
■< Jeugd en opleiding
1 Pieter Post, Ontwerp In 1608 werd Pieter Post in Haarlem geboren. Zijn
hoofdingang van vader Jan Jansz Post was glazenier van beroep. Over
KasteeiHeeze, 1655. zijn jeugd is helaas nauwelijks iets overgeleverd dat
een beeid van zijn opleiding zou kunnen geven. Zijn
eerste tekenlessen kreeg Pieter ongetwijfeld van zijn
vader. Toen Post zes jaar oud was, overleed zijn
vader. Wie hierna de kunstzinnige opvoeding op zieh
nam is niet duidelijk. Misschien kreeg Post les van de
voormalige collega’s van zijn vader in Haarlem.
In 1623 werd Pieter Post lid van het St. Lucasgilde in
Haarlem. Het is typerend voor de academische
traditie vän deze stad dat 00k de mathematische
vakken bij het kunstenaarsgilde thuishoorden. Een
gedegen kennis van reken-en meetkunde was
onderdeel van een opleiding tot schilder, waarmee
deze opleiding tevens het begin kon zijn van een
2 Pieter Post, Detail , architectenloopbaan. Niet alleen Pieter Post, maar
van de Ionische orde 00k de andere belangrijke architecten, zoals Salomon
voor de de Bray en Jacob van Campen, waren aanvankelijk als
schoorsteenmantel van schilder begonnen. Vanaf het eind van de jaren
het huis van Frederik twintig zal Post als zelfstandig schilder hebben
A lew ijn aan gewerkt. Hij specialiseerde zieh in landschappen en
Herengracht 182, gevechtscenes. Begin jaren dertig begon Post zieh
Amsterdam, 16 5 1. meer op de bouwkunst te richten.
Architect en schilder van Zijne Hoogheid
Omstreeks 1635 werd Post tekenassistent van de
bouwmeester Jacob van Campen. Hij werkte mee aan
de bouw van het Mauritshuis en het huis van
Constantijn Huygens. Naast de ervaring met de
dagelijkse bouwprakfljk was 00k de intensieve
samenwerking met Jacob van Campen essentieel voor
Posts’ ontwikkeling tot architect. Hij maakte kennis
met de nieuwe classicistische stijl. Van Campen en De
Bray hadden een nieuwe wending gegeven aan de
Hollandse bouwkunst. In plaats van grote nadruk op
het ornament, zoals in het werk van de vorige
generatie, zöchten zij naar een strenge ordening van
de architectuur. De belangrijkste inspiratie hiervoor
vonden zij in de classicistische tractaten van Palladio
en Scamozzi uit Noord-Italie. In navolging hiervan
zocht men de schoonheid van de architectuur in een
afgewogen helder stramien dat aan het héle ontwerp
ten grondslag lag. De Ornamenten werden alleen nog
gebruikt om deze harmonische ordening aan de gevels
te accentueren. Hiervoor werden de klassieke orden
met al hun onderdelen gebruikt: zuilen, pilasters, de
lijsten van het hoofdgestel, frontons en eventueel nog
enige festoenen onder de vensters. Voor de speelse en
vindingrijke vormenschat die sinds de tweede helft
van de zestiende eeuw als aanvulling op de klassieke
vormen met veel fantasie was uitgedacht, was in deze
nieuwe architectuur geen plaats. Met de bouw van de
huizen van Johan Maurits van Nassau-Siegen en van
Constantijn Huygens was de nieuwe, classicistische
architectuur in Den Haag gei'ntroduceerd. Enkele
decennia lang zou deze architectuur blijven gelden als
de hofstijl, geschikt voor paleizen van vorsten,
gebouwen van hoge bestuurscolleges en huizen van
vooraanstaande particulieren.
