
DEEL II.
HET LANDSBEDRI J F .
§ 1. STROOMVOORZIENING EN UITKOMSTEN.
a : a lg em e en s m ed ed e e l in g en .
Het is in dezen tijd van vooruitgang en steeds toenemende eischen, door
de menschelijke behoeften aan de techniek gesteld, vrijwel regel geworden,
dat electriciteit-bedrijven zich in een stijgende lijn van ontwikkeling blijven
bewegen. De praktijk heeft geleerd, dat, zoodra maar de gelegenheid tot
stroomafname wordt geboden, daarvan gretig,en in steeds toenemende mate
gebruik wordt gemaakt.
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat objecten als Bu i t e n z o r g
en S o ,e k a b o e m i uit een oogpunt van stroomdistributie niet begeerlijk
werden geacht en dat de verwachtingen niet uitgingen boven een, na een
aantal jaren te bereiken, maximumbelasting van 125 kW voor elk dier
plaatsen. Thans, na nog geen volle vijf bedrijfsjaren (de stroomvoorziening
in Buitenzorg begon in Juni 1925, die in Soekaboemd in October van dat
jaar) heeft de maximale belasting van beide plaatsen tezamen d'e 1100 kW
bereikt.
Gesteund door een dergelijke ervaring — al behoeft er zeker niet op te
worden gerekend-, dat de vermelde vcrhoudingscijfers tusschen verwachtingen
en uitkomsten overal even gunstig zullen uitvallen — en uit de overweging,
dat op den duur ook niet al dadelijk winstgevende gebieden er aanspraak
op hebben, in het genot te worden gesteld van al de gemakken, die de elec-
triciteit biedt, heeft het G E B E O definitief besloten om, in samenwerking
met het landsbedrijf, de r e s i d e n t i e Ba n t am voor elektrificatie te
ontsluiten. Tusschen het schrijven van dit verslag en het oogenblik van begin
dezer stroomvoorziening is in-tijd nog een groote stap te doen immers,
om de electrische energie uit de c e n t r a l e K r a t j a k alleen maar tot
B a n g k a s b i t o e n g te transporteeren moet, door het aanleggen van een
hoogspanningslijn, éen afstand van 55 km worden overbrugd, en dan is men
nog ver weg van S e r a n g ~ doch in redelijkheid kan wel worden aangenomen,
dat in de tweede helft van 1931 tenminste beide genoemde plaatsen
en P a n d e g 1 a n g van electrische verlichting en beweegkracht zullen
zijn voorzien.
Op den regel, dat een voor algemeene stroomvoorziening opgerichte
electriciteitonderneming op haar ontwikkelingsweg zelden blijft stilstaan,
heeft het landsbedrijf in verslagjaar eene goede illustratie gegeven. Niettegenstaande
een belangrijk mindere afname door den R a d i o d i e n s t
(rond 40% minder dan in 1928), vertoonde het totale stroomverbruik, ten
gevolge van sterk vermeerderde afname door de andere afnemers, in 1929
een grootere stijging dan het daaraan voorafgaande jaar.