
ii Ontruimde Eerste
Schilderijenzaal met
zandzakken-barricade
b ij tekeningendepot.
benodigde materialen, zelfs in zeer kleine
hoeveelheden, niet te verkrijgen waren. Soms gelukte
het, na veel moeite en groot tijdverlies, nog iets
mächtig te worden, soms kregen wij iets van vrienden.
Wij slaagden erin binnen het ons toegemeten rantsoen
gas en electriciteit te blijven. Wegens kolengebrek kon
ik na medio Februari mijn schrijfkamer niet meer
gebruiken.’ (FKL 1941/42)
Rond Kerstmis 1941 hield Fokker een voordracht
over Huygens’ toonstelsel.
1942-1943
De tweede Schilderijenzaal bleef gedurende dit
Stichtingsjaar ontruimd. Directeuren gaven
toestemming om een twaalftal meubelcollecties van
particulieren in Haarlem en omgeving in deze zaal op
te slaan. Volgens het jaarverslag waren de meubelen
antiek en van bijzondere kunstwaarde. Tot de
collecties behoorde die van ‘Museum Waterland’,
vermoedelijk het buiten te Velsen.
Fokker, die voor het museum geen voordrachten kon
houden, evenmin als colleges in Leiden, boog zieh in
dit Stichtingsjaar over muziektheoretische
vraagstukken: ‘Het resultaat van deze Studie is een
theoretisch systeem, dat als grondslag zal kunnen
dienen voor de harmonieën in de moderne muziek.’
(FKL, 1942/43)
1943-1944
Op 3 december 1943 schreef conservator Van
Borssum Buisman een brief aan de Inspecteur voor de
Kunstbescherming waarin hij zijn ongerustheid uitte
over de enorme verwoestingen in steden en dat hij
graag zou zien dat de ‘allerzeldzaamste en
onvervangbare’ tekeningen weer in een bomvrije
kelder konden worden opgeslagen. De Inspecteur gaf
toestemming de kisten weer naar Zandvoort te
brengen. Dit transport vond plaats in dezelfde maand.
Intrigerend is dat de bezettende macht de kelder in
Zandvoort weer had vrijgegeven, na deze eerder in
beslag te hebben genomen.
Het museum zelf probeerde men nog beter te
beschermen in geval van inslag van brandbommen.
Fokker hield eind december en begin januari een
‘voorspeling van het orgel waarop de tien
toongeslachten van den derde graad ten gehöre
kunnen worden gebracht.’ De 31 tonen van Huygens
en Fokker begonnen steeds meer vormen aan te
nemen: ‘Het Bestuur der Hollandse Maatschappij der
Wetenschappen is voornemens, aan de Maatschappij
voor te stellen mij de bate voor 1944 uit het Pieter
Langenhuizen Lambertuszoonfonds te verlenen om
een orgel te doen maken met 31 tonen in elk octaaf
volgens de stemming van Christiaan Huygens.’ (FKL
1943/44)
In de bibliotheek werden maatregelen genomen om
adequater op luchtaanvallen te kunnen reageren. De
deuren en de kästen gingen niet meer op slot om op
die manier boeken direkt te kunnen verwij deren. Op
verschillende plaatsen werden bakken met zand en
water geplaatst.
‘Het verslag over het afgeloopen Stichtingsjaar zal kort
zijn daar door de tijdsomstandigheden het in normale
tijden zoo verhelfend en nuttig gebruik van de
verzamelingen zeer beperkt werd.’ (KV 1943/44)
1944-1945
In april 1944, of misschien iets eerder, werd het
portaal tussen het Nieuwe Museum en de Ovale Zaal
ingericht als bergplaats voor brandblusmiddelen.
Enige tijd later werden bij de N.V. Verenigde
Blikfabrieken te Amsterdam veertien stalen helmen
aangeschaft voor de zelfbeschermingsploeg van het
museum.
Eind 1944 werden witte borden met in zwarte letters
‘museum’ aan de buitenkant van het museum
aangebracht. De borden hingen bij de hoofdingang
aan het Spaarne, in de Damstraat (aan het
Fundatiehuis), aan het atelier aan de Bakenessergracht
(nummer 84) en in de Nauwe Appelaarsteeg. Rond de
jaarwisseling werd gewerkt aan de bescherming van
de fossielen. Door het ontbreken van jaarverslagen
van het Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet van de
voorgaande jaren is het niet duidelijk of hieraan al
niet eerder was begonnen. In ieder geval werd een
honderdtal fossielen verpakt in kisten door de heer
Beets van de Rijks Geologische Dienst te Haarlem.
De fossielen werden geborgen in een kluis. ‘Een
vitrine waarin een zeldzaam fossiel [waarschijnlijk de
Plesiosaurus] is geborgen, wordt door een houten
afdekking, waarop zand wordt aangebracht,
beschermd.’ De vitrine in het midden van de grote
fossielenzaal werd zoveel mogelijk met oude deuren
afgedekt.
Wederopbouw
Van Sante rapporteerde op 17 mei 1945: ‘Eigen
personeel is begonnen met verwijderen van de
zandzakken uit de ramen van het museum.’ De
körnende weken werd de binnenkant van het museum
onder handen genomen; alle bescherming werd
weggehaald. Het museum kreeg weer licht en lucht.
Een plan tot herinrichting werd opgesteld:
1. Ovale Zaal schoonmaken. Houtwerk in de was
laten zetten. Kasten met mineralen op hun plaats
zetten.
2. Eerste schilderijenzaal schoonmaken zodat de
portefeuilles weer in de kästen kunnen.
3. Daarna de schilderijen weer in de zalen.
4. Daarna het ‘Italiaansche Zaaltje’ opnieuw
inrichten. Openen met een mooie tentoonstelling
oud-Hollandse tekeningen in de eerste
schilderijenzaal.
In juni 1945 begon men met het restaureren van de
schilderijenzalen. De stofbespanning (waarschijnlijk
aangebracht om het behäng te beschermen) werd
verwijderd, het behäng gerepareerd en behandeld met
waterverf. In juli werd de boom bij het tuinhuis
kachelklaar gemaakt: ca. 2800 kilo brandhout. De
boekenkasten in de Ovale Zaal werden
schoongemaakt en het trapportaal in dezelfde zaal
gewit. In augustus 1945 was de Ovale Zaal klaar; de
voorwerpen werden weer opgesteld. Alleen de vitrines
op de middenkast kwamen pas later.
Begin oktober waren de schilderijenzalen klaar, alleen
moest de bekledingsstof van de zitbank nog worden
gekeerd.
Op 9 november 1945 meldde Van Sante dat het oude
en nieuwe museum geheel klaar waren.
‘De voorzitter [van de Directeurenvergadering]
constateert in zijn openingswoord, dat dit de eerste
vergadering van Directeuren is, nadat de
vijandelijkheden zijn gestaakt en spreekt er zijn
blijdschap over uit dat Teylers Stichting zowel ten
aanzien van haar gebouwen en andere bezittingen als
ten aanzien van de aan haar verbonden personen
ongehavend uit den baaierd is te voorschijn gekomen,
hetgeen hem tot grote dankbaar heid stemt.’ (DV
18/5-2/6-1945)
Wim de Jong