
io Desteenhouwer
herstelt een onderdeel
van de balustrade, (foto
J . Smidt, 1990)
gedemonteerd worden, waarbij extra risico van
beschadiging en zetting aan de gevel kan optreden.
Deze methode is in Nederland eerder toegepast bij
het Pandhof van de Dom te Utrecht en bij twee
epitaven van de N.H. kerk te Burgh. Na zorgvuldige
afweging van de voor- en nadelen en na veiligstelling
van extra subsidie uit het z.g. zure regenfonds, wordt
besloten tot de gewijzigde aanpak.
Alvorens tot demontage van de zuilen over te gaan,
worden een tweetal stalen stutten van elk 6,3 meter
onder het fronton geplaatst (nä demontage volgen er
nog twee) om de konstruktieve functie van de zuilen
tijdelijk over te nemen (Bij de bouw in 1880 is het
architraafstuk van het hoofdgestel gebroken en
raakten de ijzeren balken van de benedenverdieping
ernstig ontzet). Vervolgens worden de loden doken en
de specielaag van de kapitelen met speciaal
ontworpen zagen verwijderd. De diverse onderdelen
worden afgehesen, gemerkt, ingekrat en op transport
gesteld naar de werkplaats van de steenhouwer. Hier
blijkt dat één van de basementen als gevolg van het
verweringsproces in twee helften is gespleten.(afb. 11)
Na verschillende voorbehandelingen wordt het
materiaal naar Bamberg in Duitsland getransporteerd.
Het impregnatieproces
Door de volledige impregnatie wordt bereikt dat de
kunsthars tot in de kern van de steen en tot in de
kleinste poriën doordringt; er ontstaat dus een fysisch
homogeen materiaal. Dit in tegenstelling tot andere
impregnatiemethoden waarbij alleen de buitenlaag
van de steen wordt verhard; dit leidt op termijn tot
spanningsverschillen en aantasting. De firma Ibach in
Duitsland heeft een methode ontwikkeld waarbij
door afwisselend vacuüm en overdruk toe te passen
een bijna volledige vulling kan worden bereikt.
Gesteenten met een zeer hoge moléculaire dichtheid
zoals marmers kunnen niet behandeld worden. De
gevelonderdelen hebben binnen dit procès de
volgende stappen doorlopen:
- Controle op de aanwezigheid van zouten in de steen.
- Gespleten onderdelen worden gelijmd.
- Grote lacunes worden vooraf aangevuld met mortel.
- De te impregneren onderdelen worden behandeld
met een ‘losmiddel’.
- De objecten worden ingesmeerd met
siliconenrubber om loszittende onderdelen tijdens het
transport te beschermen en het uitlopen van de hars
tijdens het polymerisatieproces te voorkomen. De
rubbermal blijft tijdens het impregnatieproces zitten.
- Het materiaal wordt voorafgaand aan de impregnatie
in een oven gedroogd om het water uit de poriën te
verwij deren.
- Hierna wordt de steen in de bak met kunsthars
geplaatst en daarna in zijn geheel in de autoclaaf. De
aard van de drukverschillen en de duur van de
impregnatie worden bepaald aan de hand van de .
steensoort.
- Na afloop van de impregnatie worden de
onderdelen onder druk met stoom gereinigd.
Nabehandeling
Na terugkeer in Nederland blijkt dat, ondanks de
siliconenrubber, de acrylhars op veel plaatsen is
uitgelopen en zieh bij het uithardingsproces heeft
verbonden met de rubberlaag. Slechts met veel moeite
kan het oppervlak gereinigd worden en kan de oude
steenstructuur hersteld worden. Ook blijkt dat op
sommige plekken de volledige impregnatie niet geheel
is geslaagd. Zonder destructief onderzoek, door
monsterafname uit de kern, blijft het moeilijk de mate
van impregnatie over de hele linie vast te stellen. Wel
worden de objecten voor en na de behandeling
gewogen. De gewichtstoename bedraagt ca. 500 kg.
