de deur te openen, maar een gewapende arm met zeven
pijlen, een symbool van de Republiek, probeert de deur
weer dicht te duwen. Deze nieuwjaarspenning drukte dus
de hoop uit dat er spoedig vrede gesloten zou worden,
waardoor de handel weer zou kunnen opbloeien.12
Toen Martinus’ vrouw Judith Cock (ook gespeld Cok,
Kok of Kock) in 1749, kort na zijn verhuizing naar
Harderwijk, overleed, maakte hij een penning ter nage-
dachtenis. Het, voor zover bekend, enige exemplaar dat
bewaard is gebleven, bevindt zieh in Teylers Museum
(afb. 17). Op de voorzijde voert een adelaar, zwevend op
Afb. 17. Overlijden van Judith Cock, 1749; zilver; 45 mm.
(Niet op ware grootte)
een wolk, de overledene naar de hemel. Zij houdt een
brandend hart in haar rechterhand (liefde), en een zuil in
de linkerhand (standvastigheid) en heeft een boek, waar-
schijnlijk de bijbel, op schoot. Om haar hoofd heeft zij een
sterrenkrans binnen een slangerond (de hemelse eeuwig-
heid). De tekst op de keerzijde geeft haar geboorte-, huwe-
lijks-, sterf- en begrafenisdata, en vermeldt dat haar
treurende echtgenoot deze penning als liefdeoffer heeft
gemaakt.13
Toen Martinus zelf overleed, in 1764, maakte waarschijn-
lijk zijn zoon Johan George, maar misschien ook zijn
bovengenoemde neef Johan Mathias, een penning,
waarop een engel van de aardbol opstijgt met een portret
van Martinus in de handen, dat wordt bestraald door licht
uit de hemel (afb. 18). Op de aardbol staan de drie provin-
cies aangegeven waarin hij gewoond heeft, Holland, Gelderland
en Zeeland, en drie spruiten, zijn drie nog levende
kinderen. Daamaast een (munt)kroon en een Mercurius-
staf, als Symbolen van zijn muntmeesterschap. Het
omschrift, ‘eindelijk rust verworven’, zou kunnen slaan
op de moeilijkheden die hij aan het eind van zijn leven had
ondervonden. De keerzijde bevat een tekst met zijn naam,
functie, leeftijd en sterfdatum. Op het kleine oppervlak
(doorsnede 30 mm) heeft de medailleur kans gezien
Afb. 18. Overlijden van Martinus Holtzhey, 1764; zilver; 30 mm.
allerlei relevante gegevens onder te brengen, zonder het
penningvlak vol te proppen.14
Het bestek van dit artikel laat slechts een beperkte selectie
toe uit het veelzijdigè oeuvre van Martinus Holtzhey. Alle
openbare penningverzamelingen bevatten veel werk van
hem. Hieruit blijkt dat zijn penningen verzamelâars en
opdrachtgevers aanspraken. Ook nu nog wekken zij
interesse en bewondering.
G. van der Meer
Noten
1. K. A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken,
Amsterdam 1975, p. 188, nr. 971.
2. G. van der Meer, Martinus Hoitzhey's eerste jaren in
Nederland, De Geuzenpenning 14 (1964), p. 17-19.
3. Beide nu in de verzameling van het Rijksmuseum Het Konink-
lijk Penningkabinet te Leiden. Een zilveren afslag van de
penning bevindt zieh in Teylers Museum.
4. G. van der Meer, De algemene familiepenningen van de
Holtzheys I en II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 58/
59 (1971/72), p. 101-141 en 60/61 (1973/74), p. 141-152.
5. G. van der Meer, Martinus Holtzhey Jr. en de Zeeuwse duiten
van 1754. Jaarboek voor Muni- en Penningkunde 48 (1961), p.
78-85.
6. G. van der Meer, Emoties rond de kwart en achtste zilveren
dukaten van 1762, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 70
(1983), p. 31-57.
7. Catalogus der Médaillés o f Gedenk-Penningen betrekking
hebbende op de voomaamste historien der Vereenigde Neder-
landen, vervaardigt door de Medailleurs Martinus & Joan
George Holtzhey tot Amsterdam, Amsterdam 1755.
8. Beschrijving van de Nederlandsche Historie-Penningen ten
vervolge op het werk van Mr. Gerard van Loon, Amsterdam
1822-1867 (geciteerd als Vervolg Van Loon), nr. 52. De
Stempels van deze penning bevinden zieh in de verzameling van
’s Rijks Munt (cat. Stempels nr. 84).
9. Vervolg Van Loon nt. 60. De Geuzenpenning 15 (1965), p. 89-
93.
10. Revue belge de numismatique 1878, p. 123-126.
11. zie noot 4, p. 112-113 en 127-131.
12. zie noot 7, nr'. 38; Vervolg Van Loon 195.
