
ii Herbert Distel, alleen maar uitstelt Deze oude collecties echter
Schubladenmuseum fü r getuigen van groot fanatisme, en het kan haast niet
moderne Kunst im 20. anders, of onze ontroering komt voort uit het besef
Jahrhundert, 1970-72. van hun vruchteloosheid.
Maar er is 00k iets met het formaat Kleinheid geeit
verzamelde objecten een bijzonder gewicht. Wat
nietig is van aard, en desondanks wordt verzameld,
moet wel kostbaar zijn. Wat is er, denk aan de zakjes,
nietiger dan as? Onze nieuwsgierigheid wordt gewekt
naar het wat en waarom, eigenlijk meer dan bij
spectaculaire collecties van kostbare kunst. Ook het
kleine formaat draagt daar toe bij. Het is de
kinder-fascinatie van het poppenhuis en de
Dinky-toys, die iedereen uit eigen ervaring kent.
Iedereen kent dit gevoel min of meer, maar zoals we
zagen doen sommige kunstenaars er iets extra’s mee,
juist met dit aspekt van de kleinheid. Weliswaar
wordt in een museum alles haast tot ‘kunst’, dat is
bekend. De Leidse flessen, de schets van
Michelangelo, de olifant van Willem V: het object is
zijn levende functie kwijt en wordt bijgezet als ding
ter contemplatie. Museuminrichters en -bezoekers
komen vaak niet verder dan dat Maar door de zaak
om te keren, eri kunstwerken te maken die eruit zien
als een verzameling in het klein, creeerden Duchamp
en Cornell, Broodthaers en Distel op dit doodlopende
pad weer een uitweg. Herbert Distel, zoals we zagen,
imiteert het moderne museum door procedures te
10 Marcel
Broodthaers, Enkele
voorwerpen uit zijn
Musée d ’Art Moderne,
Département des
Aigles, 1972.
12 Christian ► ►
Boltanski, Monument:
la Fête de Pourim.
(Galerie Bébert,
Rotterdam 1988)
13 Zakjes äs van
Italiaanse vulkanen,
1892. (Coll. Teylers
Museum) ► I
ti& W !
illm W&ÆM
14 Kast met monsters
van telegraafkabels, ca.
1890. (Coll. Teylers
Museum)
13 Geologisch
kabinetje met monsters
van de Mont Blanc,
samengesteld door
Louis Ju rine en
Cyprien Brard, circa
1800. (Coll. Teylers
Museum)
16 Lade met een deel
van de ruim 550
perehouten kristal-
modellen van René
Haüy, circa 1800.
(Coll. Teylers Museum)
volgen, die door datzelfde museum al eeuwen
uitentreuren zijn herhaald: het vergären, rubriceren,
catalogiseren en opbergen van op drift geraakte
dingen. De parodie werkt sterker door verkleining, en
de oude minicollecties komen daarbij goed van pas,
exemplarisch als ze zijn voor de jeugdjaren van het
museum rond 1800.
Laten we de latere doorwerking bij kunstenaars even
rüsten, en kijken we verder naar wat dit soort kistjes
en kastjes kenmerkt.
De miniverzameling kent twee hoofdsoorten. Beide
types verwijzen naar een groter geheel, maar ze doen
dat ieder op een eigen wijze. Bij de eerste soort gaat
het om monsters, in de zin van stalen: net als
Hafkenscheids kastje, de linnen zakjes en de
kabelvitrine, herbergen de laadjes van Jurine (afb. 15)
het materiaal waarnaar verwezen wordt in wäre vorm,
in natura, zij het in het klein. In dit geval gaat het om
monsters van gesteentes van de Mont Blanc, rond
1800 handzaam verpakt en meegegeven aan een
Amerikaanse delegatie geologen. Dit is bij uitstek zo’n
verzameling in de tweede macht. De laadjes stellen in
miniatuur een grote verzameling voor, die op haar
beurt de dingen in de wereld representeert; een
systeem van vertegenwoordiging, typerend voor het
i8de-eeuwse denken.
De tweede soort miniverzameling duikt iets later op,
na 1800. Het is de verzameling, die kenmerken wil
laten zien die met stalen of monsters niet meer
getoond kunnen worden. Kenmerken, die daarvoor te
gedetailleerd of te verborgen zijn, bijvoorbeeld
kristalvorming, of die samenhangen met processen in
de tijd, zoals de evolutie van een diersoort. Om recht
doen aan deze nieuwe aspekten van de dingen
werden in de hele negentiendee eeuw modellen-
collecties gevormd: ook kistjes en laden met reeksen
kleine objecten, maar dan ter demönstratie van iets
wat je anders niet ziet.
Ook daarvan bezit Teyler verscheidene voorbeelden.
Enerzijds een aantal sets kristalmodellen, met als
fraaiste die van Haüy, bestaande uit ruim 550 stuks en
gesneden uit perehout (afb. 16). In meerdere laden
liggen ze daar: alle verschillende vormen die, zelfs tot
nu toe, bij kristallen bekend zijn. Anderzijds zijn er
gipsen modellen van fossielen, die een evolutieproces
tonen, bij voorbeeld van ammonieten.
De objecten in modellencollecties zijn altijd
nagemaakt, van gips of van hout, want het ging om de
theorie, en vind daar maar eens precies de juiste
voorbeelden bij. Bovendien kunnen modellen
minuscule objecten en aspecten daarvan uitvergroten,
of, net als prenten en foto’s, afwezige objecten in
meerdere verzamelingen tegelijk aanwezig stellen.
Hoewel ze eruit zien als leermiddelen, hören ze toch
thuis in een verhaal over verzamelen; ze zijn immers
o
ffilllilBfetflSEii ¡SilaSiiSiüijflflsiiäa
iiiiiHkiKfiiiSiflia
iBiiicällaMB
IfaEIBBüafii-Jflia»
lEGi II JMlilldlflQi