
< Loopbaan
1 Bevroren kanaal Andreas Schelfhout was een zoon van Johannes
met schaatsers, pen Schelfhout, vergulder en lijstenmaker, en Cornelia van
in bruin, penseel in Hove. Andreas is zelf tweemaal getrouwd geweest.
gekleurde ivaterverf Twee dochters uit zijn eerste huwelijk trouwden elk
endekverf, wit met een Schilder, respectievelijk Wijnand Nuyen
gehoogd, 261 x (1813 -18 39 ) en Nicolaas Johannes Roosenboom
374 mm. (Teylers (1803-1880), terwijl Henry Schelfhout (1839-1910),
Museum) een zoon uit het tweede huwelijk, zelf-schilder werd
en vermoedelijk door zijn vader is opgeleid.
De vorming tot schilder begon voor Schelfhout pas
vrij laat. Aanvankelijk was hij bij zijn vader in de leer,
maar allengs bleek onmiskenbaar zijn talent op
schilderkunstig gebied. Rond 1 8 1 1 werd hij als
leerling geplaatst in het atelier van Joannes
Breckenheijmer (1772-1836), huis- en toneeldecoratie-
schilder in Den Haag. Het is onder andere dank zij
Schelfhouts eerste biografen bekend dat de
kunstenaar rond die tijd reeds enige min o f meer
geslaagde kunstwerkjes had geproduceerd en dat hij
dikwijls met een schetsboek de natuur introk.2 In zijn
vroege werk voegt Schelfhout zieh nog naar gangbare,
laat 1 8de-eeuwse compositiemodellen. Ook het werk
van bijvoorbeeld de iets oudere en aan het begin van
de 1 9de eeuw zeer succesvolle schilder Pieter
Gerardus van Os (1776-1839) heeft, in tegenstelling
tot dat van Breckenheijmer, Sporen in Schelfhouts
werk nagelaten. Met enige regelmaät werkte
2 Titelblad Schelfhout sämen met Van Os, waarbij de laatste de
Kunstalbum met stoffage in Schelfhouts landschappen inschilderde.
waterput, Gaandeweg zou Schelfhout een eigen, meer
Kunstalbum herkenbare stijl ontwikkelen. Vooral de landschappen
Schelßout, zwart uit de jaren 40 en ’50, onderscheiden zieh door een
krijtenpenseel in natuurlijker en vloeiender’ aanzien van de vaak
bruin, 1861, 235 * droge, opsommende landschappen uit de i8de eeuw
330 mm. (Teylers van bijvoorbeeld Hendrik Spilman (17 2 1 -17 8 4) en
Museum) Jacob Cats (1741-1799).
Schelfhout en de navolging van de natuur
‘Iemand die op een mooie zomerdag voor een
wintergezicht van Schelfhout Staat, zal zeggen dat de
kunst, tot zulk een hoge trap opgevoerd, in wedstrijd
treedt met de natuur zelf.’3 (afb. 1) Deze loftuiting
werd in voor de eerste helft van de 19 de eeuw
typerende bewoordingen geuit door een tijdgenoot.
De ‘wedstrijd tussen kunst en natuur’ heeft haar
oorsprong in anekdotes met betrekking tot schilders
uit de Griekse oudheid als Parrhasios en Zeuxis en
keert in de loop der eeuwen telkens weer in
kunstenaarsbiografien en kritieken terug. Ook met
betrekking tot het werk van Schelfhout en zijn
collega-schilders zijn legio voorbeelden aan te halen
waarin bedrieglijke natuurgetrouwheid als een
belangrijke maatstaf geldt voor kwaliteit. Zo noemde
de inmiddels beroemd geworden schilder in
antwoord op de hem in 1847 gestelde vraag, wie zijn
leermeester was geweest, niet de naam van
Breckenheijmer maar antwoordde hij: ‘De natuur’.4
De ware kunst werd volgens de toen heersende
opvattingen voortgebracht door kunstenaars die zieh
lieten leiden door de natuur zelf en niet slaafs in de
voetsporen traden van hun leermeesters. De schilders
uit de Gouden Eeuw verdienden navolging in dit
opzicht. Het is dan ook duidelijk waarneembaar dat
Schelfhout goed heeft gekeken naar het werk van
bijvoorbeeld Esaias en Adriaen van de Velde, Jacob
van Ruisdael en Meindert Hobbema.
Kunstcritici raadden schilders overigens aan niet te
pogen de natuur te imiteren, maar de waardigste
onderdelen te selecteren om deze vervolgens tot een
nieuw geheel samen te voegen. Dit is het oude begrip
‘electio’. Aldus werd in het atelier een nieuw
landschap geschapen dat de onvolkomen werkelijk-
heid over'trof. In 1 9de-eeuwse ogen waren de
voorbeelden uit de Gouden Eeuw soms al te
platvloers en het was een gangbare gedachte dat zij
voorbijgestreefd dienden te worden in waardigheid en
godsvrucht. Uit de vele recensies van Schelfhouts
werk blijkt dat hij degene was die geacht werd in Staat
te zijn de roemrijke schildertraditie in Nederland
hoog te houden.
