Interessant is ook dat Alberti de aandacht vestigt op
het gebruik van de convexe of bolle Spiegel. Hij merkt
hierbij op, dat in de bolle Spiegel de kleuren verbonden
worden en dat er een grotere eenheid in het beeid
ontstaat. Deze bolle Spiegels waren in de Italiaanse
Renaissance zeer in trek en op menig schilderij is te
zien hoe de schilders geboeid waren door de
ruimtevergrotende werking van deze convexe Spiegels
en bollen.
In de Zuidnederlandse kunst is een bekend voorbeeld
het dubbelportret van Amolfmi en zijn vrouw door Jan
van Eyck. In de bolle Spiegel achter het echtpaar is in
zeer klein bestek de gehele ruimte met de figuren op de
rüg gezien afgebeeld.
Jan van Eijck, Dubbelportret van Giovanni Amolfmi en zijn
vrouw, 1434 Londen, National Gallery
De rechthoekige zgn. zwarte Spiegels in zakformaat
werden speciaal aanbevolen voor de landschaps-
schilders, omdat door de verkleinende werking een
meer geconcentreerd beeid ontstaat.
De verrassende effecten, die met gebogen spiegel-
opperblakken en door het speien met de perspectief
bereikt kunnen worden, zijn aanschouwelijk gemaakt op
de tentoonstelling Anamorfosen, die in 1975 in het
Rijksmuseum werd gehouden.
De optische kenneis is van atelier naar atelier en van
generatie op generatie doorgegeven.
In het eind 18e eeuwse Teylers Museum, waar die
boeiende samenwerking bestaat tussen kunsten en
wetenschappen, mag men verwachten bewijzen te
vinden van de toepassing van de optica in de
schilderkunst. En inderdaad vinden wij een bevestiging
bij Wybrand Hendriks, ‘kastelein van de Fundatie en
opzichter van het Kunstkabinet’ in Teylers Museum
van 1785 tot 1820. In 1817 bijvoorbeeld vermelden de
notulen van Directeuren van Teylers Stichting dat de
Camera Obscura die zieh op het plat van het museum
bevond moest worden afgebroken wegens bouwvallig-
heid. Bij zo’n camera obscura moeten we denken aan
een soort gesloten telefooncel met door het dak een
periscoop met lens. Op een horizontale tafel waaraan
de kunstenaar gezeten was werd een beeid
geprojecteerd, zoals op de glasplaat van een fototoestel.
De lijnen van het tafereel konden worden overgetrokken
en vormden zo de perspectivische constructie van de
voorstelling.
Camera Obscura. Afbeelding uit de Encyclopédie van Diderot en
d’Alembert, ± 1 7 5 4
Helaas zijn er geen schilderijen of tekeningen van
Hendriks bewaard gebleven die een panoramisch beeid
van Haarlem en de omgeving te zien geven. Mogelijk
heeft hij de werking van de Camera Obscura ook
gedemonstreerd aan de leerlingen van de Haarlemse
tekenacademie, waarvan hij directeur was. Dit was een
instelling die van Pieter Teyler van der Hulst tijdens
zijn leven de beschikking had gekregen over het huis
Hulst, zijn vroegere woonhuis naast het Fundatiehuis in
de Damstraat no. 21.
Als het kamertje op het dak wordt afgebroken is
Hendriks al 73 en zal hij niet zo vlot meer op het
museum geklommen zijn.
In de 19e eeuw raakte de methode van de camera
obscura meer en meer in onbruik, hoewel het voor
Hildebrand nog een goede titel was voor beeidende
beschrijvingen van het Haarlemse leven.
Hendriks heeft echter een verderstrekkend gebruik van
de optica gemaakt. Zijn relatie met Van Marum als
directeur van de physica was goed en wat ligt dan meer
voor de hand dan het gebruik door Hendriks van de
aanwezige optische instrumenten. Het bekende
schilderij van de ovale zaal in Teyler omstreeks 1810
door Hendriks geschilderd bracht mij door de versterkte
perspectief en het groothoekbeeld op de gedachte dat
hierbij optische hulpmiddelen in het spei waren.
Het was voor de hand liggend te kijken bij Van
Marums spiegelcollectie en dan speciaal bij het
vanouds beproefde hulpmiddel van de bolle Spiegel.
Inderdaad bleek één van deze Spiegels een beeid op te
leveren dat goed vergelijkbaar was met het schilderij.
De Spiegel wordt hierbij afgebeeld en het resultaat van
een foto genömen op de as van de Spiegel.
Een vaste vitrine rechts maakt de foto wat moeilijker
vergelijkbaar als totaalbeeid, maar na een correctie van
de verticalen blijkt de perspectief goed te kloppen. Het
lijkt waarschijnlijk dat Hendriks het gespiegelde beeid
in de bolle spiegel heeft omgedraaid met een vlakke
Spiegel die hiertegenover werd opgesteld. Daardoor zag
hij over de bolle spiegel heen zowel de zaal in
werkelijkheid als het omgekeerde beeid van de bolle
spiegel weerkaatsen in de vlakke Spiegel. Het klinkt
ingewikkeld maar de Spiegels waren voorhanden en de
procedure sinds eeuwen in gebruik.
Alberti heeft in 1435 de kwaliteit en de lichtsterkte van
het beeid in de bolle spiegel juist beoordeeld. Er is nog
een schilderij in Teyler waarbij Hendriks zo’n spiegel
gebruikt kan hebben. Dat is het gezicht op de
binnenplaats van het Fundatiehuis met het dak van de
ovale zaal en de sterrenwacht. Hij heeft 35 jaar in dit
huis gewoond en het tafereel geschilderd vanuit de zgn.
kleine herenkamer. Ook hier is er sprake van een
beeldhoek vergroting.
De bolle spiegel in het museum door Wybrand Hendriks gebruikt
Een gespiegelde foto van de ovale zaal In de as van de bolle
spiegel opgenomen