Hieruit kan worden afgeleid dat de impregnatie
gemiddeld meer dan 90% bedraagt.
Voordat de beeldhouwer de ontbrekende onderdelen
aanvult, worden deze vlakken eerst behandeld met
een voorstrijkmiddel dat de hechting moet
bevorderen. De modelleermortel moet met acryl of
epoxy gebonden zijn; de steen gedraagt zieh nu
immers primair als kunststof. De oorspronkelijke
uitvoerders van het beeldhouwwerk zijn niet bekend.
Het werd uitgevoerd aan de hand van grote
detailtekeningen die Ulrich had vervaardigd. Over het
algemeen was het vakmanschap van ervaren
i l Een van de
basementen b lijk t door
verwering gespleten te
zijn. (fotoj. Smidt,
1992)
12 Een van de ►
basementen na
completering door
beeldhouwer Jan van
Ipenburg. Links het
herstelde gedeelte,
rechts het
onbehandelde gedeelte.
Zonder deze ingreep zou de zwakke Udelfanger
verder verweerd zijn en zou het authentieke
beeldhouwwerk na enkele decennia geheel
verdwenen zijn. De gevel vormt voor nu en de
toekomst in esthetische en in constructieve zin weer
een geheel.
Otto Brix
Literatuur
Bommel, Ing. A J. van, De volledige impregnatie van
natuursteen, z.p., z.j.
Denslagen, W.F. e.a., De tand des tijds, (RV bijdrage 07),
Zeist/’s-Gravenhage, z.j.
Ekama, G., Teylers Fundatie, z.p., z.j. (typescript)
Kramer, A. en J.F. Feenstra, Schade aan natuursteen in
Nederlandse monumenten, (RV bijdrage 08),
Zeist/’s-Gravenhage, z.j.
Restauratie Pandhof Utrecht 1987-1989Utrecht 1989.
Restauratievademecum, band 2b, RV blad 01-1/01-18;
RV blad
02-1/02-6; RV blad 03-1/03-31.
Slinger, A., Janse, H; en G. Berends, Natuursteen in
Monumenten, Zeist/Baarn 1982.
Teyler'1778-1978 ~ Studies en bijdragen over Teylers
Stichting naar aanleiding van het tweede eeuivfeest;
Haarlem/Antwerpen 1978.
steenhouwers aan het einde van de 19 de eeuw nog zo
groot dat zij aan de hand van dit soort voorbeelden
tot kwalitatief hoogstaand werk konden komen.
Identieke onderdelen zoals de leeuwekoppen
vertonen toch kleine onderlinge verschillen; de
weergave is trefzeker en karaktervol. Wel is aan de
uitvoering af te lezen dat het geometrische
ordeningsprincipe een grote rol speelde. Hierdoor
heeft het beeldhouwwerk in deze periode soms een
wat saaie en kunstmatige verschijningsvorm.
De beeldhouwer Jan van Ipenburg heeft zieh als doel
gesteld de ontbrekende onderdelen terughoudend te
reconstrueren. De vormen zijn in hoofdlijnen en
zonder al te grote detaillering teruggebracht, zodat de
verschillen tussen het oorspronkelijke en het
gerestaureerde materiaal zichtbaar blijven.(afb. 12)
Na completering worden de onderdelen weer
teruggeplaatst aan de gevel en worden de ankers
aangebracht en met lood aangegoten. Vervolgens
worden alle voegnaden met een kalktrasmortel
gedieht. Na droging van de mortel worden de stalen
stutten verwijderd en kan de borstwering worden
herplaatst. Na uitvoering van de laatste reparaties ter
plekke, het aanbrengen van duivenwering en het
verwij deren van de Steiger is het werk tegen de zomer
van 1993 voltooid.
Conclusie
De keuze voor impregnatie is achteraf gezien juist.