
i9 Het gezichtsveld,
horizontaal, is mint
1 8 De w ijze waarop
Escher dé kromming
van de perspectieflijnen
verklaarde.
lijnen ziet? Hoe wilt u zien dat hun verlengden in een
punt samenkomen? Hoe moet een natuurgetrouwe
afbeelding van deze lijnen eruitzien? Waarschijnlijk
heeft u zo’n situatie nog nooit bewust beleefd en bent
u ervan overtuigd, dat u alles om u heen haarscherp
ziet (gelukkig maar!). Ons gezichtsveld is groot genoeg:
in horizontale richting meer dan 8o% (afb. 19) maar
dat wil alleen zeggen dat licht uit dit hele veld op het
netvlies valt en geregistreerd wordt. Het zegt echter
niets over de scherpte van het netvlies en over de
detailrijkdom die vanuit elk deel van het gezichtsveld
doorgestuurd wordt naar de hersenen.
► Het netvlies van ons 00g bevat de lichtgevoelige
20 Schematische cellen (afb. 20), maar voor het licht deze bereikt moet
doorsnede van het het eerst längs een laag met bloedvaatjes daarna door
netvlies. Het licht een laag zenuwvezels en dan nog door een laag van
bereikt de kegeltjes na drie cellen dik. De lichtgevoelige receptoren (we
eerst een laag beperken ons tot de zogenaamde kegeltjes) zijn niet
zenutovezels en enige regelmatig over het netvlies verspreid. Recht
cellen doorlopen te tegenover de pupil zijn ze het dichtsopeengepakt in
hebben. een schijfje met een middellijn van ongeveer imm (de
gele vlek). Het centrale deel van de gele vlek neemt
een bijzonder bevoorrechte positie in, dit deel heeft
slechts een middellijn van V^mm, hetgeen
overeenkomt met een beeldhoek van nauwelijks een
graad! Maar daarin bevinden zieh ongeveer 30.000
kegeltjes.(afb. 22) Bovendien lopen daar geen
bloedvaatjes over het netvlies en zijn de zenuwen en
de cellen radiaal naar buiten getrokken, zodat het
licht vrijwel ongehinderd de lichtgevoelige receptoren
270°
kan bereiken. Buiten de gele vlek daalt het aantal
kegeltjes per Vierkante millimeter snel: 10 e uit het
centrum is dan teruggelopen tot ongeveer 6%. Deze
beschrijving van de structuur van het netvlies laat zien
dat scherp zien beperkt is tot een veldje met een
middellijn van een graad. Hoe komt het dan dat wij
de indruk hebben, dat we alles in de wereld om ons
heen scherp zien? We hebben deze illusie (als u het
zo wilt noemen) vooral te danken aan de spiertjes
(voor elk 00g 6) die onze ogen snel in elke
willekeurige richting kunnen laten draaien. Zij zorgen
L IG H T
22 Grafische ► ervoor dat onze ogen de omgeving effectief kunnen
voorstelling van de scannen. U weet dat we bij het lezen de ogen met
verdelingvanhet kleine rukjes over de regels bewegen. Telkens worden
aantal kegeltjes per dan enige letters scherp waargenomen. Zo doen wij
mm2 over het netvlies. dat 00k bij het kijken naar onze omgeving, alleen zijn
Een bijzondergrote dan de bewegingen minder regelmatig. Telkens wordt
concentratie vindt men maar een klein gedeelte van het gezichtsveld scherp
in het centrum van de gezien. In onze hersenen worden al deze stukjes
gele vlek. samengevoegd tot één geheel zoals de stukjes van een
legpuzzel of de steentjes van een mozaïek. Uit het
21 ln het centrum van voorafgaande blijkt, dat de wijze waarop wij onze
de gele vlek zijn alle omgeving zien en de manier waarop wij haar
lagen opzijgeschoven perspéctivisch afbeelden in conflict met elkaar zijn:
om een meer directe het zien impliceert voortdurende oogbewegingen,
inval van het licht hetgeen een voortdurende verandering van de stand
mogelijk te maken. van het tafereel betekent. En dit vraagt weer voor elke
blikrichting een ander perspectiefschema op het
tafereel. Ik geloof, dat dit het meest dwingende bewijs
is voor de Stelling dat een perspectivische constructie
niet kan weergeven wat wij zien en zeker geen
natuurgetrouwe afbeelding kan opleveren. Misschien
mögen we nog verder gaan: een natuurgetrouwe
afbeelding is een fictie; het is onmogelijk. Uit de
manier waarop wij de omgeving waarnemen volgt, dat
een afbeelding bestaat uit het rangschikken van .
partiele gezichtsindrukken tot een groter geheel en
het weergeven daarvan op een plat vlak.
De perspectiefmethode is een van de vele
rangschikkings mogelijkheden. Het is een heel
bruikbare en vruchtbare methode anders zou ze niet
zoveel eeuwen in gebruik zijn. En wij zijn er kennelijk
zo tevreden mee, dat we ze algemeen aanvaarden als
de natuurgetrouwe afbeelding. Ik hoop echter dat u
daar nu een beetje anders over denkt.
Bruno Ernst
Temporal on retina
Perimetrie angle (deg)
* Dit artikel is een bewerkte versie van de voordracht
die op 1 1 September j.l. bij de opening van de
tentoonstelling ‘Een extra dimensie’ door Bruno Ernst
werd gehouden.
Literatuur
Cornsweet, T.N., Visual Perception, New York 1974
Edgerton, S.Y., The Renaissance Rediscovery 0/Linear
Perspective, New York 1976
Eisen, K., Architectuur/Presentatie, Delft 1988
Ernst, B., De Toverspiegel van M.C. Escher, Amsterdam
1976
Ernst, B., Het begoochelde 00g, Amsterdam 1986
Floqon, A., La Perspective, Parijs 1963
Flocon, A., Curvilinear Perspective, Cambridge 1989
Gregory, R.L., Eye and Brain, Londen 1966
Hubel, D.H., Visuele informatie, Maastricht 1990
Kubovi, M., The Psychology o f Perspective and
Renaissance Art, Cambridge 1986
Panofsky, E., Perspective as Symbolic Form, New York
1991
Pedoe, D., Perspectieven doorzien, Amsterdam 1988
Pirenne, M.H., Vision and the Eye, Londen 1967