
ITEYLERSI
12
theint Praepletoiezlo niciti m John de V is & Jiop van Veen Onlangs brachten de heer en mevrouw Boere uit Sant-
poort een bezoek aan Teylers Museum met een fossiel dat zij 14 jaar geieden ten
geschenke hadden gekregen van een Braziliaanse zakenrelatie. Het was het fossiel
van een Mesosaurus brasiliensis, niet te verwarren met de Mosasaurus. Het
is het skelet van een zwemmende hagedis, afkomstig van Sao Mateus Do Sul, Parana,
Brazilie, waar veel van deze fossielen gevonden zijn. Ze zijn bekend uit ku-
stafzettingen uit het Laat Carboon en Vroeg Perm (zo'n 280 miljoen jaar geieden)
in zowel Zuid-Afrika als oostelijk Zuid-Amerika. Eind jaren zestig zijn hun fossielen
ook gevonden op Antarctica.
1. Mesosaurus brasiliensis, in 1997 geschonken door de familie Boere uit Santpoort.
De Mesosauria waren de eerste reptielen
die naar het water terugkeerden en zieh
weer volledig aan dit milieu aanpasten.
Men veronderstelt dat het uitsterven van
grote predatoren in de zee, vooral de
pantservissen, een terugkeer naar de
voedselrijke zee aantrekkelijk maakte.
De lengte van de volwassen Mesosaurus
lag tussen de 50 en 90 cm, dus beduidend
kleiner dan de Mosasaurus met zo'n 15
meter.
De schedel, de nek en het lichaam van de
Mesosauriers waren lang en slank en ze
hadden een lange, krachtige, zijdelings
afgeplatte staart. De staart was waar-
schijnlijk het belangrijkste zwemorgaan.
De voorpoten zijn ten opzichte van de
achterpoten klein en functioneerden
waarschijnlijk meer als stuurorganen. De
achterpoten zijn lang en krachtig, en
doen veronderstellen dat ze ook een rol
speelden bij de voortbeweging. De lede-
maten zijn niet veel veranderd voor aan-
passingen aan het waterleven. De lange
beenderen zijn iets verkort. Waarschijnlijk
had het dier zwemvliezen tussen de
vingers en tenen, waardoor de hand en de
2. Plaat en tegenplaat van Mesosaurus brasiliensis, in 1996 aangekocht door Teylers Museum.
voet peddel-vormig waren. Gewoonlijk
zien we dat, in de hand en de voet van
zulke in water levende dieren, het aantal
teen- en vingerkootjes toeneemt. Dit is
bij Mesosaurus in beperkte mate het geval.
De wervels zijn van een primitief type
met brede wervelbogen. De ribben zijn
op een merkwaardige manier verdikt, ta-
melijk banaanachtig; een dergelijke
structuur wordt ook gevonden bij som-
mige zeekoeien (Zie vitrine IV Eerste fos-
sielenzaal). Men denkt dat deze verdik-
kingen van de beenderen het gewicht van
de dieren deed toenemen, waardoor ze
onder water konden blijven zonder hun
spieren te gebruiken.
De schoudergordel heeft de gewone rep-
tiel-elementen: een coracoid, een schou-
derblad, een sleutelbeen en een tussensleu-
telbeen. Zoals gebruikelijk in aquatische
vormen, is het schouderblad kort en breed,
het coracoid groot. Het bekken is tamelijk
primitief.
Ze hadden een lange, slanke 'viseters-
snuit', de neusgaten zaten ver naar achteren;
een aanpassing aan het waterleven
om makkelijker te kunnen ademhalen.
Het tandendragende gedeelte van de bo-
venkaak kan gemakkelijk afgeleid worden
van het algemene type bij primitieve
reptielen. De tanden in de kaakrand zijn
zeer talrijk en uitzonderlijk slank, zodat
het moeilijk voor te stellen is dat ze er
krachtig mee konden bijten. De tanden
van de onderkaak passen precies in de
ruimtes tussen de tanden in de boven-
kaak, ze vormen zo een soort kooi. Naast
veel vissen, vooral Palaeoniscus, worden er
ook veel kleine kreeften gevonden in de
afzettingen met Mesosaurus, en wellicht
hebben de tanden dan ook gefunctio-
neerd als een soort iilterapparaat voor het
vangen van kleine vissen en kreeftjes, die
als voedsel dienden.
Het zeer vroege verschijnen van de me-
sosauriers doet veronderstellen dat ze een
uitzonderlijk vroege afsplitsing van de
De verspreiding van de Mesosauria is als
argument gebruikt voor de theorie betreffende
het 'verschuiven van de conti-
nenten’. Alfred Wegener, een meteoro-
loog, werd omstreeks 1910 getroffen
door de merkwaardige overeenstemming
van de kustlijnen aan beide zij den van de
Adantische Oceaan. Een artikel over paleontologische
aanwijzingen voor een
voormalige landbrug tussen Brazilie en
Afrika zette hem aan het denken. Hij
kwam tot de conclusie dat niet de land-
verbinding tussen Zuid-Amerika en
Afrika verzonken was, maar dat Zuid-
Amerika en Afrika aanvankelijk aan el-
kaar vast hadden gezeten en later uitel-
kaar waren gedreven. Hij zocht andere
bewijzen en wees onder andere op de verspreiding
van de Mesosaurus. Zoals hier-
boven reeds vermeld, komt deze voor in
afzettingen van zowel oostelijk Zuid-
Amerika als Zuid Afrika. Omdat in de
tijd van Wegener deze lagen geinterpre-
teerd werden als zoetwatersedimenten,
was de Mesosaurus was voor hem dus een
zoetwaterdier. Als zoetwaterdieren waren
ze niet in Staat geweest de zoute Zuide-
lijke Adantische Oceaan over te zwem-
men. Dit zou er op duiden dat Zuidcotylosauriers
(zeer vroege reptielen) waren.
De mesosauriers hebben maar gedu-
rende een körte periode geleefd (Laat
Carboon - Vroeg Perm). Er wordt wel
eens verondersteld dat ze voorouders waren
van de ichthyosauriers (vishagedis-
sen). De gemeenschappelijke kenmerken
zijn echter eerder veroorzaakt door aan-
passingen aan het in het water leven, dan
door verwantschap.
Amerika en Zuid-Afrika aan elkaar vast-
gezeten hadden. Wegener veronderstelde
nu dat in een proces, dat begon in het
Mesozocum en dat voortduurt tot in de
tegenwoordige tijd, een enorm supercon-
tinent (Pangaea) was uiteengescheurd en
dat de stukken daarvan uit elkaar waren
gedreven. Zuid-Amerika en Afrika werden
van elkaar gescheiden in het Krijt.
Deze theorie Staat bekend als het 'ver