
Teyler s Museum t i jd e n s de Tweede
Wereldoor log
De ontdekking van enkele onbekende foto's van Teylers Museum tijdens de
Tweede Wereldoorlog was de aanleiding om na te gaan hoe het museum de
oorlogsperiode heeft doorstaan. Dit artikel is een verslag van dit onderzoek,
voornamelijk verricht in de archieven van het museum. Met name de
jaarverslagen van de Kunstverzamelingen (KV), het Fysisch Kabinet en
Laboratorium (FKL) en de Bibliotheek (B) zullen hier worden geciteerd. Hierbij
moet worden opgemerkt dat het Stichtingsjaar loopt van 8 april tot 8 april.
Van het Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet zijn uit deze periode geen
jaarverslagen bekend; de conservator Dubois overleed in 1940 en Directeuren
besloten om voorlopig geen opvolger te benoemen. Van J.W. van Sante,
opzichter der gebouwen voor Teylers Stichting, zijn rapporten vanaf april 1944
bewaard gebleven. De notulen van de Directeurenvergaderingen (DV) hebben
voor wat aanvullingen gezorgd. Over het Stichtingsjaar 1944/45 ontbreken de
verslagen. Mededelingen als 'het personeel heeft goed gewerkt' zijn in dit
artikel niet verwerkt, maar hier wel het vermelden waard.
Voorspel
9 Teylers Museum aan ‘Het voornemen bestaat van Rijkswege bomvrije
de tuinzijde met bergplaatsen te bouwen als verblijf tijdens den oorlog
opeengestapelde voor de allerbelangrijkste schatten uit de
zandzakkenin de Rijksverzamelingen en, zoo mogelijk, ook voor
kozijnen. dergelijke voorwerpen uit andere openbare collecties.’
Deze brief van 25 September 1939 werd onder andere
gestuurd naar ‘Den Heer Directeur van het
Teylermuseum te Haarlem’. Dit schrijven was
afkomstig van de heer Kalf van de ‘Inspectie voor de
bescherming van schatten van kunst en wetenschap
tegen oorlogsgevaren’. Teylers Museum had inderdaad
belangrijke schatten en conservator Van Borssum
Buisman berichtte op 2 oktober 1939 de heer Kalf
dat Teylers Museum graag 28 kisten met waardevolle
inhoud in bewaring wilde geven. Tenslotte werden het
zeven kisten minder. Ontvangstbewijs nummer 10
luidde: ‘21 (een en twintig) Kisten, inhoudende
portefeuilles met teekeningen en etsen alsmede enkele
zeldzame böeken uit de bibliotheek, van Teyler’s
Stichting. De kisten zijn genummerd van 1 tot en met
21. De inhoud van deze kisten werd door
ondergeteekende niet gezien.’ De ondergetekende was
de ‘Leider der Bewaking’, de heer H.P. Baard van het
Amsterdamse Rijksmuseum.
De eerstvolgende brief met betrekking tot dit
onderwerp dateert van 30 december 1940 en is een
antwoord op een brief van Teylers Museum van 23
december 1940. De Inspecteur berichtte dat er plaats
was voor de kisten en stelde voor dat er overleg met
het Frans Halsmuseum moest worden gepleegd in
verband met het transport. Tijdens de oorlog maakten
de belangrijkste stukken van het muséum heel wat
reizen.
1939-1940
‘De werkzaamheden in de Kunstverzamelingen
hebben voor een gedeelte van dit jaar een ander
verloop gehad dan voor de bedoeling van het
muséum, belangstellenden zooveel mogelijk van de
kunstwerken te doen genieten, wenschelijk wäre.’ (KV
1939/40)
Vanwege de beroeringen in Europa werd besloten de
kunstverzamelingen zoveel mogelijk in veiligheid te
stellen. Tegen September werd het muséum gesloten
voor het publiek. Lopende tentöönstellingen werden
beëindigd. In de eerste Schilderijenzaal was net een
tentoonstelling geopend met tekeningen van
Guercino, terwijl in de bovenzaal moderne kunst te
zien was geweest.
‘[...] alle portefeuilles met oude tekeningen vonden
een plaats in de brandkasten. De ijzeren (brand)kasten
werden met zandzakken nog verder beschermd.’
Gravures, etsen en moderne tekeningen mochten in
de kluis van de firma Guépin en Van der Vlugt op
Spaarne 56 worden geborgen. De schilderijen werden
in 26 kisten gepakt die van binnen met celotex
werden gevoerd. Hierbij kwam een kist met zeldzame
boeken en een kist met de kaartcatalogus. De inhoud
van de kisten werd regelmatig gecontroleerd.
Op 2 September 1939 werden de kisten overgebracht
naar de aula van de Noorderbegraafplaats, waar ze in
de kelder werden opgeslagen. Vrij snel werden de
kisten teruggehaald toen duidelijk werd dat bij
mogelijke inundatie de kelder onder water zou komen
te staan. De kisten met schilderijen werden in het
muséum opgeslagen, waar ze op door zandzakken
beveiligde, plaatsen en in twee kluizen in het
Fundatiehuis werden bewaard. De kist met boeken
werd later naar Zandvoort gebracht.
