
i Joseph Teixeira de
Mottos, Zelfportret in
hoed en overjas, 1921.
Potlood, penseel in
waterverf,
598 x 4 1 6 mm.
2 Joseph Teixeira de
Mottos, Pomic, Café
Nautique, 1940.
Potlood, zwart krijt,
penseel in waterverf,
456 x 334 mm.
Joseph Teixeira de Mattos werd op 27 juli 1892 in
Amsterdam geboren als oudste zoon van een
Portugees-joods echtpaar. Al vroeg openbaarde zieh in
de jongen een uitgesproken artistiek talent. De
omgeving waarin hij opgroeide -een hoog-ontwikkeld
maar nogal gesloten milieu, dat eigen tradities en
familiebanden met trots in ere hield- bepaalde het
karakter en de vorming van de jonge Teixeira. Zo
hadden de adviezen en aanwijzingen die de
beeldhouwer Joseph Mendes da Costa (1863-1939),
een vriend en verwant van de familie Teixeira, en
diens zwager en neef de graficus Samuel Jessurun de
Mesquita (1868-1944) hem gaven, meer betekenis voor
zijn kunstzinnige vorming dan de opleiding tot
tekenleraar die hij -overigens zonder een diploma te
behalen- tussen 1906 en 1911 aan de Amsterdamse
Rijksnormaalschool volgde. Vooral het voorbeeld van
Jessurun was belangrijk. Teixeira ontwikkelde al snel
een duidelijke voorliefde voor de tekenkunst, en
Jessuruns zuivere en strikt-grafische stijl had een
belangrijke invloed op de jonge kunstenaar.
Teixeira is zijn hele leven een ‘realist’ gebleven, die in
de weergave van de werkelijkheid het wezen van zijn
kunst vond. Hij maakte nooit deel uit van enige groep
of artistieke beweging; 00k al zijn er, vooral in zijn
vroege werk, stilistische overeenkomsten te ontdekken
met voorgangers of tijdgenoten -namen als Breitner,
Isaac Israels, Dirk Nijland, Willem Hofker en zelfs
Dick Ket komen soms in gedachte- ontwikkelde hij
een heel persoonlijke stijl, grotendeels onberoerd
door externe be'invloeding. In zijn beginperiode
experimenteerde hij een tijdlang met een haast
fotografisch realisme, dat enigzins herinnert aan de
destijds door de invloedrijke criticus H.P. Bremmer
voorgestane kunstopvattingen. Enkele rond 1920-23
ontstane ingekleurde potloodtekeningen van huizen in
Zandvoort, portretten van zijn eerste echtgenote en
van de kunstenaar zelf zijn fraaie voorbeelden van
deze uiterst precieze en objectieve tekentrant. Na
1925 maakte Teixeira zieh echter los van dat
afstandelijk realisme en zocht hij een vloeiender
tekenstijl, die meer ruimte bood voor suggestie. In die
periode reisde hij voor het eerst naar Frankrijk, het
land dat zijn tweede vaderland zou worden.
Vooralsnog bleef Amsterdam echter zijn basis; hij
exposeerde er regelmatig bij gevestigde kunsthandeis
en zijn tentoonstellingen werden lovend besproken
door de recensenten. De verkoop van zijn werk
verliep in die tijd van algemene crisis evenwel weinig
voorspoedig, deels 00k omdat de kunstenaar moeilijk
afstand deed van zijn tekeningen en schilderijen en
weinig genegen was, zieh aan te passen aan de
heersende modernistische smaak. Met zijn tweede
echtgenote vestigde Teixeira zieh in 1938 in Parijs, de
stad die tot zijn dood zijn vaste woonplaats zou
blijven. De oorlogsjaren bracht het echtpaar Teixeira ‘
door op het Franse platteland, aanvankelijk in het
Bretonse vissershaventje Pornic bij Nantes, later meer
in het binnenland in het dorp Les Rosiers-sur-Loire.
In die ge'isoleerde omgeving, verstoken van contact
met andere kunstenaars, ontdekte Teixeira zijn rijpe
stijl. Hij maakte er talloze tekeningen van de
boerenhuizen en landweggetjes van de omgeving;
tekeningen, die tot het beste van zijn oeuvre behoren.
Daarin ontwikkelde hij zijn verbazend vermögen om
met een minimum aan technische middelen
-hoofdzakelijk zwart krijt, soms licht ingekleurd met
wat waterverf- de vorm en textuur van de soms wat
bouwvallige natuurstenen gevels met hun
onregelmatige ramen en luiken weer te geven, en met
gevoelige en subtiele krijttoetsen de lichtval in het
loof van bomen en struiken op te roepen.
Tegelijkertijd begon hij steeds meer interesse te tonen
voor de uitbeelding van het landschap, een genre dat
hij -als echt stadsmens- tevoren nauwelijks beoefend
had.
Na het einde van de Tweede wereldoorlog keerden de
Teixeira’s terug naar Parijs. De levendige en energieke
hoofdstad moet een immens contrast geboden hebben
met het verstilde leven op het platteland, en Teixeira
verlegde zijn werkterrein naar de straten van Parijs.
