
► toch beter uit.
12 D rie - Leonardo Da Vinci wees op een minder prettige
perspectiefwetten, die consequentie van de perspectivische constructie: bij
afgeleidzijn u it bet het afbeelden van een colonnade die evenwijdig aan
principe. het tafereel loopt, zouden de kolommen naar de rand
toe steeds breder worden.(afb. 14) Er was echter geen
tekenaar of schilder die dat deed: hij maakte alle
kolommen even breed, want ’dat was toch zo’ in
werkelijkheid!
I Er was 00k iets vreemds met de perspectief van
bollen: naar de rand van het schilderij toe werd de
afbeelding elliptisch in plaats van cirkelvormig, maar
00k dat was een consequentie van de
‘natuurgetrouwe’ afbeelding waar de schilders zieh
► niets van aantrokken: bollen werden als cirkels
13 De demonstratie afgebeeld ongeacht de plaats op het tafereel.(afb. 15)
van Brunelleschi in Deze voorbeelden laten zien dat men al heel vroeg de
Florence omstreeks ' zo natuurgetrouwe perspectief wat bijstelde om een
1425. nog natuurgetrouwer afbeelding te krijgen.
Was er dan iets fout met die perspectief? Ja en nee.
„ Als we de perspectiefwetten streng toepassen, waarbij
• we dus steeds breder wordende kolommen krijgen en
bollen als-ellipsen werden afgebeeld, krijgen we een
perfect beeid als we het bekijken ervan maar
140 Leonardo da V inci aanpasseri aan de projectiemethode waarop de
(en voor hem Ucello)- perspectief gebaseerd is. -
wees er a l op, dat de 1. kijken met een oog;
perspectivische 2. op dezelfde hoogte als de horizon op de afbeelding;
toeergaveeen 3. onbfeweeglijk gericht op het midden van deze
onnatuuflijk beeid horizon.
geeftvan een r ij Er zijn maar weinig mensen die ooit een afbeelding
kolommen eventoijdig op die manier bekeken hebben. In een museum lopen
aan het tafereel. we längs schilderijen en bekijken ze vanuit
verschillende hoeken en vanaf verschillende
i^ h Ookpersonen, afstanden, we bewegen ons hoofd, onze ogen, en
evenwijdig dan het accepteren het als een afbeelding van de ruimte. Niet
tafereel opgesteld, dijen als een natuurgetrouwe, maar als een zelfstandige
steeds m eer uit. herschepping.
■ © © ©
1 r '
"Doopkdpe/ ~Dotn
4. Op dezelfde afstand van de afbeelding die bij het
maken ervan is ingenomen.
We mögen dus rüstig stellen dat het voor degene die
een afbeelding normaal bekijkt van weinig belang is of
deze nu wel of niet een correcte perspectivische
constructie is.
Richten we nu onze aandacht eens op de kunstenaar,
op degene die de afbeelding maakt. Dan wordt de
beschouwing wat ingewikkelder. Stel dat hij een
straat, een plein of een landschap ‘naar de natuur’ wil
schetsen. In dat geval zal hij zeker de hem vertrouwde
regels van de perspectief toepassen. Hij kiest een
standpunt, bijvoorbeeld in de hoek van een plein of
op het kruispunt van twee landweggetjes. Dit is een
keuze die bepaald wordt door de waärneming, door
het zien. Daarna tekent hij een aantal hulplijnen: de
horizon, met verdwijnpunten en enige convergerende
lijnenbundels naar deze punten. Dit is een abstract
Schema, dat structuur in de afbeelding brengt. Dit
heeft weinig te maken met het zien, en veel met de
opvatting van de tekenaar over de wijze waarop een
afbeelding van de ruimte op een plat vlak er moet
uitzien volgens de hem bekende perspectiefwetten.
Daarna gaat hij de details invullen en hierbij laat hij
zieh weer leiden door wat hij ziet. Omdat hij hierbij
niet strak naar een punt zit te Staren, maar zijn ogen
en zijn hoofd vrijelijk beweegt, ontstaat er een
discrepantie tussen het reeds getekende
perspectiefschema en de invulling. Als de kijkrichting
verändert draait het tafereel mee en op dat nieuwe
tafereel is het verloop van de perspectieflijnen anders
dan de reeds vastgelegde.(afb. 16) Voor de tekenaar is
dit helemaal geen bezwaar om te komen tot een
afbeelding die hem bevredigt. Het is echter wel
duidelijk dat we 00k vanuit het standpunt van
tekenaar niet kunnen spreken van de perspectief als
natuurgetrouwe afbeeldingsmethode. Het is voor hem
een bruikbaar ordeningsprincipe. Hij had evengoed
een ander ordeningsprincipe kunnen gebruiken, zoals
bijvoorbeeld de scheve projectie uit de
Chinees-Japanse schildertraditie, die wij 00k nog veel
gebruikt zien in bouwkundige tekeningen: daarin zijn
13 De perspectivische
afbeelding van een bo l
wordt naar de rand van
het tafereel steeds meer
ellipsvormig.
17 Degekromde
perspectieflijnen die
Eschervoor
verschillende van zijn
prenten gebruikte.
16 Links z iel men hoe
de hoofdlijnen van de
perspectivische
weergave steeds
veränderen als we het.
hoofd van rechts naar
links draaien. Rechts'
kijken we naar een
persoon van de voeten
naar het hoofd
alle lijnen die in de ruimte .evenwijdig aan elkaar
lopen 00k evenwijdig op de afbeelding. Of zelfs
schema’s die we in Egyptische grafschilderingen
aantreffen. Indien de beeldhoek klein blijft zullen
overigens zulke afbeeldingen onderling veel minder
verschillen dan men zou verwachten.
Wat ik tot nu toen verteld heb is niet nieuw. Het is de
bekende kritiek op de opvatting dat de perspectief
een natuuretrouwe afbeelding van de ruimte zou
opleveren. Dat er een meer fundamentele kritiek te
leveren was op het alleenzaligmakende van de
perspectivistische afbeelding, ja, op alle Systemen van
afbeelden die men ooit gebruikt had en nog zal
gebruiken, kwam in mij op naar aanleiding van een
vraag van een studente die stof verzamelde voor een
kunsthistorische beschouwing van het werk van
Escher. Naar aanleiding van mijn verhaal in
De toverspiegel van M. C. Escher merkte ze op: ‘De
redenerifig klinkt logisch, maar ik kan met de beste
wil van de wereld geen kromme lijnen naar het
verdwijnpunt zien lopen ... ziet u ze wel krom?’ Ik
geloof dat ik het juiste antwoord gaf: ‘Dat kun je niet
zien’. Het heeft echter jaren geduurd voor ik een
afdoende verklaring voor deze uitspraak kon
formuleren. Stelt u zieh voor, dat u midden in een
lange zaal zit en u kijkt in de lengterichting naar het
midden van een körte wand. Ziet u dan de
evenwijdige lijnen längs het plafond en längs de vloer
als rechte lijnen naar het midden van de körte wand
lopen? U kunt dat niet zien, want u ziet slechts vaag
de-ze lijnen. Wilt u ze scherp zien dan moet u het
hoofd draaien en dan ziet u een gedeelte van een der
lijnen vrij scherp en de rest is weer vaag. Hoe wilt u
nu uitmaken of u vier recht lijnen 00k als rechte