
4
4 Pieter Post, Z ijwand
van degrote zaal in bet
Statenjacht, 1663. s
Amsterdam. In 1639 begon hij plannen te
ontwikkelen voor een statig buitenhuis in de
Beemster, dat de naam Vredenburg zou krijgen. Het
moest een huis worden met een vorstelijke uitstraling.
Waarschijnlijk dienden de zestiende-eeuwse villa’s
van Palladio en Scamozzi als voorbeeld. Om deze
Italiaanse voorbeelden te evenaren gaf Alewijn de
twee talentvolste architecten van die dagen, Pieter
Post en Philip Vingboons, de opdracht hiervoor
ontwerpen te maken. Uiteindelijk ging de opdracht in
1642 naar Post. In totaal zijn er van dit ontwerp 38
tekeningen bewaard gebleven, waarvan een groot
aantal op de tentoonstelling te zien is. Aan de hand
van de tekeningen, die meestal gesigneerd en
gedateerd zijn, is de ontwerpgeschiedenis van
Vredenburg in grote lijnen te achterhalen.
Pieter Post en zijn stijl
Pieter Post was niet alleen als architect werkzaam. Hij
ontwierp tevens de aanleg van tuinen en besteedde
veel aandacht aan de decoratie van interieurs. Deze
allesomvattende aanpak komt voort uit het
zeventiende-eeuwse. ideaal om in een mathematische
ordening de universele harmonie van de schepping na
te volgen.
De stijl van Post kenmerkt zieh door een strak en
sober classicisme. Bij zijn ontwerpen maakte hij
gebruik van de klassieke pilasterorden. Soms liet Post
de gevel 00k vrijwel geheel onversierd. Bij deze
laatste sobere variant van het classicisme werd het
ritme van de gevel alleen door vensteropeningen, de.
middenrisaliet en enkele sculpturale elementen
weergegeven.
In zijn interieurontwerpen paste Post de-klassieke
regels wat vrijer toe en hanteerde hij vaak een hele
rijke decoratie. Het ontwerp voor een intérieur in het
Statenjacht laat deze lossere stijl zien
Elske Gerritsen
Noten
I. J.J. Terwen & K.A. Ottenheym, Pieter Post
(1608-1669), Zutphen 1993.
Literatuur
Blok, G.A.C., P. Post 1608-1669 der baumeister den
Prinzen von Oranien und des Pürsten Johan Moritz von
Nassau-Siegen, Siegen 1937.
Fockema Andreae,S.J., ter Kuile, E.H. én Hekker,R.C.,
Duizend jaar houwen in Nederland (deel II), Amsterdam
I 975-
Slothouwer, D.F., De paleizen van Frederik Hendrik,
Leiden 1946.
Terwen, J.J., Mag de bouwkunst van het Hollands
classicisme ‘palladiaans’ genoemd worden?, in:
Nederlands KunsthistorischJaarboek 1982, biz. 169-188.
Ottenheym, K.A., Philips Vingboons (1606-1678),
Zutphen 1989.
Vogelmensen envl iegen op mankracht 5
christelijke geloof aan de boodschappers der goden,
de engelen - werd toegeschreven. Velen werden tot
vliegen gedreven door het verlangen om dichter bij de
door hen aanbeden goden te komen. Anderen wilden
die goden zelfs evenaren. Als de mens de hemel zou
kunnen bereiken, zou hij alles kunnen overzien en net
als de goden almachtig zijn. Het verlangen om te
kunnen vliegen werd echter 00k als zondig
beschouwd. De mens moest niet buiten zijn eigen
natuurlijke omgeving willen treden. De vroegste
mythen over de pogingen van de mens om te kunnen
vliegen werden vaak uitgelegd als'moraliserende
fabels. Ze Waarschuwden voor het onheil dat wacht
als men de goden verzoekt en probeert in de hemelen
te komen. Zo moest Icärus zijn hoogmoed met de
dood bekopen. Hij vloog, tegen de waarschuwingen
van zijn vader in, tot zo hoog aan de hemel dat de zon
de was van zijn vleugels deed smelten en hij in zee
stortte.
Aan het einde van het millenium ontwikkelde de
mens een nieuwe houding ten opzichte van het
verlangen om te kunnen vliegen. Hoe verstandelijker
de mens ging denken, des te meer hij zieh realiseerde
dat vliegen niet een bovennatuurlijke prestatie was,
maar een natuurlijk fenomeen. In de natuur om hem
heen was het vliegen immers iets heel gewoons. De
mens had zieh reeds in vele opzichten superieur aan
de dieren getoond, zo moest hij zieh 00k de kunst van
Op 17 decomber 1993 is het precies 90 jaar geleden dat de gebroeders
Wright met hun Flyer I vanaf vlakke grond een geslaagde gemotoriseerde
vlucht te Kitty Hawk (Amerika) maakten. De herdenking van deze voor de
luchtvaart revolutionäre gebeurtenis vormt de aanleiding voor het
Nederlands Foto- en Grafisch Centrum (NFGC) en Teylers Museum om een
fototentoonstelling over het vliegen samen te stellen. De foto's - alle
afkomstig uit het archief van het NFGC - geven een treffend beeid van de
hoogte- en dieptepunten van de mens als pionier in het luchtruim. Aan de
orde komen thema's als het tarten van de zwaartekracht, de ontwikkeling van
de vliegtechniek van doorzichtig naar verhuld, het effect hiervan op de
psyche van de mens, en de verbazing, onbevangenheid en euforie bij de
eerste vliegtoestellen. Een bijzonder fenomeen op de tentoonstelling zijn
afbeeldingen van 20ste-eeuwse vogelmensen. In het onderstaande artikel
w o rd t nader op het fenomeen van de vogelmensen en het vliegen op eigen
kracht ingegaan.
A1 zolang er mensen op aarde zijn, kent de mens het
onweerstaanbare verlangen om te kunnen vliegen en
heeft hij vele pogingen daartoe ondernomen.
Getuigenis van deze menselijke pogingen tot vliegen
zijn de eeuwenoude fabels en afbeeldingen, die we in
vrijwel elke cultuur aantreffen. In de legendes van
India en Zuid-Amerika wordt gesproken over
gevleugelde mensen die erin slaagden te vliegen. De
meest bekende mythe in de Westeuropese cultuur is
die van Daedalus en Icarus die met vleugels van was
en veren uit het labyrinth van koning Minos
ontsnapten.
5. De uitvinder Mr.
Leman Weil in zijn
motorloos toestel,
Amerika 19 27: (Uit:
Het Leven, 1927, nr. ■
40; Spaarnestad
Fotoarchief/NF&GC)
Tot het jaar duizend werd de kunst van het vliegen het vliegen eigen kunnen mäken. Het vliegen der
door de mens als iets bovennatuurlijks gezien. Vliegen vogels vormde de grootste inspiratiebron voor de
was eçn kwaliteit die aan de goden - of zoals in het mens en werd onderwerp van nauwkeurige Studie. De