13. Vervolg Van Loon, Bijblad VII, nr. 902.
14. Vervolg Van Loon, nr. 373.
Sprokkelingen rond de Kleine Houtpoort
te Haarlem
De 16de-eeuwse Haarlemse kunstenaar Maarten van
Heemskerck (1498-1574) heeft het afgelopen jaar in het
kader van ‘De Eeuw van de Beeldenstorm’ volop in de
belangstelling gestaan1. Een facet van zijn werk bleef
daarbij echter onbesproken. Hier wordt gedoeld op zijn
vermeende activiteiten als architect. In 1648 schreef de
Haarlemse geschiedschrijver Schrevelius over Van
Heemskerck: ‘Is oock gheweest een goedt Architect, dat
hy oock met wercken betoont heeft: want hy is Inventeur
gheweest van ’t ghebouw van de kleyne Hout-poort’2. Van
Oosten de Bruyn noemt in 1761, eveneens zonder bron-
vermelding, Pieter Jansen Berkhout als ontwerper van de
poort3. Door latere auteurs werd daar steevast van
gemaakt: ‘gebouwd door Berkhout naar ontwerp van Van
Heemskerck’. Helaas is de poort in 1872 afgebroken
waardoor het nu onmogelijk geworden is de uitlatingen
van deze twee auteurs aan materiele resten te toetsen. In
haar dissertatie over Van Heemskerck acht Ilja Veltman
het echter niet uitgesloten dat hij inderdaad stadsgebou-
wen ontworpen heeft. Het is zeker dat hij het grafmonu-
men voor zijn vader ontwierp; een grafmonument dat door
zijn puur klassieke obelisk-vorm voor lange tijd uniek was
in de Nederlanden4.
De opzet van dit verhaal is echter niet zozeer in te gaan op
de ontstaansgeschiedenis van de Kleine Houtpoort,
alswel op twee kunstwerken, een tekening (afb. 19) en een
schilderij (afb. 22), die zieh in Teylers Museum bevinden,
waar deze poort op is afgebeeld. De tekening, die op naam
Staat van de eveneens Haarlemse kunstenaar Gerrit
Adriaensz. Berckheyde (1638-1698), is uitgevoerd inpen
in bruin, penseel in grijs over een lichte voortekening in
potlood; het blad is op een niet in het oog springende
manier gekwadreerd (in Vierkanten verdeeld)5. Bij het
oppervlakkig bekijken van Berckheyde’s oeuvre blijkt dat
hij eveneens van de zuidoost-zijde van deze poort twee,
ongeveer even grote, gesigneerde schilderijen heeft
gemaakt. Een was ca. 1930 in de Londense kunsthandel
en de ander bevindt zieh in het Czartoryski Museum in
Krakau6. Het Haarlems Gemeentearchief bezit van de
Kleine Houtpoort nog een aan Gerrit Berckheyde toege-
schreven tekening (afb. 20), wederom vanuit dezelfde
hoek7. Dit blad is uitgevoerd in grijs en zwart over een
zeer vage voortekening in potlood; ook deze tekening is op
onopvallende wijze gekwadreerd.
Afb. 19. Anoniem naar Gerrit Adriaensz. Berckheyde, De Kleine
Houtpoort te Haarlem, 296 x 455 mm. (inv. nr. R 5).
Vergelijken we nu deze afbeeldingen van de Kleine Houtpoort
dan levert dat bijna het effect op van een memory-
spelletje. De tekening uit het Gemeentearchief komt tot
in detail overeen met het Londense schilderij en de
tekening in Teylers Museum, zij het in iets mindere mate,
Afb. 20. Anoniem naar Gerrit Adriaensz. Berckheyde, De Kleine
Houtpoort te Haarlem, 270 x 375 mm. (Haarlem, Gemeentearchief).
met het stuk in Krakau. Het enige verschil tussen het
Engelse schilderij en de tekening in het Gemeentearchief
is dat op de eerste merkwaardigerwijs de ijzeren brug-
leuning ontbreekt; het ophaalmechanisme van de brug, dat
op de archief-tekening in eerste instantie niet te zien is,
blijkt te zijn ‘weggewerkt’ onder een laag withoogsel.
Leggen we de tekening uit Teylers Museum naast het
schilderij uit Krakau dan zijn er meer verschillen aan te
wijzen. Deze vallen echter grotendeels weg wanneer we
aannemen dat de tekening aan de onder- en aan de linker-
zijde later gedeeltelijk afgesneden is. Dat er aan de linker-
zijde ‘gerommeld’ is, is al duidelijk aan de ingezette
bovenhoek. Wat niet op het schilderij te zien is en wel op
de tekening is de schuit onder de brug. Tenslotte zijn de
man en de vrouw die op de tekening op de brug met elkaar
staan te praten op het schilderij letterlijk wat afstandelijker
uitgebeeld.
De ons bekende architectuur-tekeningen van G. A. Berckheyde
zijn vrijwel allemaal voorstudies voor schilderijen.
Dat de twee hier afgebeelde bladen ter voorbereiding van
de genoemde schilderijen vervaardigd zouden zijn lijkt
niet waarschijnlijk. Het is tamelijk onlogisch dat een
Schilder twee van dergelijke uitgewerkte tekeningen maakt
voor schilderijen waarvan in principe alleen de stoffage
verschilt. Vergelijken we bovendien deze twee bladen met
de architectuurtekeningen, die met zekerheid aan hem
toegeschreven kunnen worden, zoals die in Amsterdam en
Haarlem bewaard worden, dan rijst zelfs de vraag of ze
wel van zijn hand zijn. Berckheyde, wiens getekend
oeuvre klein is, tekende fijner en subtieler, met minder
harde contouren*. Veelal gebruikte hij alleen potlood
(afb. 21), soms gecombineerd met penseel in grijze water-
verf om licht en schaduwpartijen aan te geven. Hoogst-
waarschijnlijk zijn beide bladen met de Kleine Houtpoort
dan ook natekeningen naar de voomoemde schilderijen in
Krakau en Londen. Het valt in dit bestek moeilijk na te
gaan wanneer en door wie ze gemaakt zijn. De kwadre-
ring, die op beide tekeningen te zien is, zal aangebracht
zijn door de copii'st om zieh het natekenen te vereenvou