
4 AartSchouman, smaaklijk. Men had haar geleerd met een lepel en
Orangoetanuitde vork te eeten; gaf men haar aardbeziën op een bord,
menagerievan Willem dan was het aardig te zien hoe zij dezelve, een voor
V, tekeninginpenen een, met de vork in den mond stak, terwijl zij het
penseelinkleuren, bord of schoteltje in de andere hand of poot hield.
1776. (Teylers Haar gewone drank was water, doch zeer graag dronk
Muséum) zij allerleij wijn en bijzonder Mallaga. Gaf men haar
een flesch, zij trok er de kurk met de hand af en
dronk er zeer wel uit, gelijk mede uit een bierglas, en
gedaan hebbende, veegde zij, even gelijk een mensch, ,
de lippen af, het zij enkeld met de hand of met een
doek. Gaf men haar, gegeeten hebbende, een
pennetje, zij ploos er zig de tanden mede uit, even
gelijk een mensch.’
Door het groot aantal nieuwsgierigen dat de aap bij
Vosmaer thuis kwam bezoeken, was Vosmaer
genoodzaakt de orang oetan van zijn huis over te
brengen naar de menagerie op Het Kleine Loo. In de
5 T.P.C. Haag, Orang loop van de herfst werd de aap ziek en stierf op 22
oetan uit de menagerie januari 1777 aan een longinfectie.
vanprins Willem V, Door tussenkomst van Prinses de Galitzin, de
olieverf op doek. echtgenote van de Russische gezant, had Willem V
(Koninklijk Paleis Het toegestemd dat Petrus Camper de orang oetan mocht
Loo, Apeldoorn) ontleden. Maar omdat Vosmaer van deze afspraak niet
op de hoogte was, prepareerde hij het dier yoor het
stadhouderlijke kabinet. Voor de ontleedkunde was
het dier daardoor onherstelbaar beschadigd en
Camper moest zieh tevreden stelleii met een gevild
karkas op sterk water. Prinses de Galitzin en andere
hoogwaardigdheidsbekleders beklaagden zieh bij de
stadhouder met het gevolg dat het orang öetan-
schandaal het gesprek van de dag werd in de Haagse
society. Campers teleurstelling werd later enigszins
gecompenseerd doordat hij nog diverse orang oetans
of delen hiervan heeft kunnen bestuderen.
Het skelet van de orang oetan, dat in 1795 naar Parijs
werd meegenomen, bevindt nog steeds in het
Museum National d’Histore Naturelle en zal voor de
expositie in Teylers Museum na tweehonderd jaar
tijdelijk weer in Nederland te zien zijn. Op de
tentoonstelling zijn 00k twee levensgrote schilderijen
van de aap te zien, die door de Haagse hofschilder
Tethart Philip Haag werden vervaardigd.
Camper werd nog enkele malen bij het ontleden van
dieren uit de menagerie betrokken. In 1774 ontleedde
hij onder andere een Indische olifant, die in juni 1773
op Het Kleine Loo was gearriveerd maar spoedig
overleed. Toen Willem V in 1786 twee jonge Indische
olifanten ten geschenke kreeg van de Verenigde
6 Petrus Camper,
Olifanten Hans en
Parkie in de menagerie
van Willem V op Het
Loo te Apeldoorn,
roodkrijt tekening
x 786 (Artis Biblio-
theek, Universiteit van
Amsterdam)
Oostindische Compagnie, haastte Camper zieh in
September meteen naar de menagerie op Het Loo te
Apeldoorn om de dieren, Hans en Parkie, te
portretteren. De olifanten waren op 13 juli van dat
jaar op Het Kleine Loo te Voorburg aangekomen,
maar de stadhouder wilde ze graag zo snel mogelijk
op zijn nieuwe vestiging te Apeldoorn hebben.
Vosmaer vond echterdat de dieren enige tijd te
Voorburg moesten blijven om aan het land te wennen
en dagelijks wandelingen te maken om hun stijfheid
van de reis kwijt te raken. Op 18 juli werden ze onder
begeleiding van de toen 66-jarige Vosmaer per schip
naar Arnhem vervoerd om daarna lopend het traject
naar Apeldoorn af te leggen.
De dieren bleven ongestoord op Het Loo totdat in
1793 alle bezittingen van Willem V volgens het
krijgsrecht aan de Franse Republiek vervielen. Op 18
juli 1796 vertrokken de eerste tien legerwagens, elk
met vier paarden bespannen, richting Parijs. De
schamele oorlogsbuit bestond uit zes zoogdieren en
twaalf vogels. Het transport van de olifanten werd
steeds maar uitgesteld omdat het vervoer van deze
kolossale beesten niet eenvoudig was. Franse
kanonnenwagens werden zo omgebouwd dat'de
dieren over de weg naar Bergen op Zoom gereden
konden worden, waarvanuit ze verder over zee
werden getransporteerd. Na een reis van zes maanden
werden Hans en Parkie öp 23 maart 1798 als
oorlogstrofeeen onder gejubel van duizenden
toeschouwers Parijs binnengehaald.
Er werd goed voor de dieren gezorgd. Om hen wat op
te vrolijken werden zij, twee maanden na aankomst,
verrast op een muziekuitvoering door zestien
beroemde musici. Op het programma stonden werken
van Gluck, Rameau, Rousseau en enkele populaire
wijsjes. Vooral Parkie was niet ongevoelig voor deze
stortvloed van klanken en scheen veel plezier aan de
muziek te beleven.
Hans overleed op 3 januari 180.2 aan een
longontsteking en werd meer dan veertig dagen
ontleed door anatoom Georges Cuvier. Parkie volgde
Hans in maart 1816, 34 jaar oud.
Dat Parkie nog goede herinneringen aan Holland had,
blijkt uit het volgende verhaal. Koning Willem I
bezocht een keer Parijs en zag in de dierentuin de
olifant Parkie. Parkie herkende onmiddellijk haar
vroegere speelkameraadje, hief haar slurf omhoog en
begon uitbundig te schetteren.
Ook Hans en Parkie worden ‘in brokken’ in Parijs
bewaard. Ze onderscheiden zieh niet langer meer van
andere olifanten. Alleen is er onder UV-licht op
sommige botten nog het woord ‘stathouder’ leesbaar.
Hun twee schedels, waaronder een gescalpeerde door
de vergelijkend anatoom Cuvier, zullen eveneens in
Teylers Museum te zien zijn.
Bert Sliggers