
[TEYLERSl
kleine vonkjes die een kniiperend geluid
maakten. Ook bleek hem dat een aan de
bol bevestigde linnen draad de elektrische
werking over een afsrand van meer dan
een meter kon verplaatsen, waarmee een
eerste aanwijzing was verkregen voor het
verschijnsel van de stromende elektrici-
teit.
De betekenis van Gericke mag ook weer
niet overdreven worden. Zijn experimenten
met de zwavelbol hadden namelijk
betrekking op het verschijnsel zwaarte-
kracht. Waarschijnlijk was Gericke zieh
nauwelijks bewust van het feit dat hij met
een elektriseermachine bezig was. In
1671 bood hij Leibniz een model van zijn
dekking dat ook diamant en git een der-
gelijk gedrag vertonen.
Gilben breidde de lijst van elektriseerbare
stoffen aanzienlijk uit. Hij wist er talrijke
mineralen, maar ook stoffen als glas, zwa-
vel en schellak, aan toe te voegen. Hij be-
proefde de werkzaamheid van allerlei
wrijvingsmedia en stelde vast dat zijde,
wol en de droge handpalm de beste resul-
taten gaven. Ook het arsenaal van de stoffen
die gevoelig zijn voor de aantrekkende
werking wist hij aanmerkelijk uit te brei-
den. Gilbert ontdekte dat zelfs vloeistof-
fen als olie en water niet onbewogen ble-
ven onder de invloed van een naburig
geelektriseerd lichaam. Aanraken met papier,
linnen of water vernietigde de elek-
triciteit, maar waarom water wel en de
veel lichtere olie niet was een compleet
raadsel. In feite was het hele gebeuren nog
steeds een mysterie maar de kracht van de
experimentele methode werd door Gilbert,
die nog een hele serie andere waar- .
devolle zaken aan het licht bracht, duide-
lijk aangetoond. Zijn aanpak stond in veel
opzichten model voor de onderzoekers
die na hem kwamen en waarvan we een
enkeling die past in het kader van ons ver-
haal kort zullen memoreren.
Een bijzondere vermelding verdient zeker
die andere amateuronderzoeker Otto Gericke
(1602-1686). Ditmaal geen hofarts
maar een burgemeester en wel die van
Maagdenburg. De man figureert nu nog
in onze natuurkundeleerboeken als een
soort folklore met zijn halve-bollen-expe-
riment. In feite heeft hij minstens twee
zeer belangrijke uitvindingen op zijn
naam staan: de luchtpomp en de elektriseermachine.
Over laatstgenoemde on-
derwerp verscheen in Amsterdam in
1672 een publikatie van zijn hand waarin
ook melding wordt gemaakt van een ge-
heel nieuw fenomeen: de elektrische af-
stoting! Hierdoor kwamen bepaalde
ideeen over een mogelijke relatie tussen
elektrische kracht en zwaartekracht lelijk
in de knel te zitten. De burgemeester
maakte het zelfs nog wat ingewikkelder.
Hij had namelijk ontdekt dat eenzelfde
voorwerp zowel aangetrokken als afgesto-
ten kon worden. Als hij een gewreven
zwavelbol boven een veertje hield dan
werd dit aangetrokken tot het moment
van contact. Daarna werd hetzelfde veertje
afgestoten. Een zo onbegrijpelijk gedrag
dat Gericke tot de slotsom kwam dat
de bol blijkbaar zelf besliste of hij zou
aantrekken dan wel afstoten. De elektriseermachine
van Gericke stamt uit 1660.
Hij bestond uit een op een as gemon-
teerde zwavelbol, die geelektriseerd werd
door wrijving met de droge handpalm.
Gericke was de eerste die waarnam dat de
bol in het duister licht gaf als gevolg van
Maar het historische proces was niet meer
te stoppen. In 1675 doet Newton zelf een
belangrijke duit in het zakje door te laten
zien dat glas een veel krachtiger werking
vertoont dan zwavel. Eigenlijk was hij al-
leen geinteresseerd in de lichtverschijnse-
len in het kader van zijn beroemde Studie
naar het wezen van licht en kleur. Dertig
jaar later pakte Francis Hauksbee senior
deze draad weer op. Behalve door Newton
werd hij gei'ntrigeerd door de waar-
2. Elektriseermachine zoais deze omstreeks 1709
door Hauksbee ontwikkeld werd
neming van de Franse astronoom Jean
Piccard van flauwe lichtverschijnselen in
het vacuüm boven het schommelende
kwik van een barometer. Toen Hauksbee
zijn onderzoek naar dit ‘kwiklicht1 in
1705 begon was er niemand die een verband
legde met de elektriciteit. Al snel
werd duidelijk dat het glas ook zonder
kwik tot lichten gebracht kon worden, zij
het met een ander karakter, als het met
wol of de droge handpalm gewreven
werd. In 1706 legt Hauksbee het verband
met de elektriciteit en in datzelfde jaar
komt hij met de eerste serieuze elektriseermachine.
Stephen Gray (1666/67-1736) stelde
vast dat elektriciteit van het ene voorwerp
kan worden overgedragen naar het
nadere, waarbij sommige materialen de
elektriciteit veel beter transporteren dan
andere. Gray deed nog een andere zeer
belangrijke ontdekking. Het was bekend
dat de werking van een geelektriseerd lichaam
längs een geleidende draad ver-
plaatst kon worden. Gray ontdekte dat
de draad geen contact hoefde te maken
met het betreffende voorwerp. Ook
wanneer de draad dicht in de buurt werd
gehouden vertoond het andere uiteinde
een aantrekkende werking! Een verschijnsel
dat bekend zou komen te staan
als elektrostatische inductie of influen-
tie. Gray was de eerste dien opmerkte
dat de elektriciteit zieh bij holle geleiders
steeds aan de buitenkant ophoudt. In
apparaat aan. Men neemt aan dat deze
het verband heeft gelegd met de elektriciteit.
Robert Hooke en Robert Boyle waren
waarschijnlijk betrokken bij de intro-
ductie van het werk van Gericke in
Engeland. Het baarde weinig opzien.
3. Onderzoekingen naar statische elektriciteit volgens de theorien van Hauksbee, Gray en Dufay, 1744
1. Elektriseermachine met zwavelkogel door Otto Gericke, 1672