
5. Trtelpagina urt:
J.D. Hooker, The botany
of The Antarctic
Voyage, Londen 1847.
10
THE BOTANY
T H E A N T A R C T IC V O Y A G E
U M. DISCOVERY SHIPS ERSBUS AND TERROR,
IN'THE YEARS li
CAPTAIN SIR JAMBS CLARK ROSS, Kt., R.
JOSEPH DALTON HOOKER, M.D., R.N., F.L.S,
met de eerste wereldreis van kapitein James Cook. Zijn naar aan-
leiding van de reis met de Endeavour geplande Florilegium zag
nooit het licht.
Net als Linnaeus maakte Sir Joseph Banks gebruik van verzamelaars
die hem planten en dieren toezonden. In de periode tussen 1770
en 1820 waren zo’n 126 verzamelaars over de hele wereld actief
voor zowel Banks als de Royal Garden te Kew. Sommige agenten
opereerden alleen, zoals William Roxburgh, auteur van The coast
ofCoromandel; anderen reisden aan boord van schepen mee in een
gezelschap van wetenschappers. Sommigen hadden een nauw
omschreven taak: zo reisde kapitein William Bligh (1754-1817)
na bemiddeling van Banks en in opdracht van Westindische planters
naar Tahiti om daar de broodboom op te halen en deze over
te brengen naar West-Indie.
De expeditie (1801-03) van kapitein Matthew Flinders (1774-
1814) had als doel het in kaart brengen van de Australische kust.
Joseph Banks -beschermheer van de expeditie- stelde de arts Robert
Brown (1773-1858) als botanist aan; Ferdinand Bauer ging
als tekenaar mee aan boord van de Investigator. Brown publi-
ceerde na de reis Prodromus Florae Novae Hollandiae; Bauers
prächtige illustraties versehenen in een apart deel onder de titel
Illustationes Florae Novae H ollandiae. Joseph Dalton Hooker om-
schreef het werk van de gebroeders Bauer als het beste wat op botanisch
gebied was versehenen.
JOSEPH DALTON HOOKER (1817-1911)
Hooker was de zoon van de botanist en directeur van de Kew-tui-
nen Sir William Jackson Hooker (1785-1865). In 1839 vertrok
hij aan boord van de Erebus naar het Zuidpoolgebied. De expeditie
(1839-1843) stond onder leiding van kapitein James Clark
Ross (1800-1862). Behalve de Antarctische wateren verkende de
expeditie ook de Falkland-eilanden, Tasmanie en Nieuw Zeeland,
gebieden die in deze periode ook door mensen als Charles Darwin
en John Gould werden bezocht. Veel van het botanisch ma-
teriaal dat Hooker tijdens deze reis verzamelde, kwam van nog
niet eerder geexploreerd gebied. Hooker publiceerde zijn bevin-
dingen in onder andere Flora Antarctica, Flora Novea-Zelandiae
en Flora Tasmaniae. Deze werken zijn ook bekend onder de titel
The botany o f the Antarctic Voyage o fH .M . Discovery Ships Erebus
an d Terror. D it uit 6 delen bestaande werk vestigde Hookers naam
als botanist. De lithografieën zijn vervaardigd door W. Fitch
(1817-92), naar schetsen van Hooker.
Zijn bijdrage aan de Indiase flora leverde Hooker onder andere
met zijn Rhododendrons o f Sikkim -Himalaya (1849). Hooker
reisde drie jaar door de in de Himalaya gelegen staten Sikkim en
Nepal. Samen met Thomas Thomson trok hij door de bergen van
Assam. Over zijn reisbevindingen sch'reef hij zijn aan Charles
Darwin opgedragen Himalayan Journals (1854).
ALEXANDER VON HUMBOLDT, EN HET GROENE MEDICIJN
Van een ander werelddeel afkomstig zijn de planten die Alexander
von Humboldt (1769-1859) samen met de Frarisman Aimé Bon-
pland verzamelde tijdens hun vier jaar durende reis (1799-1804)
door oerwouden en over bergen: meer dan 60.000 van het Zuid-
amerikaanse continent afkomstige soorten waarvan 6000 nog on-
bekend waren in Europa, inventariseerden en beschreven zij.
De overkoepelende titel van het verslag van deze reis luidt Voyage
aux régions équinoxiales du Nouveau Continent, fa it en 1799-1804
p a r A . de H um boldt et A . Bonpland (1805-34). Een achttiental delen
behandelt de botanie. Titels in deze reeks zijn onder andere
Plantes équinoxiales, Nova Genera, Mimoses en Mélastomacées.
Een van de door Von Humboldt beschreven boomsoorten is de
Cinchona condaminea. U it de schors van deze boom won men het
koortswerende kinine. Bij de O rde der Jezuïeten was het gebruik
van kinine al in de 17de eeuw bekend. En in de London Pharmacopoeia
van 1677 Staat de uit Peru afkomstige soort vermeld onder
de naam Corticis Peruvini.
