
7 Verbrandingstoestel
voor olie, naar
Martinas van Marum.
Het toes tel bestaat ait
een Argand olielamp,
eenglazen olievat en
een glazen container
waarinde
verbrandingsproducten
(water en koolzuur)
worden opgevangen.
(Teylers Museum)
Wetenschappen. Een karakteristieke bezigheid van
beide instellingen was de bevordering van de
wetenschap door middel van prijsvragen. Bij Teyler
had Van Marum wat dat betreft een overwegende
inbreng sinds 1779. Tussen dat jaar en 1837 lanceerde
hij namens Teylers Tweede Genootschap, dat hij
vanaf 1804 voortdurend presideerde, 21 vragen. Nog
niets vergeleken bij zijn monsterproduktie als
secretaris van de Hollandsche Maatschappij: 128
vragen tussen 17.95 en 1837.
Na een veelbelovende start in de botanie was hij
abrupt naar de elektriciteitsleer geswitcht toen zijn
beoogde opvolging van zijn leermeester Petrus
Camper te Groningen niet doorging. Vanaf 1784 had
hij bij Teyler riante mogelijkheden tot het doen van
onderzoek, die hij 00k zeer ambitieus benutte. Na
1800 verlegde hij zijn belangstelling weer naar de
natuurlijke historie, vooral de botanie en de
paleontologie. Naar eigen zeggen omdat hij door het
bestuur van Teylers Stichting financieel te zeer werd
beknot, maar als we de loop bezien, die de
elektrostatica in die periode nam, is een meer
fundamentele reden aanwijsbaar. Van Marum
concentreerde zieh nog op kwalitatief onderzoek van
zo groot mogelijke ladingen, waarbij hij 00k nog eens
elektrochemische en elektrofysiologische aspekten
betrok. Dit bleek vooralsnog een doodlopend spoor.
Wei suecesvol bleek de aanpak van Charles Coulomb:
kwantitatief onderzoek van aantrekking en afstoting
tussen zo klein mogelijke ladingen, met het doel een
wiskiindig verband te vinden tussen de onderlinge
krachtwerking en de afstand. Door zeer nauwkeurige
metingen met behulp van eigen, met grote
inventiviteit ontworpen instrumenten wist Coulomb
wetten af te leiden voor de krachtwerking tussen
elektrische puntladingen, daarmee de elektrostatica in
beginsel onderbrengend bij de gemathematiseerde
takken van de fysica. Het is frappant hoe vervolgens
zo’n 90 % van de circa 300 Europese geleerden voor
wie elektriciteit voorwerp van onderzoek was, afhaakt.
Ook Van Marum hoorde daarbij: hij was zuiver
experimenteel ingesteld, zonder theoretische of
wiskundige aanleg. Zijn voornaamste Verdienste als
onderzoeker ligt op het terrein van de chemie, waar
hij de revolutionaire zuurstoftheorie van Lavoisier
bevestigde door proeven met zelfontworpen
apparatuur en zieh beijverde om deze theorie ingang
te doen vinden.
Positiebepaling
De besproken geleerden hebben niet die grootse,
individuele prestaties geleverd zoals Christiaan
Huygens in de tweede helft van de 1 7de eeuw en
Antoni van Leeuwenhoek een generatie later. Zij
beseften zelf ook wel dat zij geen
Verlichtingspendanten waren van deze
natuurwetenschappelijke genieen. Bij Van Swinden
vinden we dit ’t meest geexpliciteerd, en wel in zijn
wetenschapshistorische werken. Bij allen vinden we
regelmatig verwoord dat de beoefening van de
wetenschap gericht moet zijn op groter welzijn van en
nut voor de mensheid: de wetenschapper dient
‘gemeenebestgezind’ te zijn, het gaat niet om
kennisvermeerdering of systeembouw op zieh. Met dit
ideaal van utiliteit in de ruime zin van het woord
voelde men zieh in de 18 de eeuw, althans gradueel,
onderscheiden van de 1 7de eeuw. In dit verband
benadrukt vooral Van Marum dat de wetenschap ten
dienste moet staan van een snelle technische
ontwikkeling.
Naast deze overeenkomsten meen ik tussen
’s Gravesande en Van Musschenbroek enerzijds en
Van Swinden en Van Marum anderzijds een markant
verschil te kunnen constateren. Eerstgenoemden
leidden de introductie van Newtons werk op het
continent. Als zodanig stonden zij, en dan vooral ’s
Gravesande, onbetwist aan de top en ervoeren dat
ook zo door het succes van hun boeken en optreden.
Zij gedroegen zieh als zelfstandige denkers en
onderzoekers. Bekend is het woord van
’s Gravesande, dat hij als newtoniaan geen persoon
maar een methode volgde. Nemen we in aanmerking
dat van degene wiens gedachtengoed zij
introduceerden, door diens biograaf Westfall na meer
dan twintig jaar Studie wordt gezegd: ‘The end result
of my study of Newton has served to convince me
that with him there is no measure. He has become for
me wholly other, one of the tiny handful of supreme
geniuses who have shaped the categories of the
human intellect, a man not finally reducible to the
criteria by which we comprehend our fellow beings’,
dan is duidelijk dat de taak waaraan zij zieh zetten
nauwelijks valt te overschatten.
Met Van Swinden en Van Marum is het anders
gesteld. Waar zij als newtonianen tekort schoten, is
reeds gezegd. Als baconianen maakten zij deel uit van
een groep Europese geleerden van gelijkwaardig
niveau, de sub-top, om het maar kort te omschrijven.
Hun voornaamste werk betreft controle, bevestiging
en introductie van het werk van de top: Van
Swindens bemoeienis met het Metrieke Stelsel, een
Frans project, uitgevoerd door de crème van de
Franse wetenschap, Van Marums bemoeienis met de
nieuwe verbrandingstheorie van Lavoisier.
Het is deze verandering van positie waarnaar ik in de
titel van dit opstel verwijs.
Marijn van Hoorn
(Het bovenstaande is de neerslag van een voordracht,
gehouden voor de Werkgroep Achttiende Eeuw, op
22 november 1991.)
Litera tuur
Berkel, K. van, In het voetspoor van Stevin. Geschiedenis
van de natuurwetenschap in Nederland 1380-1940,
Meppel 1985.
Bots, J., Tussen Descartes en Darwin. Geloofen
natuurwetenschap in de 18e eeuw in Nederland, Assen
1972.
Collo.t d’Escury, H., Hollands roem in kunsten en
wetenschappen: met aanteekeningen en bijdragen, 7 din.,
Den Haag en Amsterdam 1825-1844.
Kox, A.J. en Chamalaun, M. red., Van Stevin tot
Lorentz. Portretten van Nederlandse
natuurwetenschappers, Amsterdam 1980 (2de, herziene
druk 1990).
Ruestow, E.G., Physics at 17th and 18th-Century Leiden,
Den Haag 1973.
Vermij, R.H., Seculariseringen natuurwetenschap in de
zeventiende en achttiende eeuw: Bernard Nieuwentijt,
Amsterdam 1991.
Westfall, R.S., Never at rest. A Biography o f Isaac Newton,
Cambridge 1980.