Onophoudelijk tekende hij er in de buurt van zijn
woning aan de rand van Montparnasse: bloemperken
3 Joseph Teixeira de
Mattos,
Schoolgebouw in Les
Rosiers-sur-Loire,
1942. Zwart krijt, 344
* 3 5 5 mm.
en boompartijen in de Jardin du Luxembourg,
speiende kinderen en voorbijgangers op straat werden
nu zijn favoriete motieven. De aard van de laatste
onderwerpen bracht met zieh mee dat zijn tekenstijl
schetsmatiger en sneller werd dan tevoren; 00k begon
hij steeds meer kleur in zijn tekeningen te verwerken.
Dikwijls gaf hij met verdund krijt of waterverf zijn
schetsblad een grondtoon, voor hij de eigenlijke
tekening opzette.
Een nieuwe wending kreeg Teixeira’s kunst toen hij,
inmiddels zestig jaar oud, in 1933 voor het eerst
Spanje bezocht. Dit land en zijn cultuur zouden de
kunstenaar nadien blijven boeien. Tot het jaar voor
zijn dood bracht Teixeira jaarlijks enkele maanden
door in Spanje en de mooiste tekeningen van zijn late
periode onstonden tijdens die bezoeken. Met een
opvallend jeugdig élan zette hij zieh er aan het
tekenen: er ontstonden talloze tekeningen van
landschappen en straatgezichten, van Spaanse huizen,
verkeersagenten en processiegangers, van parken en
solitaire bomen. In de Spaanse studies werd Teixeira’s
stijl gaandeweg losser en poëtischer dan tevoren.
Bovendien vond hij er een nieuw thema waarin hij
zijn belangstelling voor vluchtige beweging kon
combineren met de technische virtuositeit die hem
eigen was: de brekende golven op de kust. In vele
tekeningen, dikwijls met gekleurd krijt op getoond
papier uitgevoerd, bestudeerde Teixeira de branding
bij San Sebastian met een nooit verflauwende
aandacht voor de wisselende patronen van licht en
kleur in de golfslag. De tekeningen die hij aan dit
onderwerp wijdde behoren tot de mooiste die hij
maakte, bijna monochroom en ogenschijnlijk heel
simpel, maar vol suggestie van schuim, spattend water
en de beweging van het tij.
Hoewel Teixeira de Mattos niet alleen tekenaar maar
00k een verdienstelijk schilder was, is er voor deze
overzichtstentoonstelling toch voor gekozen,
uitsluitend tekeningen te exposeren. De tekenkunst
was onmiskenbaar Teixeira’s meest geeigende vorm
van expressie; zijn artistieke gaven komen er het best
in naar voren. Wie de tentoonstelling bezoekt zal
getroffen worden door de innerlijke consistentie van
zijn oeuvre. De vroegste geexposeerde bladen dateren
uit 1910, de laatste uit 1970, maar ondanks alle
verschillen in stijl en techniek is het overduidelijk dat
het uitingen zijn van dezelfde, Sterke persoonlijkheid.
Teixeira’s werk wordt, vooral in de voor-oorlogse
periode, gekenmerkt door ingehouden expressie. De
tekentrant is beheerst, ieder gebaar weloverwogen, en
hij vermijdt het voor de hand liggende en pittoreske.
Uit de vroege zelfportretten, waarvan het grote
Zelfportret in hoeden overjas uit 1921 een fraai
voorbeeld is, spreekt een ironiserende
afstandelijkheid: de beeltenissen zijn allesbehalve
flatterend en de kunstenaar lijkt zichzelf met
nauw-verholen spot in beeid te brengen. Even
karakteristiek is de Sterke concentratie en
verbetenheid die uit Teixeira’s tekeningen spreekt.
Steeds opnieuw behandelde hij in bepaalde periodes
van zijn leven dezelfde motieven -een krokodil, een
losstaand huis, een ge'isoleerde figuur, een zeekust,
een straatgezicht- in een streven het thema nög
pregnanter in beeid te brengen. Zo ontstonden lange
reeksen tekeningen met vergelijkbare onderwerpen,
aan de hand waarvan zieh zijn artistieke en technische
ontwikkeling goed laat volgen.
Een dergelijke concentratie op een beperkt aantal
thema’s zou gemakkelijk tot monotonie en vervlakking
kunnen leiden, maar altijd is er in Teixeira’s
tekeningen iets dat de aandacht gevangen houdt.
Opvallend is bijvoorbeeld zijn voorliefde voor
ongewone gezichtspunten. Hij koos dikwijls voor een
dwingende presentatie van het motief, zoals in veel
tekeningen van huizengevels, strikt frontaal en met
een haast geometrische Symmetrie in beeid gebracht.
Even individueel is het rijpe ‘handschrift’ van de
tekenaar. Langzaam, schijnbaar aarzelend, bouwde
Teixeira zijn mooiste tekeningen op met kleine
haaltjes, krabbeltjes en vlekjes krijt, waaruit
gaandeweg een patroon onstaat dat op bewonderens-
waardige wijze lichtval, vorm en diepte suggereert.