
ITEYLERSI
Beschädiget door het gas,
OE lOOPGRAVENOOIILIG
I H B B B t t l In de jeugd van de Franse striptekenaar en illustrator Jacques
Tardi, die in 1946 als zoon van een beroepsmilitair werd geboren, was de oor-
log tastbaar aanwezig. Letterlijk: als zesjarige bracht hij wegens ziekte van zijn
moeder enkele maanden bij zijn grootouders door. Zijn grootvader had als
soldaat in de Eerste Wereldoorlog aan het front gevochten. Als de oude man
zieh waste, zag de jongen zijn littekens en mocht hij ze zelfs aanraken. Voor de
rest deed zijn grootvader er het zwijgen toe, maar zijn grootmoeder vertelde
hem over de gruwelen van de loopgraven. Die oorlogsherinneringen maakten
een onuitwisbare indruk: ‘Ik was vijf, opa had de hele oorlog meegemaakt en
was er enigszins beschadigd door het gas uitgekomen. In die tijd dommelde hij
nog, zijn boek geopend op het zeil van de keukentafel. Was hij het vergeten?
Hij sprak er nooit over... Maar ‘s nachts betrad ik zijn gruwelwereld...’
© Casterman
Toen Tardi ruim twintig jaar later ver-
halen over de Eerste Wereldoorlog - die
zouden uitmonden in de albums Hetge-
broken geweertje (1979) en Loopgravenoorlog
(1993) - begon te tekenen, vertelde
hij over de gebeurtenissen alsof hij
er zelf bij was geweest. In zekere zin was
dat ook zo. Veel van de nachtmerries die
hij als kind had, speelden zieh in de
loopgraven af. Vroege verhalen en albums
als Het gedrocht en de guillotine
(1975) en Het wäre verhaal van de onbe-
kende soldaat (1979) lijken pogingen
om die angstdromen te bezweren door
ze op papier gestalte te geven. Vooral dat
laatste album is een verward en verwar-
rend boek, in claustrofobisch zwart-wit,
dat de tekenaar zelf heel verrassend als
zijn meesterwerk aanwijst.
Tardi debuteerde in 1972 in het Franse
striptijdschrift Pilote, sinds het begin
van de jaren zestig de thuisbasis van
striphelden als Asterix, Lucky Luke en
Blueberry. Zijn bijdrage Een banale période
in de loopgravenoorlog uit datzelfde
jaar werd echter door de redactie gewei-
gerd wegens de anti-militaristische
strekking ervan. Het is al meteen een typisch
Tardi-verhaal, zowel stilistisch als
inhoudelijk: de Eerste Wereldoorlog is
een rode draad die door Tardi s hele oeuvre
heen zal blijven lopen. Zijn grootste
bekendheid kreeg hij met de reeks Isabelle
Avondrood (in het Frans Adèle
Blanc-Sec), waarvan de eerste drie delen
kort na elkaar werden gepubliceerd: De
demon van de Eiffeltoren (1976), De
waanzinnige geleerde (1977) en Maan-
zieke mummies (1978). Hoewel het een
bewuste poging was een strip voor een
groot publiek te maken, werd Tardi min
of meer het slachtoffer van zijn eigen
succès. De latere delen versehenen met
steeds grotere tussenpauzes en waren
met groeiende tegenzin getekend.
De historische achtergrond van Isabelle
Avondrood is de Belle Epoque, een pe-
riode die zieh bij uitstek leent voor Tardies
buitenissige verzinseis en intriges.
Het is de wereld van gaslantaarns en
koetsen die ratelend in de mist verdwij-
nen, maar ook van de eerste auto s, mo-
torfietsen en vliegtuigen. Een keerpunt
in de geschiedenis, de tijd van grote uit-
vindingen, ontdekkingsreizen, van de
optimistische expansie van de Franse
burgerij die op het hoogtepunt van haar
macht was en dat ook wilde tonen. De
mogelijkheden van wetenschap en het
menselijk vernuft leken grenzeloos. Pas
bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog,
toen talloze Soldaten stierven in
het slachthuis van de vooruitgang, zou
blijken waar de technische ontwikkelin-
gen toe hadden geleid.
Intussen deden de theorieen van de
Weense psychiater Sigmund Freud op-
geld en in 1912 werd de eerste psycho