,:tCnu
Waardering van Schelfhouts werk
De gegarandeerde eeuwige plaats die Schelfhout
tussen de grootste kunstenaars zou gaan innemen
bleek al tegen het einde van zijn leven niet te
handhaven. Het werk van de zichzelf almaar
herhalende schilder werd op de lange duur te
voorspelbaar bevonden. De kunstmarkt was dan
misschien niet te verzadigen, de kunstcritici verloren
hun belangstelling. Daarbij werd de zogenaamde
natuurgetrouwheid van Schelfhout en de zijnen
steeds meer als achterhaald beschouwd. Al in 1830
heeft Kneppelhout het misprijzend over de
‘hedendaagse landschapschikkers, zamenstellers van
3 IJsgezicbt met
molen, Kunstalbum
Schelßout, zwart krijt,
penseel in grijs, bruin
en oker, 235 x
3 3 0 mm. (Tey lers
Museum)
bomen, bergen en voorgronden met hun
onvermijdelijke poeltje, oploopers van buijen en
doorzichten, najagers van grillige effecten’.5 Het was
de opkomst van de School van Barbizon en het
impressionisme in Frankrijk en in Nederland de
Haagse School, die de schilderkunst van Schelfhout
en de zijnen in een siecht daglicht stelde. Een
atelierschilder als Schelfhout kon in de ogen van een
nieuwe generatie onmogelijk dezelfde natuurlijkheid
bereiken als zij die direct naar de natuur werkten.
Maar vanaf de nadagen van het impressionisme, in het
begin van deze eeuw, begon Schelfhouts ster
langzaam weer te rijzen; standaardwerken die de
schilderkunst in de eerste helft van de 19 de eeuw
behandelen, laten voorzichtig de negatieve kijk op de
voortbrengselen van de zo verguisde periode varen.6
Tegenwoordig behoren Schelfhouts schilderijen weer
tot de meest gezöchte werken van de romantische
school.
Schelfhouts tekeningen in Teylers Museum
De zelfstandige, uitgewerkte tekening stond in
Schelfhouts tijd het hoogst in aanzien. Studies werden
van veel minder belang geacht. Pas gedurende de
laatste decennia heeft men gaandeweg meer 00g
gekregen voor de informatie die voorbereidende
tekeningen kunnen verschaffen over het
wordingsproces van een kunstwerk. In de publikatie
die de tentoonstelling begeleidt, wordt nader ingegaan
op de werkwijze van Schelfhout.7 Daarbij wordt
geconstateerd dat Schelfhout niet anders te werk ging
dan zijn tijdgenoten, zoals de bijna evenzeer
geroemde Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862) die
overigens een grote bewondering voor zijn collega
had.8
Schelfhouts zelfstandige tekeningen zijn in het
museum goed vertegenwoordigd. Minstens één ervan
werd direct van Schelfhout aangekocht, andere zijn
tijdens het leven van de kunstenaar op veilingen
verworven. De meest recente aanwinst betreft vier
bladen die behoren tot de collectie Jhr. H. Teding van
Berkhout sr. en jr., een verzameling tekeningen en
grafiek die sinds 1987 als langdurig bruildeen in het
museum is ondergebracht. Zij zullen alle tijdens de
tentoonstelling in de vitrines en de prächtig in hout
gesneden ‘tekeningenmolen’ prijken.
In 1874 kocht Teylers Museum een belangrijk, rond
18 6 1 te dateren ‘Kunstalbum’ aan waarin zieh 83
fraaie landschapstekeningen bevinden.9 Ook deze in
een losse stijl uitgevoerde bladen kunnen als
zelfstandige tekeningen worden aangemerkt. De reeks
wordt voorafgegaan door een 18 6 1 gedateerd
titelblad. (afb. 2) Toen Schelfhout dit album
samenstelde was hij 74 jaar oud. Een
indrukwekkende hoeveelheid schilderijen en
ontelbare gekleurde tekeningen hadden zijn atelier
inmiddels verlaten en zelfs nu nam zijn produktiviteit
nog niet af. De landschapscomposities die hij in het
album opnam, geven een goed overzicht van dit
oeuvre.
Vermoedelijk grijpen de tekeningen ook
daadwerkelijk terug op werken die het atelier van
Schelfhout reeds verlaten hadden; van een aantal
composities zijn schilderijen o f tekeningen met
identieke voorstellingen getraceerd die van een
vroegere datum voorzien zijn dan het album.10 Om dit
te illustreren zal in de Eerste Schilderijenzaal onder
andere het IJsgezicht m et m olen uit het album (afb. 3) te
aanschouwen zijn naast een 1836 gedateerd paneel,
dat zieh eveneens in Teylers Museum bevindt.11 Een
rond 1862 te dateren tweede versie van dezelfde
compositie bevindt zieh in het Rijksmuseum, zoals
een annotatie op de tekening ook aangeeft12 (afb.4)
De verzameling zou als modellenboek gefungeerd
kunnen hebben, waarbij opdrachtgevers een keuze uit
diverse landschapstypen konden maken. Maar naar de
precieze betekenis die het album voor Schelfhout
gehad heeft kunnen we slechts gissen. In ieder geval
heeft hij het album altijd bij zieh gehouden, aangezien
het voorkomt in de veilingcatalogus van zijn
nalatenschap in 1870. Het wordt daar beschreven als
*(.,) une des preuves les plus éclatantes du génie
créateur du maître’.13
De bezoeker van de huidige tentoonstelling kan voor
zichzelf uitmaken o f er nog steeds sprake is van de
destijds voor tijdgenoten spannende ‘wedstrijd met de
natuur’ en o f het dus inderdaad geen bezwaar mag
heten dat het overzicht in Teyler opent in een seizoen
dat nog niet aan ijs doet denken. Zo zal men op de
tentoonstelling in Staat worden gesteld een eigen
oordeel te veilen over hetzelfde indrukwekkende
ijsgezicht dat aan de recensent van de Tentoonstelling