
i Guercino, Daviden
Abigael, pen rii penseel
in bruin (Teylers
Museum)
Toen koningin Christina van Zweden na haar
geruchtmakende abdicatie in 1655 naar Rome reisde,
onderbrak zij haar tocht in Bologna om er de aldaar
gevestigde schilder Giovanni Francesco Barbieri in
zijn atelier op te zoeken. De vorstin wenste, in haar
eigen woorden, ‘de hand te drukken die zovele
wonderen gewrocht heeft.’ De kunstenaar, die al
tijdens zijn leven beter bekend was onder de bijnaam
Guercino (de schele), stond toen op het toppunt van
zijn roem. Altaarstukken van zijn hand waren te
bewonderen in kerken en kloosters van de Alpen tot
in Sicilie; zijn schilderijen bevonden zieh in de
verzamelingen van pausen, kardinalen, Italiaanse en
buitenlandse vorsten en prinsen. Ook Christina van
Zweden heeft werk van Guercino verzameld, maar zij
legde zieh er vooral op toe, tekeningen van zijn hand
te bemächtigen. Uit haar collectie stamt de belangrijke
groep tekeningen van Guercino die zieh nu in Teylers
Museum bevindt. Mogelijk kreeg zij enkele van die
bladen al in 1655 tén geschenke, toen zij de
kunstenaar in Bologna bezocht.
Guercino werd in 15 91 geboren in het kleine
Italiaanse stadje Cento, dat tussen Bologna en Ferrara
in de provincie Emilia-Romagna ligt. Met
uitzondering van een kort verblijf in Rome (1621-’23)
bracht hij het grootste deel van zijn loopbaan in zijn
geboortestad door. Pas in 1642, toen hij ruim vijftig
jaar oud was, verplaatste hij zijn atelier naar Bologna,
waar hij bleef werken tot aan zijn dood in 1666. Hij
was een echt natuurtalent; zonder veel scholing of
opleiding te hebben genoten, vormde hij zieh een
eigen, verrassend originele en dynamische stijl die de
schilderkunstige vernieuwingen, die de Carracci kort
voor 1600 in Bologna ge'introduceerd hadden, als
uitgangspunt neemt. Het vroege werk van Guercino
wordt gekenmerkt door een dramatisch gebruik van
lichteffecten en een warme, naturalistische
kleurstelling; voor de verdere ontwikkeling van de
Barokke schilderkunst is het van groot belang geweest.
Toen Guercino tijdens zijn körte periòde in Rome
echter in aanraking kwam met de klassieke idealen
van de Romeinse kunst, raakte hij daarvan zo onder
de indruk dat hij er gaandeweg zijn stijl aan aanpaste.
Zijn latere werkt vertoont derhalve een ingetogener,
meer naar het klassicisme neigende manier van
schilderen, waarin vorm en lijn belangrijker worden
dan licht en kleur.
Guercino was niet alleen een uiterst begaafd en
productief schilder, hij moet ook een onvermoeibaar
tekenaar geweest zijn. Meer dan duizend tekeningen
van zijn hand zijn bewaard gebleven. Men mag
veronderstellen dat een minstens even groot aantal in
de loop der tijd verloren gegaan is. Terwijl het
merendeel van zijn tekeningen in verband Staat met
zijn schilderijen, zijn er ook opvallend veel schetsen
en studies van zelfstandige onderwerpen:
landschappen, genre-tekeningen van
plattelandsfeesten, boeren en bedelaars, dierstudies en
karikaturen. Dergelijke tekeningen maakte Guercino
naar het schijnt puur voor zijn eigen plezier. Hij hield
er niet van zijn tekeningen te verkopen of ze weg te
geven en bewaarde ze in grote mappen in zijn atelier.
Guercino’s genre-tekeningen, waarvan enkele fraaie
voorbeelden op de tentoonstelling te zien zijn, geven
blijk van een doordringend observatievermogen en
een warme belangstelling voor de hem omringende
wereld, waarbij hij de komische aspecten daarvan niet
uit het 00g verloor.
De meeste tekeningen ontstonden echter als
voorbereidende studies voor schilderijen. Vol
zelfkritiek werkte Guercino zijn ideeen voor een
schilderij uit in eindeloze reeksen studies, waarbij hij
met steeds nieuwe oplossingen experimenteerde. De
meeste van deze studiebladen zijn met de pen
getekend, dikwijls aangevuld met wassingen met het
penseel. De pen is het minst weerbarstige
tekenmateriaal en stelt de tekenaar in Staat, zijn
gedachten zo snel mogelijk op papier vast te leggen.
Het is echter ook een veeleisende techniek, omdat
correcties bijna onmogelijk zijn. Guercino’s
pentekeningen, zoals de Studie voor een David en
Abigael uit omstreeks 1626 (äfb. 1), getuigen van zijn
onovertroffen beheersing van de pentechniek en van
de gedrevenheid waarmee hij tekende. Uit een
schijnbare wirwar van lijnen, pentimenti en plotselinge
veranderingen van ideeen wist hij krachtige en
overtuigende voorstellingen te creeeren. De
kalligrafische aspecten van dergelijke virtuoze
pentekeningen hebben hen altijd bewonderaars
bezorgd. Met nu eens doorschijnende, dan weer
donkere penseelwassingen wist hij bovendien op
schitterende wijze het effect van fei zonlicht of diepe
schaduw op te roepen.
Naast de pen gebruikte Guercino vooral rood krijt
voor zijn tekeningen. Rood krijt leent zieh vooral tot
het weergeven van de manier waarop het licht de
menselijke huid en de stof van draperieen modelleert,
en Guercino buitte die mogelijkheden ten volle uit
door het krijt nu eens puntig, dan weer zacht en
gedoezeld aan te brengen. Soms combineerde hij het
met wit krijt om de lichteffecten nog te versterken.
Rood krijt was ook uitstekend geschikt voor subtiele,
uitgewerkte tekeningen als de Heilige Franciscus uit het
bezit van HKH Prinses Juliana, als bruikleen op de
tentoonstelling te bewonderen (afb. 2). Later in zijn
loopbaan, na ongeveer 1650, begon hij ook steeds
vaker zwart krijt te gebruiken, meestal in dünne,
puntige lijnen die aan potloodlijnen doen denken.
De grootste aantrekkingskracht van Guercino’s
tekeningen, los van de technische vaardigheid die er
uit spreekt, ligt echter in hun onovertroffen
spontaniteit. Zij stellen ons in Staat om te volgen hoe
2 Guercino, De heilige
Franciscus, rood krijt
(Verz. H KH Prinses
Juliana der
Nederlanden)
de kunstenaar met enkele snelle lijnen een figuur
opzette, hoe hij probeerde om de essende van een
compositie te vangen en soms, al schetsend, van
gedachten veranderde en een andere oplossing
uitprobeerde. De trefzekerheid en gedrevenheid van
Guercino’s tekeningen zijn zelden geevenaard; een
naam die zieh als vanzelfsprekend opdringt is die van
Rembrandt Harmensz. van Rijn. Is het toevallig dat
juist Guercino dikwijls met zijn iets jongere tijdgenoot
vergeleken is, en dat men hem zelfs wel de
‘Rembrandt van Italie genoemd heeft? De
tentoonstelling, de eerste die in Nederland aan deze
bijzondere Italiaanse kunstenaar gewijd wordt, stelt de
bezoeker in Staat om die vergelijking naar waarde te
toetsen, maar vooral om de uitzonderlijke talenten van
een groot tekenaar te bewonderen.
Carel van Tuyll