¡III 12. Z. j. Drie Kreutzer.
Yoorz. gekroonde rijksadelaar met waarde aanduiding op de borst, gelijk bij No. 11.
MAT . I . I . G . EL . RO . IMP. SEM. AVG
Keerz.-drie naar elkander gekeerde wapenschilden, Bronkhorst, Batenburg, Stein.
(Roset) MONETA . NOVA. ARG. BAT . I . ST
ZB. Verz. de Voogt.. Afgeb, pl. 2 N°. 11.
Deze munt heeffc dezelfde type als die van Heer Willem, afgebeeld bij v. d. Chijs pl. 15 No. 55.
No. 125. Yarieteit.
Yoorz. MAT . I . D . G . E L . RO . IM . SEM. A Y .
Keerz. (roset) MONETA . NOYA . ARG. BAT . I . STY
De leenw (van Bronkhorst) is nu regts gekeerd.
ZB. Verz. de Voogt. Afgeb. pl. 2 No. 11^,.
Deze munljes komen ook voor Catal. Wellenheim No. 9363 en 9364, terwijl aldaar onder No. 9365 eene
Varieteit voorkomt met:
MATH . I . D . G . ROM enz., en keerzijde I . S
N°, 13. Anno 1620. Dubbele stuiver.
Yoorz. gekroond wapenschild met den dnbbelen arend, met een schildje op de borst,
waarop by Yerkade eene ster, doch hetgeen ik vermoeddat het wapen van Batenburg moet
wezen of van Bronkhorstterzijde van de kroon het gedeelde jaartal.
MO . NO . MAX. CO . D . BR . I . B .
Keerz. versierd kruis, in welks hart een wapenschildje met leeuw.
(roset) TANDEM . BONA . CAYSA (de A en Y 'en monogram) TRIYMPHAT
Z. Afgeb. Verkade, pl. 35 N°. 4.
N°. 14. Anno 1620. Dubbele stuiver.
Yoorz. gekroonde dubbele arend met het wapenschild van Batenburg op de borst,
tussehen 2 S ; terzijde van de kroon het jaartal.
. MO . NO . A R . MAX . C . D . BR . I . BA
Keerz. versierd kruis; in het hart een schildje met leeuw.
(roset) . DEYS . PROTECTOR . MEYS .
Z. Afgeb. Revue Beige, 1852, pl. 6 N°. 4.
Deze munt is klaarblijkelijk de getrouwe navolging van den Nijmeegschen dubbelen stuiver.
No. 15. Anno 1620. Dubbele stuiver.
Yoorz. groot gekroond wapenschild met den dubbelen arend, hebbende op de borst het
Batenburgsche wapenschild, tussehen
2 S
MO . NO . ARG . MAX . CO . D . B R . I . B
Keerz. geheel ander kruis dan op N<>. 1 4 , ook zonder het wapenschildje.
(Roset) DEYS.. PROTECTOR. MEYS . 1620 .
Z. Afgeb. Serrure t. a. p. pl. 13 N°. 3.