Ook het nauwe contact met Huygens, dat uit het
werk aan deze huizen voortvloeide, was
doorslaggevend voor de verdere ontwikkeling en
carrière van Post. Hierdoor raakte hij direct in de
hofkringen bekend. Huygens was sinds 1625
secretatis van Stadhouder Frederik Hendrik en vanaf
1630 ook lid van de Domeinraad, het college dat
namens de Prins de bezittingen van de Oranjes
beheerde. In deze functie had Huygens grote invloed
op de uitvoering van de prinselijke bouw- en
kunstopdrachten. In 1640 werd Post benoemd door
Stadhouder Frederik Hendrik als opzichter van de
verbouwing van het paleis Noordeinde.
Waarschijnlijk had deze benoeming op voordracht
van Huygens plaatsgevonden. Post raakte ook
betrokken bij andere bouwactiviteiten van Frederik
Hendrik, waarmee hij de gunst van de stadhouder
verwierf. In 1645 volgde zijn benoeming tot schilder
en architect van Zijne Hoogheid. Zijn belangrijkste .
bijdragen als architect waren het Huis te
Honselaarsdijk en Huis ten Bosch. Bij de verbouwing
3 Pieter Pos tf
Gevelontwerp
Vredenburg 1639.
¿Ú i
van Huis te Honselaarsdijk was Pieter Post vanaf
1644 betrokken; Het werd het pronkstuk onder de
paleizen en kasteien van Frederik Hendrik. Hier
kreeg Post de gelegenheid zijn architectonische en
decora tieve ideeen op vorstelijke schaal en met
vorstelijke middelen uit te voeren. Van zijn
ontwerpen is een grote serie ingekleurde tekeningen
bewaard gebleven.
Werkzaamheden buiten het hof
Na de dood van Frederik Hendrik, in 1647, bleef
Post in dienst als ‘Architect van Sijne Hoogheyt’.
Willem II bevestigde zijn benoeming nog in hetzelfde
jaar formeel. Ook na het vroegtijdig overlijden van
Willem II bleef Post in functie. In deze periode, het
Stadhouderloze tijdperk, hield dit echter nauwelijks
meer in dan toezichthouden op het onderhoud van
de gebouwen van de-Oranjes. In zijn benoeming tot
architect van de prins was uitdrukkelijk gesteld dat
Post ook voor andere opdrachtgevers mocht werken.
Als architect van Zijne Hoogheid kwam Post in
aanraking met allerlei edelen en burgers, die
vooraanstaande posities aan het hof, in het leger of in
het landsbestuur bekleedden. In deze kringen vond
Post een tweede groep opdrachtgevers. Zowel
verschillende hoge bestuurscolleges als stadsbesturen
en enkele vooraanstaande particulieren zöchten de
hulp van Post voor de verfraaiing o f veriiieuwing van
hun gebouwen. Zo ontwierp hij voor de stad Leiden
en Gouda een nieuw waagggebouw, voor Maastricht
een stadhuis en voor de Staten-Generaal een intérieur
voor het Statenjacht. Voor Haarlem maakte Post
plannen voor een stadsuitbreiding. Tévens kreeg hij
een aantal opdrachten van het Hoogheemraadschap
van Delfland en Rijnland. Voor het Hoogheemraadschap
van Delfland ontwierp Post een vergulde
zilveren beker en voor het Hoogheemraadschap van
Rijnland een gemeenlandshuis. Voor rijke
particulieren bouwde hij een aantal stads- en
buitenhuizen. Deze buitenplaatsen van Post vormen
een bijzondere groep, omdat er meer elementen uit de
paleisarchitectuur in verwerkt zijn dan in het midden
van de zeventiende eeuw gebruikelijk was. Deze
navolging van vorstelijke voorbeelden hangt nauw
samen met de status van zijn opdrachtgevers. De
meesten behoorden tot de adel uit de hofkring met
hoge overheidsambten of militaire functies. Zij stelden
hogere eisen aan het representatieve karakter van hun
buiten dan de meeste opdraéhtgevers. Zo ook
Frederik Alewijn, een welgestelde koopman uit