‘Het muséum biedt, tengevolge van de
veiligheidsmaatregelen tegen eventueel dreigend
bomgevaar, een troosteloze aanblik.’ (FKL 1939/40) In
hetzelfde verslag werd aangeraden om, nu het
museum toch was gesloten, de binnenzijde van de
kästen van het oude museum op te knappen.
Directeuren vonden het schilderen van de vitrines te
begrotelijk. Tevens werd de verwarmingsinstallatie in
orde gebracht. De hiervoor benodigde Steigers in de
Ovale Zaal werden benut om het plafond te witten.
Conservator A.D. Fokker sprak tijdens de traditionele
zaterdagmiddaglezingen over de wisselwerking tussen
wetenschap en maatschappij.
‘De zieh onder het glas van de opkamer bevindende
kästen werden met eterniet bekleed en eind Augustus
— begin September een groot aantal van de meest
kostbare werken naar een van de kleine kamers
beneden gebracht, waar zieh een deur naar buiten
bevindt [achter in de Ovale Zaal], zodat bij een
mogelijke brand de kans groter is dat iets gered kan
worden, dan vanuit de leeszaal, die zieh door de
ligging van haar uitgang hiertoe wel zeer siecht leent,
(B 1939/40)-;
In de bibliotheek werd ongebluste kalk, die
regelmatig werd vernieuwd, neergezet om de
vochtigheid te bestrijden. De (lucht)vochtigheidsgraad
10 Gedeeltelijk was hoger omdat normale ventilatie niet mogelijk was
ontmimde Ovale Zaal vanwege de zandzakken die in grote getale in het
met zandzakken. museum waren geplaatst.
Het aantal museumbezoekers van 8 april tot 1
September bedroeg 1833. Het jaarverslag van de
Kunstverzamelingen eindigde met de volgende
hartekreet: ‘Ik möge dit in mineur gestelde jaarverslag
besluiten met den innigen wensch dat de
tijdsomstandigheden spoedig dusdanig zullen
verbeteren, dat het mij gegeven zal zijn het museum
opnieuw in te richten om het in zijn vroegere glorie
weder voor het publiek open te stellen.’ (KV 1939/40)
1940-1941
Tijdens het Stichtingsjaar 1940/41 bleef het museum
gesloten voor het publiek. De Bibliotheek en
Kunstbibliotheek waren wel geopend. Dit jaar, evenals
de volgende jaren werden geen tentöönstellingen
gehouden, behoudens ‘reproducties van Hollandsche
teekeningen der 17de eeuw’. Hoewel het museum
gesloten was, waren er toch mogelijkheden voor
groepjes het museum te bezoeken. Op 25 maart 1941
vond de Kunstbeschouwing (die elk jaar ter
nagedachtenis van Pieter Teyler van der Hulst op deze
datum werd gehouden) geen doorgang vanwege de
verduistering.
In dit jaar werd besloten de kisten met kunst en
boeken naar een schuilkelder in Zandvoort te
brengen. Deze kelder lag diep onder beton en zand,
was goed ingericht en werd op de juiste temperatuur
gehouden. ‘Zoo werd 4 april het pijnlijke werk
verricht Teyler’s voornaamste kunstschatten door de
oorlogsomstandighederi tijdelijk uit het museum te
moeten brengen en werden 20 [!] kisten onder mijn
geleide en met politie-begeleiding naar dien
bergplaats vervoerd.’ (KV 1940/41)
Uit een brief aan de directeur van de Gemeente
Musea te Amsterdam blijkt dat er twee schuilkelders
in Zandvoort waren: een Rijksschuilkelder en een
schuilkelder van de gemeente Amsterdam.
De zaterdagmiddagvoordracht van 18 mei 1940 was
afgezegd ‘wegens de algemene emotie, door de
capitulatie van ons leger gewekt.’ De drie lezingen die
in januari 1941 werden gehouden over Nederlandse
erflaters (Coornhert, Stevin en Beeckman) werden
goed bezocht. Fokker besloot zijn jaarverslag:
‘Möge binnen afzienbare tijd de situatie der wereld
zieh dusdanig wijzigen dat met enige vastheid van
grondslag de toekomst onder ogen kan worden
gezien!’ (FKL 1940/41)
De bibliothecaris meldde in het verslag dat een
twaalftal zeer kostbare en zeldzame werken met de
kunstwerken werden verhuisd. In de zomer van 1940
was de verwarming verbeterd. ‘Ook de betere
verwarming van de ovale zaal wordt door ons zeer
gewaardeerd.’ In de leeszaal kwamen nieuwe
radiatoren waarvoor de vensterbanken moesten
worden verwijderd.
1941-1942
Voor de verschillende Kabinetten werden geen
opvallende zaken tijdens dit Stichtingsjaar vermeld.
Na een schrijven van de Inspecteur voor de
Kunstbescherming werd in april 1942 besloten de
kisten terug te halen uit Zandvoort. Negen kisten
konden worden ondergebracht bij de heren Guepin
en Van der Vlugt. De resterende kisten gingen naar
het museum.
‘Wij hadden vaak te kampen met de moeilijkheid, dat