pedig:- gjiopter^y<^ogiat;f-enr:'Kg1K4ö&:l^j * cene geringere'
verdikking, de klsip op.. Met water , bij, deze geringere
verdikking - van clsji damp een e ;.e venredignmindere hitte
aannemende., oefent derhalve een evenredig; minder vermogen
ter ontbinding der, gelei uit beenderen. .. Men behoort
. derhalve : • | .
Bij * een w nieuw verkregén pot te onderzoeken V of
de ohdervlakte der 'klap de juiste maat van vyf
ach dié' duim hebbe. Men behoort, tevens:
3°• ' Bij het onderzoek der' klap acht te geven?* of de-j
zelve overal volkamen aanfluite in hare-, kegeiach^
tige holte, het. geen een völffrekt vereisekte is.
Wantihdiën dltr gêen plaats hëbbë, iridten b. v. de klap
c (fig/ §5 van oriderèn 'niet volkomen fluit Tri'de këgel-
achtige holte bij b c , maar’ deze aanfluiting eerst begint
vöikómen te zijn bij d e , dan is Het klaarblijkelijk, dat
de damp ook ook op'de*fdhinnê zijde haaf vënhdgeh'oé- -
tent óm dezelve opteligïeïi, en i'ndiën' de^middellijh der
klep d ë ',''waar de aanfluiting’'Begint, zeven afchfte duim
iS , dan het is eveïr zoo veel als o f dè'darhp werkte tegen
cene welflititende klap, waarvan d e v l a k t e zeven
achtfte düiió middellijn had;'en daar hu de vlaktens’,’ waarop'
de damp werkt ’, wannéér’ de klappen vijf achtfte en zeven
achtfte duim middellijn hebben', tot^elkander ftaan als
$5 :a9V\zoois het blijkbaar ,'dat bijeerie aldus niet wef aan-
fluitènde klap ,'waarbij dat gedéeffe waarop ae damp werkt
Vijf achtfte duim middellijn hééft, de damp weinigfneerdan
half zoo véeï cbndenfatie zal lebben , als Bij ëën welaanfluifluitende
klap, bij welke' de'damp flechts. op. d^.onder-
oppeivlakte van vijf.achtfte duim middellijn werkt, en dat
dienvolgens het evenredig; minder, verhitte wate% maar
omtrent half zoo veel vermogen op de ontbinding ‘fler gelei
uit de beenderen* Z|l hebben. ;
Vermits het vermogen,, waarmede de klap h inrzijhe
kegelachtige holte i i door;het gewigt wordt neêrgedrwkt ^
niet* alleen afhangt van de zwaarte, vapdit gewigtj,,. maan
van de juiste verdeeiing van den hefboom & / , waaraan
het géwigt; hapgf $ebdört p en : |
4.*. Wel 1 acht te geven ,.. o fd e , afftand tusfehen;; het.'
en h$lb‘tÖl3dea>
* van r-dci klap' 4 waaróp dezelve drukt, puist eenj
zesde van de., gehegle, langte, van den hefboom is ,1
als ook of het gewigt de bepaalde zwaarte van êétti
pond heeft. Als dan wordt dé klap neêrgedrukt
met een vermogen van 6 pond, yira.apa ^e uitwerking
van den befloten damp en de fterkte van den
' ketel berekend zijn.
Indien de maker op de juiste verdeeling van' den hef.
boom geen, acht gpeft, waarvan mij rêedsmecr dan één
voorbeeld onder het oog gekomen, is , dan is het yetjmp-,
g,en 9. waarmede.de kjap,wotrdt neêrgedrukt, ofte klein <?f tet
grootv In het èerfte geval is de werking van den te weinig,
verdikten damp te gering; i.n het laatfte heeft desvand.van,
den ketel, door d?n te fterk verdikten damp te veel te lijden.
5°. Men behoort laatftelijk; te onderzoeken ,, of het
koper van dezen pot de vereischte dikte heeft. .
Wanneer de pot minder, weegt dan. 100 pon-
A $ den,