan in klein bestek een groep objecten in de hand
te krijgen, of het nu gaat om een collectie kiezen, die
gemeen hebben dat ze door tsaar Peter de Grote zijn
getrokken, öf om het bekende koffertje, waarin
Marcel Duchamp zijn voornaamste werken in
miniatuur meenam toen hij in 1939 uitweek naar de
Verenigde Staten, of om een kunstkast uit de 1 6de
eeuw, die we hier van vier kanten zien, zoals hij
opgesteld was op de tentoonstelling in Bonn vorige
winter (afb. 4, 5 en 6). Een dergelijke miniatuur-
collectie is eigenlijk een verzameling in de tweede
macht is een verzameling altijd al een kleiner geheel
dat naar iets groters verwijst, de miniverzameling
heeft die capaciteit in nog eens samengebalde vorm.
Interessant is de dubbele verwijzingsrelatie die zo
ontstaat de miniverzameling representeert de gewone,
grote verzameling, die op haar beurt naar de dingen in
de wereld verwijst
Het museum waar wij ons bevinden bezit
verscheidene van zulke kleine collecties. U heeft op
enkele daarvan al een blik kunnen werpen, omdat ze
voor deze gelegenheid hier in de gehoorzaal tentoon
zijn gesteld. Zo kreeg u 00k een beeid van hun
kleinheid, iets wat door dia’s helaas ongedaan wordt
gemaakt Om recht te doen aan de breedheid van
Teylers collecties, koos ik diverse terreinen: u zult
objecten zien uit de natuur, de elektrotechniek, en de
beeidende kunst.
De eerste collectie waarop ik de aandacht wil
vestigen, dateert van omstreeks het jaar 1800, en is
samengesteld door de handelaar in verfwaren Michiel
Hafkenscheid (afb. 7). Wat dit kastje zo fraai maakt, is
dat het de band tussen natuur en kunst, en tussen
kunst en ambacht, die we allang verloren hadden
gewaand, weer in herinnering roept. Want de
practische wijze waarop destijds de koopman zijn
pigmenten presenteerde, als een catalogus, is tegelijk
7 Het kastje van de
firma M. Hafkenscheid
& Zoon, circa 1800.
(Coll. Teylers Museum)
8 Een lade u it het
Hafkenscheidkastje.
(Coll. Teylers Museum)
9 Joseph Cornell,
Ludwig I I van B’eieren;
koffer met kunst-
voorwerpen, 1940-55.
(Coll. M. Cornell
Memorial Fund, New
York)
van grote schoonheid, haast een kunstwerk (afb. 8).
Daar ligt misschien de belangrijkste factor, die het
aantrekkelijke van ensembles als deze kan verklären:
ons kijken ernaar is onherroepelijk mee bepaald door
ontwikkelingen in de kunst van de laatste vijftig jaar.
Sinds de Surrealisten hebben verscheidene
kunstenaars ‘de verzameling’ en ‘het museum’
verwerkt, zij het met verschillende accenten.
Voor Marcel Duchamp en Joseph Cornell (afb. 9), in
de jaren veertig, waren musea paradijzen van
vervreemding, waar combinaties als Lautreamonts
‘naaimachine en parapluie op een operatietafel’
gewoon de praktijk waren. Later, rond 1970,
borduurden Marcel Broodthaers en Herbert Distel
daarop voort, maar met een kritische noot. Hun werk
parodieert het museum, door zijn methodes te
overdrijven: specialisering en esthetisering maakt alles
tot kunst (afb. 10), rubricering gefixeert haar voorgoed
(afb. n).
Recent komt die kritiek niet veel meer voor, de tijd
van protest lijkt voorbij. Christian Boltanski raakt een
andere snaar: de verzameling als archief of
gedenkplaats, met associaties van pijn en verlies
(afb. 12).
Kunstenaarsmusea als deze vormen een collectie van
beeiden in ons hoofd, en speien mee bij ons kijken
naar Hafkenscheids kastje. Maar 00k bij de zakjes as
van Italiaanse vulkanen, waarvan Teyler er tientallen
bezit (afb. 13). De zakjes zijn gevuld in 1892 en niet
door Duchamp in 1940, of Wim Schippers in 1970, en
bovendien zijn ze functioned bedoeld, te oordelen
naar de educatieve wandplaat die erbij hoort. Maar de
rol die ze vandaag de dag hier speien, heeft nauwelijks
nog met geologische waarde te maken. Hun surreele
gehalte is minstens even hoog als de collectie
monsters van telegraafkabels, bij voorbeeld die van
Enkhuizen naar Stavoren, maar 00k een hele vroege
uit 1853, van Portpatrick naar Donaghadee. Zij
werden rond 1890 bijeengebracht door Dr Theo van
Doesburgh, en staan in hun eigen kast in het museum
opgesteld (afb. 14).
Wat nu blijkt de aantrekkingskracht, die uitgaat van
dit soort verzamelingen? De verwijzing naar de
Surrealisten en hun nazaten brengt ons op weg naar
een antwoord, maar tegelijkertijd wordt zo de vraag
00k verplaatst. Onze blik is weliswaar geschoold door
Duchamp, Broodthaers en Boltanski, maar waardoor
slaat hun visie aan? Wat is precies de ontroering die
zowel zij als wij ervaren bij deze dingen?
Inderdaad zijn deze oude kastjes en zakjes zo
intrigerend, omdat ze verenigen wat uiteenviel, kunst
en natuur. Maar 00k ontkennen ze iets anders wat
iedereen weet: volledigheid is een illusie. Flauberts
duo Bouvard en Pecuchet leert ons zelfs, dat alle
ophoping van dingen en kennis het uur der waarheid