Voor landen als Holland, Engeland en Frankrijk was de cinchona
een begeerde plant daar malaria in hun koloniën éfidemisch was;
de ziekte veroorzaakte jaarlijks een groot aantal doden (nog steeds
sterven er per jaar zo’n twee miljoen mensen aan malaria tropi-
cana). Het waren de Hollanders en niet de Engelsen die er als eer-
sten in slaagden om een aantal jonge planten te laten groeien op
Java. Een grote hoeveelheid zaad uit Bolivia kwam in 1865 via de
handelaar Charles Ledger in handen van de Hollanders. Met de
al eerder verkregën planten beheersten de Nederlanders al snel de
wereldhandel in kinine.
De schors van de ‘koortsboom’ waaruit kinine werd gewonnen,
is een geslaagd voorbeeld van migratie in de botanie door tussen-
komst van de mens. I
LITERATUUR
W. Blunt, The new naturalist: the a rt o f botanical illustration, London, 1950
C.R. Boxer, The Dutch Seaborne Empire, 1600-1800, London 1965
R. Desmond, The European Discovery o f the Indian Flora, New York 1992
A. von Humboldt, Alexander von Humboldts Amerikaanse ontdekkingsreis,
1799-1804, Baam 1990
D. Ph. Miller e.a., Visions o f Empire, New York, 1996
C. Nissen, Die botanische Buchillustration, Stuttgart 1966
G. Saunders, Picturing plants, London 1995
W.T. Steam, Botanical exploration till the time of Linnaeus, in: Proceedings
oftheUnnean Society o f London, vol. 169 (1-3), 1956-57, The Linnean Society,
London 1958
de nadagen van
het Romeinse Rijk
Door P. A. H. Beliën De oudste door mensenhanden gemaakte voorwerpen in Teylers Museum (uit
de tweede eeuw voor Christus) zijn te vinden in de collectie munten en penningen in het Numismatisch
Kabinet. Deze verzameling bevat ook een aantal munten geslagen vlak voor de val
van het westelijk deel van het Romeinse Rijk. Hieronder bevindt zieh een zeer zeldaam muntje
van keizer Anthemius (467-472 n.Chr.). Hiervan zijn er, naar mijn weten tot op heden nog maar
zeven van bekend. Met deze laatste munten als exeuus wil ik in dit artikel wat dieper ingaan
op de voor de Romeinen zo traumatische gebeurtenissen in de vijfde eeuw na Christus.
11
Er was in deze tijlj weinig meer over van
het eens zo mächtige Romeinse Rijk. Bar-
baarse stammen staken zonder dat jemand
ze tegenhield met tienduizenden
tegelijk de voormalige grenzen over en
plunderden naar hartelust het platteland
en de eens zo welvarende steden. Alleen
in het oostelijk deel van was nog sprake
van een goed georganiseerd bestuur. De
keizers hiervan resideerden in Constan-
tinopel (het huidige Istanbul), dat in deze
periode meer dan 500.000 inwoners
moet hebben geteld. Ze was günstig gelegen
op een kruispunt van belangrijke
wegen die de rijkste provincies van het
Rijk doorkruisten. Hier werden goederen
verhandeld afkomstig uit verre streken,
en de pracht en rijkdom van de stad werden
alom geroemd (afb. i ) . In het westen
gingen de zaken minder goed. Rome was
nog steeds in naam de hoofdstad van het
Romeinse Rijk, maar het verval was
reeds ingetreden. Het inwonertal was te-
ruggelopen, gebouwen vervielen en haar
mächtige muren werden nog alleen nog
maar provisorisch gerepareerd. In 408
vielen Visigothen met aan het hoofd hun
koning Marie, Italie binnen. Detoenmalig
West-Romeinse keizer Honorius (393-
423) moest vanuit zijn paleis in Ravenna
hulpeloos toezien hoe Rome tot driemaal
toe belegerd werd door de Gothen (afb.
2). In 410 n.Chr. gebeurde wat niemand
voor mogelijk had gehouden: Rome, de
eeuwige stad, werd door de Gothen inge-
nomen en geplunderd. Dit bracht een
enorme schok teweeg in het gehele Romeinse
R p i Hieronymus, kerkvader en
een tijdgenoot, schreef: ‘Dit is het einde
van de wereld. Gevallen is de stad waar-
voor eens de wereld gevallen is’ ( ‘capta
est urbs quae totum cepit orbem').
De Gothen verlieten Italie in 412 en in de
jaren die volgden kon het West-Romeinse
Rijk zieh weer enigzins hersteilen. Van
een volledig herstel was echter geen
sprake, langzaam maar zeker ging het
bergafwaarts. Een opeenvolging van bur-
geroorlogen en invallen zorgden ervoor
1. Solidus (goud 21,3 mm; 4,470 gram),
Theodosius II (402-450), keizer van het
oostelijk deel van het Romeinse Rijk, geslagen
in Constantinopel (408-420
n.Chr.), vz.: portret van de keizer in wa-
penrusting; kz.: personificatie van de
stad Constantinopel (RIC. X. 202). (Coll.
Teylers Museum, inv.nr. 9730).
[TEYLERS]